đ Hallo, Ed en Chris hier. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat. In deze nieuwsbrief zoomen we uit en duiden we onze veranderende wereld door de bril van de langetermijndenker en met de gereedschapskist van de speculatieve maker.
We hebben het afgelopen jaar veel geschreven over digitalisering en wat dit betekent voor onze democratische waarden, tradities en instituties.
Ook dit jaar zullen we onze gedachten hierover met jullie blijven delen, maar we willen ook wat meer aandacht besteden aan die andere tektonische verschuiving in onze samenleving: de opkomst van de Homo Romanticus.
De andere twee archetypen zijn de Homo Nobilis, het archetype dat dominant was in de Middeleeuwen, en de Homo Economicus, het moderne archetype dat nu langzaam terrein verliest.
De archetypen kan je begrijpen als een soort mens- en wereldbeelden die dominant waren in een bepaalde periode in de Westerse geschiedenis. Maar ook als ze langzaam hun culturele invloed verliezen, verdwijnen ze niet helemaal. Ze zijn alle drie nog steeds onder ons, en zitten nog steeds in ons.
Maar wat is zoân cultureel archetype eigenlijk? Hoe kan je âm begrijpen? Wat zeggen deze archetypen over onszelf, over de wereld die we achter ons laten en over de samenleving van morgen?
Deze week dus wat cultuurfilosofische overwegingen over onze archetypen, hoe ze te begrijpen en hoe ze te gebruiken om de toekomst in kaart te brengen.
â» HOMO ROMANTICUS âŒ
Dit stuk is onderdeel van een nieuwe redactionele categorie waarin we schrijven over ons verschuivende mens- en wereldbeeld en wat dit betekent voor onze toekomstige samenleving. Zie hier voor meer artikelen in deze reeks.
Wat zijn Archetypen?
đż
Zoals de vaste lezers onder jullie weten, zijn we op het spoor van de Homo Romanticus gekomen toen we tien jaar geleden veel in Tokio werkten. Na maanden hard werken liep met name Christiaan tegen iets aan, iets wat hem uit balans bracht, een soort onzichtbare muur. Omdat hij in Indonesië ooit de volle spanningsboog van de cultuurschok had doorlopen, kon zijn ongemak relatief snel geduid worden.
Cultuurschok voelt alsof je jezelf door een dik, onzichtbaar, krachtenveld heen worstelt. Het is een sterke weerstand die altijd en overal terugduwt. Alsof de plek waar je bent en jijzelf wederzijds allergisch voor elkaar zijn. Tegenpolen. Alsof, na je zoveelste faux pas, je omgeving je herkent als een binnendringer en je z.s.m. wilt afscheiden. Dit krachtenveld, dat is dus cultuur.
Of beter gezegd, het is jouw cultuur die botst op de cultuur van de mensen om je heen. Ergens botst jouw set aan normen, waarden, esthetiek, ideeën, aspiraties, smaakpallet, etiquette, gewoonten, verwachtingen, tradities, enzovoort, op die van anderen. En dat is heftig, want je over (een deel van) je eigen culturele pallet heen zetten is geen sinecure, het is een emotionele achtbaan. De meeste mensen gaan dit uit de weg, daarom zijn expats zo losgezongen en is integratie vaker dan niet een intergenerationeel project.
Bron Sverre Lysgaard: Hier wordt voor het doorlopen van cultuurschock 12 maanden gegeven. Dit gaat wellicht op voor de expat-ervaring, de oppervlakkige aanpassing. Christiaan ervaring is dat het je eigen maken van een nieuwe cultuur, waarbij het leren van de taal de sleutel is tot echte adaptatie, ongeveer 24 maanden duurt.
Dat gezegd, liep Christiaan in Tokio opnieuw tegen iets aan. Maar met zijn Indonesië-ervaring als spiegel gingen we op zoek naar waar hij in Tokio precies tegenaan liep en wat dat ons kon vertellen over onszelf.
âAfter some soul searching, some making an ass out of myself, and a lot of discussion with my colleagues, I came to suspect that there were a couple of things â letâs call them first impressions (although they differed very little from prejudices) â about this city that were throwing me off balance.
First there was Tokyoâs extraordinarily generic cityscape; second there was an apparent lack of urban turmoil and individual temperament; third came my impression that Japan was a country of role-playing and decorum; fourth was my estimation that Tokyo was not a cosmopolitan city; and finally, it seemed to me that a large part of Tokyoâs populace was chronically exhausted.
Together these impressions were somehow offensive to me. But why?â
Het antwoord, zo concludeerden we, was dat deze impressies aanbotsten tegen de innerlijke Romanticus in Christiaan.
Maar wie was die innerlijke Romanticus precies? Waar kwam hij vandaan? Zat die in ons allemaal? En zaten er wellicht nog meer van die culturele âpersonagesâ in ons verstopt? Zoekend naar antwoorden legden we de basis voor ons historisch-futuristische denkraam.
Omdat de innerlijke Romanticus zichzelf zo sterk roerde in Tokio, vermoedden we dat het een significante culturele kracht, of culturele subset, vertegenwoordigde in ons Westerse culturele spectrum. Maar hoe konden we hier precies over nadenken?
Toen we de literatuur indoken werden we deels in ons vermoeden gesterkt. Zo schrijft Isaiah Berlin in zijn essay âThe Roots of Romanticismâ het volgende: âThe importance of Romanticism is that it is the largest recent movement to transform the lives and the thought of the Western world. It seems to me to be the greatest single shift in the consciousness of the West that has occurred.â
Maar wat is dan precies die verschuiving waar Berlin over schrijft, en wat was er daarvoor?
Aan een definitie van de Romantiek waagt Berlin zich niet, daarvoor is de beweging volgens hem te tegenstrijdig, te veelzijdig en te dubbelzinnig. Want wat hebben bijvoorbeeld Shelleys Frankenstein, Thoreauâs Walden, Hitlers nationaal-socialisme, Debords Situationalist International en Blattyâs The Exorcist met elkaar gemeen? Dat is lastig te zeggen, en toch zijn de hier genoemde/ideologieĂ«n allemaal doorspekt met Romantiek.
Wat Berlin wel zegt is dit: âthe romantic movement was just such a gigantic and radical transformation, after which nothing was the sameâ, waarna hij poogt de transformatie te beschrijven, zonder âm vast te pinnen.
Isaiah Berlin (01909-01997). ‘The Roots of Romanticism’ was oorspronkelijk een zesdelig lezingenreeks gegeven in 01965. Hier kan je ze horen. Geen straf, want de opnames zijn van goede kwaliteit en Berlin’s erudiete Engelse is heerlijk om naar te luisteren.
De meeste historici beschrijven de Romantiek als een cultuur-brede beweging, of maatschappelijke verschuiving, die zo halverwege de 18de eeuw opkwam in Europa en de Westerse beschaving in verandering bracht. Zo benadrukten Romantici de subjectieve ervaring en relativeerden ze de objectieve meetbaarheid, vonden ze zich niet in de vooruitgangsgedachte en waren ze kritisch op rede en technologie, ze verwierpen helderheid, omarmden het dubbelzinnige en verkozen mystiek boven wetenschap.
Al deze aspecten, en nog veel meer, vormen wat filosoof Maarten Doorman de Romantische Orde noemt. Een soort culturele ordening binnen de Westerse beschaving. In zijn keuze voor âordeâ refereert hij aan Michel Foucault, die in zijn werk ook verwijst naar culturele breuklijnen tussen wat hij epistĂšmĂš noemt. EpistĂšmĂš zijn volgens Foucault culturele patronen van praten, denken, doen en ervaren die corresponderen met historische perioden.
Nadenkend over shifts in consciousness, ordeningen en historische epistÚmÚs vonden we deze categorieën, hoe goed gevonden en beschreven ook, toch iets te afstandelijk. Alsof de Romanticus niet ook in ons huist. En alsof de Romantische waarden en normen in onszelf niet in samenspel opereerden met andere niet zo Romantische waardensets.
Wij kozen daarom voor âarchetypeâ, een set aan culturele patronen, gevangen in een soort modelmens. Een âstemâ die niet alleen de boventoon voerde in bepaalde historische perioden, maar die in sommige huidige contexten ook het hoogste woord heeft. Het is een culturele stem die dus ook in ieder van ons afzonderlijk huist, want uiteindelijk zijn we zelf de dragers van onze eigen cultuur, veel meer dan de artefacten die we nalaten.
Vervolgens vroegen we ons af welke innerlijke archetypen we allemaal nog meer in onszelf meetorsen. Het antwoord hierop kwam voort uit die eerdere ervaring met cultuurschok die Christiaan in Indonesië had.
Voordat hij de taal leerde en wegzakte in de culturele logica van zijn omgeving, botste zijn innerlijke Homo Economicus tegen de in Indonesië nog immer dominante Homo Nobilis. Dat gezegd, toen we de Homo Nobilis in kaart probeerden te brengen concludeerden we dat deze ook nog steeds aanwezig is in onze eigen cultuur, en dus ook in onszelf.
Terwijl we de culturele waardensets van de drie archetypen in kaart probeerden te brengen, probeerden we ook te bepalen hoe ze correspondeerden met bekende historische perioden. Het viel ons op dat de historische tijdsgewrichten waarmee de archetypen correspondeerden ook een soort van parallel liepen met sprongen in de ontwikkeling van de informatietechnologie.
In onderstaand schema hebben we kort samengevat hoe de archetypen zich verhouden tot de historische perioden waarin ze dominant waren en de toen heersende informatiecultuur. (âDe Gewortelde Tijdâ is de naam die we de speculatieve toekomstige periode hebben gegeven waarin de Homo Romanticus dominant wordt en waarin onze instituties zich hebben aangepast aan een digitale logica.)
Een andere manier om het schema te lezen is als een soort Maslow-piramide. Zo kon de Homo Economicus pas dominant worden toen aan de uitdaging van de Homo Nobilis â fysieke veiligheid â werd voldaan met de ontwikkeling van de rechtstaat. En zo kan de Homo Romanticus pas dominant worden als aan de uitdaging van de Homo Economicus â economische veiligheid â wordt voldaan.
De ontwikkeling van de verzorgingsstaat na 1900 en de welvaartsprong na de Tweede Wereldoorlog heeft de kracht van de Homo Romanticus in onszelf ook geen windeieren gelegd. Het is niet toevallig dat de civil rights movements, de counterculture movements en de hippies opkwamen in een tijd waarin de jeugd opeens genoeg tijd en geld had voor dit soort Romantische overwegingen.
De opkomst van de Homo Romanticus wil ook niet zeggen dat de Homo Nobilis niet meer onder ons is. Hij huist nog steeds in ieder van ons. Alleen is zijn âstemâ minder bepalend geworden voor ons denken en doen dan die van de andere twee archetypen. (Wellicht, als bijvoorbeeld ooit het erfrecht wordt afgeschaft, zal zijn stem zo zacht worden dat we hem misschien nog wel eens denken te horen mopperen, maar dat we hem al lang niet meer kunnen verstaan.)
Het denkraam stelt ons in staat om zowel historische als huidige culturele contexten te duiden, zoals we Poetins Rusland vorig jaar hebben geduid.
Ook kunnen we er gegronde scenarioâs en speculatieve werelden mee bouwen. Onze aanstaande illustratieve toekomstgids van Amsterdam in 02091 is een verbeelding van een wereld waarin ons denken en handelen vooral wordt geleid door het wereld- en mensbeeld van de Homo Romanticus.
En het denkraam maakt het mogelijk om hedendaagse problemen te signaleren en analyseren, en oplossingsrichtingen te ontwikkelen. Zoals ons denken over de democratische borging van het digitale publieke domein waarover we in het najaar veel hebben geschreven.
We willen overigens graag het volledige denkraam met jullie kunnen delen. Zo is het drieluik langer en coherenter dan het snelle schema hierboven. Ook werken we met allerlei aanvullende historisch-futuristische denkramen en modellen die bijvoorbeeld de interactie tussen disruptie en emancipatie inzichtelijk maken. Het zou tof zijn om elk artikel dat we schrijven te kunnen plaatsen in ons denkraam, en daarmee in het Lange Nu.
We zoeken alleen nog naar overzichtelijke manieren waarop we dit kunnen doen in een nieuwsbrief/online omgeving.
đ Hallo, Ed en Chris hier. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat. In deze nieuwsbrief zoomen we uit en duiden we onze veranderende wereld door de bril van de langetermijndenker en met de gereedschapskist van de speculatieve maker.
We beginnen het nieuwe jaar met vrolijk nieuws. We hebben de kunstmuur van de Tolhuistuin in Amsterdam Noord mogen behangen met een preview van de toekomstgids die we maken met graphic novellistJan Cleijne. Dit jaar komt de gids (eindelijk!) uit.
Als je de komende 3 maanden van het Buiksloterwegpontje Aâdam Noord in fietst, word je verwelkomd door een 30 meter lange toekomstdroom. Het is mooi geworden, al zeggen we het zelf, waarvoor dank aan de Tolhuistuin đđŸ
Om dit mooie begin van 02023 in te luiden hebben we deze week wat gedachten en reflecties op âpapierâ gezet over de stad als speculatief en futuristisch project.
â» SPECULATIVE PECULIARS âŒ
Dit stuk is onderdeel van een nieuwe redactionele categorie waarin we schrijven over de speculatieve kunsten en het futurologische vakgebied. Zie hier voor meer artikelen in deze reeks.
De Stad als Toekomstdroom
đź
Nergens is groei zo tastbaar als in een stad. Steden zijn kunstmatige plekken. Enorme artefacten waar de planetaire biosfeer niet meer is dan een echo van een lang vergeten droom. Een stad is een interieur. Een plek waar het sterrenlicht wordt tegengehouden door kunstlicht.
Of, zoals Rem Koolhaas het in Delirious New York verwoordde: âManhatttan is the product of an unformulated theory, Manhattanism, whose program â to exist in a world totally fabricated by man, i.e., to live inside fantasy â was so ambitious that to be realized, it could never be openly stated.â
Een stad is, in de kern, menselijke fictie. Fantasie. Deels geschreven in asfalt, glas, plastic, beton en silicium, deels in blogs, kranten, romans, kunst, ideologieën, wet- en kookboeken. De stad is een collectieve koortsdroom. Iets wat uit onszelf is voortgekomen. Het is een poging de wereld die ons gegeven is te overschrijven met ons eigen verhaal.
Tokyo Meltdown (02015), een tweeluik door Jasper van den Berg. Met meer dan 40 miljoen inwoners is de Tokyo Metropolitan Area de grootste menselijke nederzetting aller tijden. Het is een fantasmagorisch landschap, een pulserende droom. Op ieder gegeven moment stromen er miljoenen mensen, gigatonnen goederen en vele petajoules energie doorheen.
Steden zijn notoir moeilijk te navigeren. Het zijn plekken waar veel mensen verdwalen en moeite hebben om zich thuis te voelen. Dat is niet verwonderlijk, want hoe kan je je thuis voelen in een droom die niet de jouwe is?
Alles in een stad is bedacht, ontworpen, gemaakt, vervoerd, gekocht en gebruikt door mensen. Niets staat er zomaar, zoals een berg ergens staat. Of zoals, in vroegere tijden, een boom gewoon ergens kon staan. Alles in een stad is doorspekt met ontelbare lagen culturele betekenis. Alles heeft meerdere intenties, alles wordt driedubbel geclaimd. En je moet je overal op een of andere manier toe verhouden. Voor veel mensen is dit vermoeiend.
Voor andere mensen is de stad, juist vanwege de diepe culturele gelaagdheid, een warm bad. Een plek van ontdekking, raadselachtigheid, verwondering, inspiratie en ontmoeting. Een etalage van alles wat de mens mens maakt â een plek waar de condition humaine zichzelf in al zijn ontroerende en pijnlijke groteskheid manifesteert. Wij rekenen onszelf tot deze laatste soort.
Om deze redenen maakten we vroeger, voordat onze huidige futurologiepraktijk gestalte kreeg, samen met een groep vrienden subjectieve stadsgidsen, o.a. voor Beiroet, Amsterdam, Warschau en Tokio.
Het idee achter deze gidsen was dat steden diep emergente plekken zijn die onmogelijk objectief in kaart kunnen worden gebracht. Niet alleen omdat er op ieder gegeven moment te veel gaande is om te kunnen meten of berekenen, maar ook omdat het plekken zijn waar de ontastbare binnenwereld en de tastbare buitenwereld zich vermengen. Steden zijn immers zowel opgestapelde stenen als opgestapelde verhalen. Steden zijn diepe subjectieve zinkgaten in het objectieve weefsel van de werkelijkheid.
De enige manier om een stad te navigeren, zo schreven we in het voorwoord van Tokyo Totem, is om âm je eigen te maken. Om je eigen verhaal, je eigen subjectiviteit, te verweven met die van de stad. De subjectieve gidsen waren bedoeld als een soort gereedschapskist hiertoe.
Onze toekomstgids Amsterdam in 2091, die we maken met Jan Cleijne, ligt in het verlengde van dit oude gidsproject.
Het is uiteraard deels een poging om de historische trends en verschuivingen die wij zien om te zetten naar een positieve toekomstverbeelding. Door de trends te vertalen naar alledaagse toekomstige situaties, met alledaagse mensen, hopen we een beter inzicht te krijgen in wat de toekomst ons kan brengen.
Maar het is ook een poging om een nieuwe speculatieve of ideologische laag toe te voegen aan onze gezamenlijke verbeelding van wat een stad kan zijn, wat Amsterdam kan zijn, wat het in zich heeft. Een laag die hopelijk resoneert bij dromers, denkers en doeners die zich identificeren met de stad en deze willen verbeteren. Zodat fictie feit wordt.
(NB: bovenstaande beeld is een mock-up)
Net als de subjectieve gidsen is onze toekomstgids een gereedschapskist om je de stad eigen te maken. Want een stad is gebouwd op dromen en verhalen, waaronder die over de toekomst.
Een beproefde manier om een stad te navigeren is om in te tappen in de stad als literaire entiteit, of entiteiten, want vaak hebben ze er meerdere.
“Calvani is een van de mooiste van de Obscure Steden. Deze stad, die oorspronkelijk een conventionele architectuur had, stond vooral bekend om haar sombere weer. Op een dag werden een aantal prachtige kassen gebouwd om een tijdelijke botanische tentoonstelling te huisvesten.” â uit Alta Plana, de onmogelijke & oneindige [online] encyclopedie over de wereld van Schuiten & Peeters.
In De Duistere Steden, een stripreeks van François Schuiten en Benoßt Peeters, zijn steden architectonische mysteries, vol cruisende zeppelins, onmogelijk hoge wolkenkrabbers, eindeloze gelaagdheid, en labyrintische bibliotheken. De steden hebben kathedraalachtige interieurs zonder einde, afgewisseld met intieme werkplaatsen en huiskamers.
De esthetiek van De Duistere Steden bouwt voort op het werk van o.a. Jules Verne, M.C. Escher en Jorge Luis Borges. Het is fictie, pure fantasie, maar het zijn tegelijkertijd formidabele gidsen naar steden als Parijs en Brussel. Door de onmogelijke complexiteit van steden als Parijs en Brussel aantrekkelijk te maken, esthetisch te duiden, geven ze je een emotionele ingang om je hier thuis te voelen.
De esthetiek van De Duistere Steden is verwant aan Steampunk, een subgenre in de speculatieve kunsten dat teruggrijpt op de 19de-eeuwse esthetiek van het Victoriaanse stoomtijdperk. Het is deels retrofuturisme, maar vooral alternative history â een stroming waarin men zich afvraagt hoe de wereld eruit had gezien als het linksom was gegaan, in plaats van rechtsom. Steden als Parijs en Brussel passen deze terugverlangende esthetiek als een handschoen.
Kunstenaar Jeroen van Kesteren bouwt deze fantastische steampunk luchtschepen van louter papier en karton. Zie er hier meer en in al hun minutieuze details en als je er een wil kopen ga langs bij Rademakers Gallery (Amsterdam).
Een andere metropool met een sterke speculatieve identiteit is Tokio. Tokio is mede vormgegeven door een krachtige cyberpunk-onderstroom. Het is, naast alle andere dingen die het uiteraard ook is, het dystopische decor van de cyborg-toekomst en de robot-Apocalyps. Maar cyberpunk is niet alleen decor. Het is intiem met de stad verweven. Het is de enige plek waar mensen, zonder blikken of blozen, zeggen te willen trouwen met een digitaal construct.
Cyborg Motoko Kusanagidaalt letterlijk af de stad in in Ghost in the Shell (01995). Deze anime was enorm invloedrijk en een enorme inspiratiebron voor de Wachowski’s toen ze The Matrix (01999) maakten.
Kaneda op zijn iconisch motorfiets met op de achtergrond Neo Tokyo in de anime Akira (01988), een van de beste animatiefilms aller tijden en een invloedrijk voorbeeld van Japanse cyberpunk.
Het is een toekomst die in het verlengde ligt van de groeisamenleving, waarin de planetaire biosfeer is overschreven door kunstmatigheid, door een droom die langzaam veranderde in een nachtmerrie. In ieder geval, dat zullen de Romantici onder ons vinden.
En dat is belangrijk, want de mensheid wordt Romantischer. De dominantie van de Homo Economicus is tanende. De Homo Romanticus is in opkomst â de betekeniszoekende mens die niets liever wil dan samenvallen met zichzelf, zijn gemeenschap en de natuur. De zoektocht naar economische veiligheid wordt steeds minder belangrijk, de zoektocht naar emotionele veiligheid steeds meer.
Het Bos en Lommerplein in 2091, een van de vele platen uit Alles Komt Goed. Voor het verhaal achter deze plaat zal je nog even moeten wachten op onze toekomstgids.
Onze aankomende toekomstgids heeft als werktitel: Amsterdam in 2091, Alles Komt Goed, Indrukken uit de Gewortelde Tijd. Het is een speculatief onderzoek naar hoe de wereld eruit zou zien als de Homo Romanticus dominant wordt. Wat gebeurt er als economische veiligheid niet langer het einddoel is, maar slechts het emotionele, gemeenschappelijke en ecologische welbevinden ondersteunt? En hoe vindt die culturele transitie plaats?
De gids is, zoals gezegd, ook een poging om Amsterdam een nieuwe speculatieve identiteit te bieden â of hiertoe in ieder geval een aanzet te geven. Het verkent ideologische en esthetische trends die passen bij een gelijkwaardige en duurzame samenleving. We vertalen ze naar allerlei toekomstige indrukken om onszelf in het hier en nu te inspireren. Zodat het onderdeel wordt van onze verbeelding van wat mogelijk is en zich vervolgens kan vertalen naar concrete praktijken.
Hoe gaaf als we over 10 jaar Amsterdam kunnen navigeren als een tastbare hallucinatie van een betere wereld?
Nieuwe Redactionele Opzet
đ
Het is jullie misschien opgevallen dat tussen de introductie en het hoofdartikel een redactioneel kadertje is toegevoegd, waarin staat dat het artikel valt onder een nieuwe redactionele categorie genaamd âSpeculative Peculiarsâ.
Deze week beginnen we namelijk met een nieuwe opzet voor de wekelijkse dosis langetermijndenken. Eentje die jullie beter meeneemt in ons historisch-futuristische denken. In ieder geval, dat is het idee: dat jullie het onderwerp waarover we schrijven beter kunnen plaatsen in het Lange Nu.
Naast âSpeculative Peculiarsâ, waarin we reflecteren op de speculatieve kunsten en het futurologisch vakgebied, hebben we de volgende drie categorieĂ«n geĂŻdentificeerd, die corresponderen met de drie belangrijkste verschuivingen van onze tijd:
âDe Turing Tijdâ, waarin we reflecteren op de fundamentele gevolgen voor de samenleving van de introductie van een nieuwe informatietechnologie.
âDe Homo Romanticusâ, waarin we schrijven over ons verschuivende mens- en wereldbeeld en wat dit betekent voor de samenleving.
âDe Poreuze Stadâ, waarin we schrijven over wat het allemaal betekent om duurzaam en natuurinclusief samen te leven.
Uiteraard zullen sommige artikelen aan meerdere verschuivingen raken. We hopen dat jullie zodoende een beter inzicht krijgen in ons achterliggende gedachtengoed en daarmee â als ons denken hout snijdt â in de krachten die onze samenleving voortstuwen.
Binnenkort zullen we ons online archief ook volgens bovenstaande categorieën gaan ordenen.
NB: âSpeculative Peculiarsâ was ook de naam van een programma dat Christiaan ooit maakte met curator Femke Lutgerink.
đ Hallo, Ed en Chris hier. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld daarom door de bril van de langetermijndenker en met de gereedschapskist van de speculatieve maker.
Welkom bij de laatste editie van dit jaar! Een kersteditie met een drietal fijne apocalyptische kijktips, want kerst en allerlei andere eindejaarsfeesten zijn apocalyptischer dan je misschien zou denken.
Happy Apocalypse
đč
Van oudsher worden er tijdens de donkere dagen verhalen verteld over spoken, gnomen en demonen die tevoorschijn komen en rondwaarden in onze wereld. Monsters die kinderen die niet zuiver en eerlijk zijn geweest meenemen naar hun onderwereld. De naderende jaarwisseling is letterlijk een eindtijd in het klein, met offers, rituelen en verhalen om ons door de donkere dagen een nieuwe tijd in helpen. Elk jaar weer.
In de Alpenregio wordt Sint Nicolaas vergezeld door Krampus. Een wezen uit de de pre-christelijke Germaanse mythologie, half-bok half-duivel, die kinderen door middel van angst en dreiging tot goed gedrag moet inspireren. Maar zoals vele heidense rituelen, zoals ook de kerstboom, is ook Krampus nu vooral onder ons in zijn gekerstende vorm.
Maar niet enkel de heidense eindejaarsfestiviteiten hebben apocalyptische vibes, het Christendom zelf staat ook bol van de apocalyptische verhalen, zelfs het verhaal van de geboorte van Jezus Christus kan geduid worden als een apocalyptische gebeurtenis: het Goddelijke wordt vlees en wordt deel van de aardse mensenwereld (lees er hier meer over). Maar dit strookt misschien niet helemaal met de associaties die we vandaag hebben bij de Apocalypse als allesvernietigende catastrofe.
De term apocalypse komt uit het Oud-Grieks, betekent openbaring of onthulling en is in vele spirituele en religieuze tradities terug te vinden. Vaak komt de openbaring via een droom of visioen en vertelt ze over een kosmische waarheid of voorspelt ze een toekomst, en vaker dan niet zijn apocalyptische visioenen verbonden aan verhalen over een eindtijd.
Onze moderne apocalyptische verhalen zijn hier een eigentijdse afspiegeling van, met als grootste verschil dat de hoofdrol niet is weggelegd voor kosmische openbaringen of goddelijke interventies, maar voor wetenschappelijke ontdekkingen en menselijke vindingrijkheid die zowel onze ondergang als onze redding kunnen betekenen. Dit soort moderne apocalyptische verhalen komen vooral voor in de sciencefiction.
Children of Men (02006) van Alfonso CuarĂłn is misschien wel de beste apocalyptische film ooit en op zichzelf al een cinematografisch meesterwerk. De film zou je kunnen zien als een eigentijds kerstverhaal waarin de ophanden zijnde geboorte van een kind de hoop en houvast is voor een onvruchtbare en ontrafelende mensheid. En mocht je ons niet geloven over de waarde van deze film dan kunnen Francis Fukuyama of Slavoj Zizek je wel vertellen waarom deze op je kijklijstje hoort.
Sciencefictionverhalen zou je als de mythos van wetenschap kunnen zien (zo vertelde Damien Walter in deze podcast). Waar de logos van de wetenschap gaat over het rationele, over âhoeâ iets werkt, over de methode, zoekt sciencefiction naar wat de mythos van de wetenschap zou kunnen zijn. Wat betekenen haar inzichten voor onze plek in het universum, wat zeggen ze over het âwaaromâ van ons bestaan? Zo is het niet voor niks dat ontzettend veel sciencefiction juist de mysteries en rafelrandjes van ons wetenschappelijke wereldbeeld verkent en er allerlei religieuze stijlfiguren en thema’s in te herkennen zijn (check de bovenstaande podcast als je meer wilt weten hierover).
Met dit in het achterhoofd leggen we hieronder drie (post)apocalyptische films en series onder de loep. Wat zeggen deze eindtijdverhalen over onze tijd, en over de nieuwe wereld die we aan de andere kant van de onthulling denken te zien? Ook het apocalyptische genre ontwikkelt zich namelijk en zegt iets over de tijd waarin we leven. Zo waren (post)apocalyptische films voorheen vooral actiefilms, denk aan Mad Max of Waterworld, over eenzame (anti)helden die tegen wil en dank het goede doen in een verder verrotte en geruĂŻneerde wereld. De onderstaande voorbeelden laten een heel ander verhaal zien.
Station Eleven
đ
I Remember Damage. And Escape. Then Adrift In A Strangerâs Galaxy For A Long Time. But Iâm Safe Now. I Found It Again. My Home.
August en Kirsten in het acteurskamp in afwachting van hun volgende optreden.
Station Eleven (02021-02022) is een urgente, mystieke en inspirerende serie die op vele fronten resoneert met onze tijd. In deze miniserie van tien afleveringen wordt in meerdere tijdlijnen en vanuit diverse karakters verteld over een grieppandemie die in zeer korte tijd het overgrote deel van de wereldbevolking uitroeit. Centraal in het verhaal staat een Shakespeareaans theatergezelschap dat zoân twee decennia na de pandemie elk jaar rond Lake Michigan reist en optreedt. Hoewel iedereen op zân hoede is voor ronddwalende vreemdelingen, trekt het hechte theatergezelschap erop uit in het verwilderde landschap met weelderig woest groen en uitgespannen luchten.
Het intrigerende aan de post-apocalyptische wereld van Station Eleven is dat hoewel alles houtje-touwtje is, het ook een zekere lichtheid bevat, in tegenstelling tot de grijzige, grauwe en verroeste esthetiek die we gewend zijn van het post-apocalyptische genre. In Station Eleven worden de overblijfselen van de beschaving kleurrijk en poëtisch hergebruikt.
Clark (als Claudius) en Elizabeth (als Gertrude) in een opvoering Hamlet.
Alle karakters zijn zoekende naar liefde en betekenis en worstelen met trauma. Dat is niet gek, want er is immers ontzettend veel verloren gegaan: geliefden, familie, maar ook een hele wereld, haar steden en haar cultuur. Sommigen voelen nostalgie, anderen zijn woedend en willen niks meer weten van de wereld van âervoorâ. Maar ze maken er wat van. âSurvival is Insufficientâ is niet voor niets een van de mantraâs van het theatergezelschap.
Voor alle karakters is rouw een terugkerend thema dat telkens op andere manieren naar voren komt, zoals in de woorden van Shakespeares Hamlet. Voor de kijker (voor ons althans) resoneert het op allerlei manieren met het ecologische verlies dat we nu in onze eigen tijd ervaren. De schoonheid van de serie is dat het ons niet alleen rouw toont, maar ook troost biedt. Zoals er troost kan zitten in een stad waar wij niet meer zijn, waar de straten leeg zijn en de natuur weer voorzichtig tevoorschijn komt.
They’re safer here, but I hope one day, they make their way out into the world.
Vesper op verkenning in de genetisch gemodificeerde wildernis.
De film Vesper (2022) vertelt over onze wereld na een ecologische ineenstorting. De mens heeft geprobeerd deze te bestrijden met genetische technologie, maar de technologie is ontspoord en heeft zich vervolgens gemengd met de wildernis. Dat resulteerde in een modderig landschap met kale bossen waarin alleen mos en aan het lab ontsnapte levensvormen lijken te leven. Vesper is een tienermeisje en een getalenteerd synthetisch bioloog die haar verlamde en zieke vader in leven probeert te houden.
Vesper in haar genetische werkplaats.
Wat er bijzonder is aan Vesper is niet zozeer het verhaal, het zit âm vooral in de worldbuilding. Vesper leeft in een wereld waar biologie de belangrijkste technologie is en waar de scheiding tussen elektronische gadgets en levende materie niet lijkt te bestaan. De esthetiek van al deze levende technologie zou je kunnen omschrijven als een soort kruising tussen de body horror van David Cronenberg (zie Crimes of the Future, 02022) en de betoverende bioluminescente natuur van James Camerons Avatar.
Vesper laat een wereld zien waarin de scheidslijn tussen natuur en technologie verdwenen is en wat de schoonheid daarvan kan zijn. Want tussen de grauwe dode wildernis is het juist de exotische synthetische natuur die betovert. Hoewel zij, net als de wildernis van weleer, allesbehalve ongevaarlijk is.
Een van Vesper’s creaties.
đș Meer informatie over Vesper en de trailer zijn te vinden op IMDb.
After Yang (02022)
đŠ
What the caterpillar calls the end, the rest of the world calls a butterfly.
Yang en Mika thuis.
Wie After Yang gezien heeft zal misschien verbaasd opkijken deze film in dit (post)apocalyptische lijstje te vinden, maar stel je oordeel nog even uit. De film gaat over een familie die omgaat met het verlies van Yang, een niet van mens te onderscheiden sibling-bot.
De film is een intiem, verstild portret van een gezin in een onbepaalde toekomst. Hoewel het sciencefiction is, zijn er geen epische vergezichten of glimmende technologie. Sterker nog, je krijgt eigenlijk bijna niks van de buitenwereld mee, de horizon komt vrijwel nooit in beeld, bijna alles gebeurt in warm getinte interieurs die ingericht zijn met natuurlijke materialen. Het huis van het gezin is een moderne bungalow, met veel hout, ambachtelijke keramiek, planten en een binnentuin. Eames met een Japanse touch. Zelfs de ritjes op de snelweg zijn in deze wereld zijn kalme uitstapjes in een zelfrijdende auto met een bemoste hoedenplak die geruisloos onder een rijkelijk begroeide overkapping doorzoeft.
Yang en Jake onderweg.
Iedereen in de film praat rustig, en lijkt nog net niet te fluisteren. Het voelt alsof er zich een Apocalypse heeft voltrokken, een grote tragische gebeurtenis waar iedereen nog van aan het bijkomen is. Vader vindt troost in zijn vak: het maken van thee, moeder werkt als botanicus, en Yang zorgde voor Mika. In de flinters die je wel van de buitenwereld te zien krijgt, zie je dat de natuur hier volop in ere is hersteld. De vraag die in de lucht blijft hangen is âten koste van wat?â
Het hele gezin: Jake, Kyra, Mika en Yang.
đș Meer informatie en de trailer van After Yang op IMBd.
Overigens zou je uit alle drie deze films ook veel Solarpunk inspiratie kunnen halen (om maar even een bruggetje te slaan naar de kersteditie van vorig jaar). Zoals de grote rol voor de natuur, al dan niet verwilderd, ambachtelijk of synthetisch. Of het meesterschap in zowel nieuwe technologieën als oud vakmanschap. En tot slot de rijkdom van de rituelen en aandachtig aanwezig zijn.
Deze drie apocalyptische verhalen onthullen alle een toekomst waarin de natuur weer lucht en ruimte krijgt en waar rouw, verlies en liefde de leidende emoties zijn in het zoeken naar betekenisgeving. Best een mooie kerstgedachte toch?
Happy Apocalypse en een gelukkig nieuwjaar!
â€ïž Ed & Chris
PS: Edwin deed dit najaar een TEDx Talk in Den Helder over het inzicht van de tijdreiziger. Je kan ‘m hier kijken.
đ Hallo, Ed en Chris hier. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld daarom door de bril van de langetermijndenker en met de gereedschapskist van de speculatieve maker.
đŠ In deze editie gaan we op zoek naar een gezonde planetaire stofwisseling. Leren we over de bouw van een moleculaire atlas van onze leefwereld – het exposoom -, hoe de natuur onze fabriek kan worden en delen we een indruk uit ons aanstaande boek.
Op het moment van schrijven is de biodiversiteitstop van de VN in Montreal in zijn laatste fase beland. Hoewel deze top wereldwijd lang niet zoveel aandacht krijgt als de Klimaattop van nog maar een maand of wat geleden, is de inzet urgenter en fundamenteler. Zonder biodiversiteit storten ecologische systemen namelijk in en daarmee ook de menselijke soort. Ook wij zijn immers onderdeel van de natuur, al wordt dat soms nog wel eens vergeten.
Naar aanleiding van de bijeenkomst in Montreal willen we onze verhouding tot de natuur eens overdenken, en onderzoeken wat er nodig is om het rijke leven op aarde veilig te stellen en te laten floreren. Eerst zullen we verkennen wat natuur eigenlijk is en hoe natuurbescherming eruit zou kunnen zien. Wat ons betreft zijn er grofweg twee natuurbeelden:
đïž De natuur als een ongerepte wildernis waar, idealiter, geen spoor van menselijke activiteit te vinden is. Natuurlijkheid als tegenhanger van de kunstmatigheid van menselijke cultuur, steden en industrie. Het natuurlijke staat voor het eigene, het spontane en het oorspronkelijke; het is de keerzijde van beschaving, opvoeding en conditionering. Dit natuurbeeld past in de moderne dichotomie natuur vs. cultuur, nature vs. nurture. De beschermingsstrategie die hierbij past is die van het hek. Een hek dat om het natuurgebied staat en de onschuldige natuur moet beschermen tegen oprukkende steden, de kwaadaardige industrie en intensieve landbouw.
Niemand bracht de oerwildernis beter in beeld dan fotograaf SebastiĂŁo Salgado, zie hier een van zijn platen uit zijn Genesis project.
đ§Ź De natuur als levende materie, als een evoluerend informatiepatroon dat in staat is zichzelf voort te planten en zich bewust te zijn. In deze visie is de natuur dat wat leeft, van de kleinste eencellige tot de grootste walvis en alle manieren waarop ze met elkaar interacteren. De tegenhanger van de levende natuur is de âdodeâ natuur van rotsen, zand, water, gassen en alle atomen en anorganische moleculen.
In dit unieke op nanoschaal gefilmde videootje zie je een enzym (het witte blurpje) een sliertje DNA van een virus bewerken. Bron: BBSRC
Dit laatste natuurbeeld is existentiëler en inclusiever dan het inmiddels wat achterhaalde idee van de natuur als wildernis.
đ Existentieel, want tja, zonder leven is er letterlijk niks. Als er geen bewustzijn bestaat, geen enkele waarnemer van het universum, is dat universum er dan ĂŒberhaupt wel?
In Montreal is de strategie van âhet hekâ een van de belangrijkste prioriteiten. Zo wordt er door veel partijen ingezet op het 30×30 plan, waarbij in 02030 30% van het land- en zeeoppervlak beschermd moet zijn. Maar veel wetenschappelijke studies wijzen erop dat er eerder 50% bescherming nodig is (zie dit artikel in Time magazine) om de natuur een kans te geven zich te herstellen en de biodiversiteit veilig te stellen.
Dit is uiteraard superbelangrijk, maar het is niet genoeg.
Klimaatverandering en stikstof laten zich niet tegenhouden door een hek. Chemische vervuiling is alom aanwezig. Het zit in de producten die we gebruiken, de lucht die we inademen, het voedsel dat we eten en het water dat we drinken. Geen hek, afscheiding of mondkapje beschermt hier uiteindelijk tegen. Al deze giftige stoffen verstoren de gezondheid van het leven op aarde, van de kleinste plankton midden in de oceaan tot de mensendieren in de grote stad.
Planetary Detox
đŠ
Op zoek naar een gezonde planetaire stofwisseling
Een passende metafoor voor de natuur als grote, diverse, levende gemeenschap die overal om ons heen is, is die van de stofwisseling; een web van wisselwerkingen, van het metabolisme in onze lichamen en de intieme relaties met ons microbioom tot de voedselketens van enorme ecosystemen. Deze stofwisseling verbindt de levende natuur met de âdodeâ natuur. Veel van de voedingstoffen die het leven nodig heeft zijn immers mineralen, ijzer, water en zonlicht, al dan niet verpakt in een biefstuk of een blaadje sla. Sterker nog, het leven is ooit voortgekomen uit niet-levende chemische processen (een rabbit hole waar we een andere keer nog wel eens in zullen duiken).
Waar het op neer komt is dat op moleculair niveau het onderscheidt tussen levend en niet-levend eigenlijk niet echt bestaat. De mens en het leven zelf is een dynamisch chemisch proces dat continu stoffen uitwisselt met de moleculaire cocktail waarin we leven. Ook giftige en schadelijk stoffen vinden hierin op vaak onnavolgbare wijze hun weg en richtten op allerlei plekken schade aan. Dus als we een gezonde biosfeer willen, zowel in onze eigen lichaam als in de verste wildernis, dan moeten we de gehele planetaire stofwisseling aan een detox kuur onderwerpen.
Het ontgiften van onze maatschappij is echter geen sinecure. Alle productieketens zullen opgeschoond en gereorganiseerd moeten worden om de stofwisseling weer gezond te maken. Van grondstof tot afvalstof en van zaadje tot drol. Kringlopen dienen gesloten te worden en producten moeten zo gemaakt worden dat ze herbruikbaar, biologisch afbreekbaar en/of onschadelijk zijn.
Wat is hiervoor nodig? Om te beginnen hebben we een kaart nodig.
Het Exposoom: een moleculaire atlas van onze habitat
De moderne mens leeft in een radicaal ander soort omgeving dan onze voorouders, de jager-verzamelaars. Beiden behoren echter tot dezelfde menssoort, de Homo Sapiens, en hun DNA komt overeen. Echter, de moderne mens heeft last van hooikoorts en diverse voedselallergieën, iets waar onze voorouders geen last van hadden en waar nog levende jager-verzamelaarculturen ook geen last van hebben. Een van de oorzaken hiervan ligt in het verarmde microbioom van de moderne mens. De maar liefst 1 tot 2 kilo microben die op en in ons leven spelen een cruciale rol in onze spijsvertering en het opnemen van voedingstoffen. Biodiversiteit gaat dus niet alleen over de grote natuur buiten, maar ook over de kleine natuur diep vanbinnen.
Hierboven zie je de onderzoekers van Mason Lab met wattenstaafjes micro-organismen verzamelen in de metro van New York om daarmee het metagenoom van het New Yorkse metrostelsel in kaart te brengen. En wat blijkt, verschillende stations en wijken hebben een ander microbioom. Zo bleek de kimchi bacterie goed vertegenwoordigd in Korea town en bleek een van de stations die was ondergelopen tijdens Hurricane Sandy, maanden na dato op microbisch niveau nog steeds een mariene ecosysteem te zijn. Lees hier meer over het project of bekijk de metgenomische kaart van de New Yorkse metro.
Aan de Universiteit Utrecht hebben ze het Exposoom-project opgetuigd, een groot onderzoeksproject naar alles waar de mens zich aan blootstelt. Een enorme onderneming, want waren er in 02002 zoân 20 miljoen verschillende chemicaliĂ«n te vinden in onze leefomgeving, in 02019 waren dat er inmiddels zoân 156 miljoen. Sommige hiervan worden door natuurlijke processen gemaakt en andere door de chemische industrie, sommige zijn fantastisch, heilzaam en gezond, andere zijn schadelijk, giftig of zelfs dodelijk. Van veel van de nieuw geproduceerde chemicaliĂ«n weten we verontrustend genoeg niet wat ze met ons doen, terwijl ze wel in onze kleding, meubels, speelgoed, water, voeding, cosmetica en medicijnen zitten. We zijn dus ongewild onderdeel van een enorm chemisch experiment.
Veel van deze chemicaliĂ«n brengen onze stofwisseling en allerlei lichamelijke processen in de war, waardoor bijvoorbeeld onze hormonen uit balans raken (endocrine disrupting chemicals, EDCâs) en/of we obesitas, diabetes en andere ziektes krijgen. Maar ook depressie, Parkinson, kanker, hart- en vaatziekten, eigenlijk alles wat gemakshalve onder de morbide term âwelvaartsziektenâ valt, is (deels) te herleiden tot stoffen waar we ons gedurende ons leven aan blootstellen.
De natuur als fabriek: van petrochemie naar biochemie
đ§Ș
Het is belangrijk om in kaart te brengen wat slecht voor ons is. Maar van veel stoffen weten we dat al en daar moeten we dus zo snel mogelijk vanaf. Maar hoe dan? De industriĂ«le voedselvoorziening leunt sterk op pesticiden, kunstmest en antibiotica. Plastic is schadelijk als afval, maar veel producten en processen in onze moderne wereld zijn ervan afhankelijk. Zoals de houdbaarheid van voedsel of de hygiĂ«ne in ziekenhuizen. In het stuk âWhat would happen if we stopped using plasticâ op BBC Future wordt uitgebreid verkend waarom we nog niet zo makkelijk van plastics afkomen.
Voor zowel de productie van voedsel als materialen wordt er druk gebouwd aan een veel schonere keten. Beide leunen nu namelijk zwaar op de petrochemie, waardoor de gehele keten vervuilend is, van de winning, de raffinage en het gebruik, tot de uiteindelijke afvalfase. Wat als deze hele keten verduurzaamd wordt en louter gebaseerd is op biochemische processen? Kunnen we dan een betekenisvolle stap zetten in het detoxen van de planeet? Laten we om te beginnen eens kijken naar de kop en de staart van deze keten.
Biologische grondstoffen đŠ Als je grondstoffen niet van fossiele bronnen wil maken, zijn biologische bronnen dan een oplossing? In het BBC Future-artikel hierboven nemen ze textiel als voorbeeld. In 02018 was 62% van al het textiel synthetisch en dus van petrochemische origine. Nu zou je dit kunnen vervangen door natuurlijke grondstoffen zoals hennep of katoen, maar dan zou deze productie enorm opgeschaald moeten worden. Katoen verbruikt nu 2,5% van het wereldwijde landbouwareaal en 16% procent van alle insecticide. Met andere woorden, als de grondstoffen niet van onder de grond komen moeten we ze boven de grond kweken. En dit zorgt meteen voor meer druk op de levende natuur. Zelfs als we minder zouden gaan consumeren en zonder pesticiden kunnen werken, dan nog is er te veel ruimte nodig voor het kweken van alle grondstoffen op land voor acht miljard mensen.
Een andere route is wat sommigen de tweede domesticatie noemen. De eerste domesticatie verwijst naar het domesticeren van macro-organismen zoals planten (worden gewassen) en dieren (worden vee). De tweede domesticatie gaat over het domesticeren van micro-organismen zoals bacteriën, gisten en schimmels. In het kort komt het erop neer dat je als input suikers (koolhydraten) in een bioreactor stopt, en dat micro-organismen hieruit de gewenste chemische grondstof produceren. Het werkt hetzelfde als bierbrouwen alleen dan gecombineerd met digitale rekenkracht en synthetische microben. Deze suikers kunnen zowel uit eetbare grondstoffen komen, zoals mais, maar ook uit de niet-eetbare stengel van de mais, en dus ook uit grassen of andere biomassa.
De cel begrepen als fabriek.
De ideale oplossing zou zijn dat deze microbische fabrieken niet meer afhankelijk zijn van macro-organische inputs, maar dat er direct gewerkt kan worden met anorganische moleculen. Dit is al mogelijk. Zo is de Finse startup Solar foods begonnen met de certificering van een nieuw eetbaar eiwit, solein, dat gemaakt wordt uit lucht. Ze voeden hun micro-organismen met zonne-energie, CO2 en waterdamp uit de atmosfeer en een kleine hoeveelheid nutriënten. Een dergelijke oplossing zou letterlijk voedsel- en materiaalproductie los kunnen koppelen van de biosfeer, en daarmee geen beslag hoeven leggen op een landoppervlak, geen gif en antibiotica hoeven spuiten en geen kunstmest hoeven uitrijden. Een goeie oplossing, denken wij.
De bovenstaande technieken worden ook wel precision fermentation genoemd. Wij bouwden er anderhalf jaar geleden al eens dit toekomstscenario omheen en ook George Monbiot gelooft dat deze techniek de sleutel is in het veranderen van ons planetaire voedselsysteem (maar wat ons betreft dus ook ons materiaal-systeem). Recent is hij daarom het gezicht geworden van de Reboot Food campagne.
Biologische afvalverwerking đ± Stel dat je op een schone manier de benodigde materialen kan produceren, wat gebeurt er dan aan het einde van het leven van een gebruiksobject, na reparatie, hergebruik en recycling? Kan je alles biologisch afbreekbaar of onschadelijk maken? En zo ja, hoe dan?
Het probleem zit âm in de vaagheid van de term âbiologisch afbreekbaarâ. Want bijna alles is biologisch afbreekbaar als je maar lang genoeg wacht. Maar tien, honderd of duizend jaar wachten tot afval onschadelijk is gemaakt is nogal een verschil. Daarnaast is iets wat met biologische grondstoffen op ecologisch verantwoorde wijze gemaakt is, zoals een bioplastic, niet automatisch onschadelijk. Dat hangt allemaal af van hoe het verwerkt zal worden.
Uiteraard wil je ten eerste dat iets ĂŒberhaupt geen afval wordt, maar dat het gewoon weer een grondstof wordt voor de grote microbische brouwerij (microben lusten namelijk echt bijna alles, ook plastic), of dat het gecomposteerd wordt. Maar bij het circulair maken van deze ketens is het essentieel dat ze gifvrij worden. Want wanneer er gif in de cyclus komt, dan zit het uiteindelijk ook weer in de producten die je ermee maakt, of in de compost waar je je voedsel op groeit.
Echter, enkel technologisch vindingrijkheid is niet genoeg. Om deze transitie tot een succes te maken is een verandering van onze cultuur nodig.
Wanneer ons relatie met de natuur niet meer wordt gedefinieerd door het controlerende hek maar door een intieme stofwisseling dan zal dat wellicht ook betekenen dat we onze walgingsimpuls zullen moeten leren bedwingen. Dat vraagt nogal wat van de mens, want deze impuls zit diep verankert in zowel onze cultuur als natuur. Hieronder een speculatieve geschiedenis over hoe we misschien onze walging zouden kunnen overwinnen. Het fragment komt uit Alles komt goed, onze gids naar een mogelijk Amsterdam aan het eind van deze eeuw in wat ze dan de Gewortelde Tijd noemen. Maar voor dat de Gewortelde Tijd z’n naam kreeg moesten we met zân allen door iets heen.
Een geschiedenis
De Jaren van Walging
(02037-02047)
Toen de wereld, eind jaren dertig van deze eeuw, serieus begon te bouwen in synergie met de natuur kwam ook een wereldwijde tegenbeweging op. Een culturele tegenstroom van mensen die, volgens eigen zeggen, een sterke walging ervaarden naar de verwildering van de stedelijke omgeving. Ze klaagden over ongedierte, ziekten, hooikoorts en andere allergieën. Maar dat waren gelegenheidsargumenten, gaven ook zei vaak ietwat onwillig toe. Hun onderliggende klacht was walging. Het idee dat ze moesten samenwerken en samenleven met schimmels, bacteriën, amoebes, planten en beesten vervulde hen met een diepe emotionele weerstand.
Terugkijkend is de walging niet vreemd. Gedurende de hele geschiedenis hebben mensen geprobeerd om de natuur op afstand te houden. Zo waren de eerste wetten, vaak religieus van aard, hygiënische regels. Voorschriften over wat je wel en niet mocht eten, hoe je dit eten moest klaarmaken en over wanneer en hoe je je lichaam moest reinigen. Deze regels waren erg nuttig in een wereld zonder koelkasten, riolering, vaccinaties en antibiotica. Walging had een functie. Het zorgde ervoor dat je wegbleef van zaken die niet goed voor je waren. Maar, op de lange termijn, droeg het er ook aan bij dat we de natuur ondergeschikt maakten aan onze eigen belangen, wat bijna leidde tot de vernietiging van de aardse biosfeer.
Omdat deze zogenaamde toverboleet bijzonder aangenaam was in gebruik doofden de Jaren van Walging vanzelf uit. De snel voortschrijdende klimaatcrisis en natuurcrisis waren nu ook evident, voor iedereen, waar je ook woonde. Dus terug naar af was overduidelijk geen optie meer. Zelfs de meest fanatieke smetvrezige mopperkonten kozen op een gegeven moment eieren â of beter gezegd; paddoâs â voor hun geld. Het was een bevrijdend moment. Voor de wereld, maar vooral voor henzelf.
đ Hallo, Ed en Chris hier. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld daarom door de bril van de langetermijndenker en met de gereedschapskist van de speculatieve maker.
Deze week delen we wat gedachten over twee totaal verschillende boeken.
Allereerst het nieuwe boek van de nu 93-jarige JĂŒrgen Habermas. Zestig jaar na de publicatie van Strukturwandel der Ăffentlichkeit, zijn eerste en beroemdste boek, heeft hij een vervolg geschreven. Zoals vaste lezers weten is zijn eerste boek een inspirerend referentiekader voor ons, vooral voor ons denken over een beter Internet.
Vervolgens bespreken we een heel ander soort boek: een solarpunk novelle getiteld A Psalm for the Wild-Built, van Becky Chambers. Mocht Habermas toch iets te veel voor je zijn op de zaterdagochtend, schroom niet en scrol dan naar beneden. Het is een leestip voor donkere dagen. (Spoilers? Alleen qua worldbuilding, niet qua plot.)
Maar we beginnen met Habermas. Want als je op je 93ste nog kan knallen zoals je ooit op je 33ste knalde, dan verdient dat aandacht. Vooral van twee fanboys.
Return of the Habermas
đ
Maar eerst, een recap:
Op dit moment wordt het Internet zowel in Europa als in de VS hoofdzakelijk gereguleerd als een markt â als een louter transactionele ruimte. Dit is, denken wij, een kostbare vergissing.
Het Internet herbergt uiteraard markten. Plekken voor koop en verkoop. Maar het is veel meer dan dat. Het is een platform waar mensen samenkomen, informatie wordt gedeeld, sociale bewegingen ontstaan, normen en waarden zich uitlijnen en een gemeenschap wordt geproduceerd.
Kortom, het Internet is geen marktplaats maar iets anders: een zogenaamd publiek domein. Het moet dus ook als zodanig gereguleerd worden.
Het begrip âpubliek domeinâ komt uiteraard niet uit onze koker. Het kwam op tijdens de Renaissance, toen men behoefte kreeg aan transparante en openbare plekken voor informatie-uitwisseling die niet werden gedomineerd door lokale potentaten. Maar wij, en met ons vele anderen, hebben het begrip leren kennen via JĂŒrgen Habermas.
In 1962 werd zijn Strukturwandel der Ăffentlichkeit gepubliceerd. In het Nederlands vertaald als De structuurverandering van het publieke domein, hoewel Ăffentlichkeit ook wel wordt vertaald als âopenbaarheidâ. Het was Habermasâ eerste boek, alsook zijn meest invloedrijke.
In Strukturwandel der Ăffentlichkeit beschrijft Habermas het publieke domein in de 18de eeuw, de eeuw waarin de intellectuele basis werd gelegd voor de democratische burgermaatschappij van vandaag de dag. Volgens hem bestond het publieke domein in die tijd vooral uit koffiehuizen en literaire salons. Hier kwam men samen om zaken van algemeen belang te bespreken. Het waren toegankelijke plekken, vrij van marktkrachten en de invloed van overheden.
Toen in de 19de en 20ste eeuw het publieke domein verschoof van koffietentjes en literaire salons naar massamedia kwam het, volgens Habermas, steeds meer onder de invloed van kapitalistische belangen en/of van de staat. Het burgerpubliek had midden 20ste eeuw bijna geen vrije ruimte meer over voor gemeenschappelijke menings- en besluitvorming. Wat, op termijn, een veeg teken was voor de democratie.
Habermas bouwde in zijn denken voort op het werk van Immanuel Kant, de 18de-eeuwse Verlichtingsdenker. Volgens Kant kunnen mensen worden beschouwd als intrinsiek vrij en gelijkwaardig. Onder de juiste omstandigheden zijn alle mensen bovendien in staat om dit feit te herkennen en te erkennen. Met andere woorden, diep in hun hart weten alle mensen dat ze vrij zijn en gelijkwaardig aan alle andere mensen. Universele mensenrechten vloeien, volgens Kant, daarom ook logisch voort uit de menselijke natuur.
Habermas ging hierin mee. Maar hij erkende ook dat de crux lag in de zinsnede âonder de juiste omstandighedenâ. De juiste omstandigheden waren volgens Habermas vrijheid van armoede â hij was een voorvechter van de welvaartstaat â en een gezond publiek domein, waar alle mensen zowel zichzelf als elkaar zouden herkennen en erkennen als vrije en gelijkwaardige wezens.
Voordat de juiste omstandigheden zich aandienden, en het publieke gesprek tussen de geëmancipeerde burgers vrij en ongedwongen kon stromen, was het volgens Habermas aan publieke intellectuelen om het debat in rationele banen te leiden.
Habermas (met bril) belichaamt als geen ander het Europese gedachtegoed. Hij bepleit de creatie van een Europese welvaartstaat en de vorming van een Europees publiek domein. (Een publiek domein dat dus ongetwijfeld nogal intellectueel van aard is omdat Europa zoveel verschillende talen kent.) Voor zijn theoretische en praktische inzet kreeg hij in 2013 de Erasmusprijs.
Habermas belichaamt als geen ander het Europese gedachtegoed. Hij bepleit de creatie van een Europese welvaartstaat en de vorming van een Europees publiek domein. (Een publiek domein dat dus ongetwijfeld nogal intellectueel van aard is omdat Europa zoveel verschillende talen kent.) Voor zijn theoretische en praktische inzet kreeg hij in 2013 de Erasmusprijs.
In zijn studie uit â62 beschrijft Habermas vooral een probleem. Hij geeft geen antwoorden, oplossingen of ontwerprichtingen. Hij verkent geen mogelijkheden of toekomstscenarioâs. Dat zou ook niet passen bij zijn vaak ondoorgrondelijke Duitse wetenschappelijke GrĂŒndlichkeit, dat soort ongepaste speculatieve toepasbaarheid. (Om het maar even op zijn Habermasiaans te zeggen.)
Nu valt er nog heel veel meer over Habermas en zijn ideeën te zeggen. Maar het komt er voor ons op neer dat hij ons inspireerde tot het formuleren van designcriteria voor een gezond digitaal publiek domein. Waar moet de digitale sfeer aan voldoen wil het functioneren als een gezond publiek domein?
Voortbordurend op Habermasâ ideeĂ«n en op die van denkers zoals Benedict Anderson (Imagined Communities, 01983) en Jane Jacobs (The Death and Life of Great American Cities, 01961) denken we nu dat een gezond publiek domein vier dingen moet doen. Het moet op zoân manier mensen bij elkaar brengen dat:
Op een transparante en rationele manier informatie kan worden gedeeld en geordend;
Mensen zowel zichzelf als anderen herkennen als vrije en gelijkwaardige individuen;
Waarden en normen worden uitgelijnd zodat een gemeenschap wordt geproduceerd;
Legitimiteit wordt gegeven aan publieke besluitvorming en uitvoering.
In onze een na laatste nieuwsbrief laten we in een toekomstscenario zien hoe dit gestalte zou kunnen krijgen. (Het is het laatste item.)
Habermasâ ideeĂ«n hebben ons anders doen kijken naar de geschiedenis en naar wat de introductie van een nieuwe informatietechnologie doet met een samenleving. Zijn ideeĂ«n zijn als het ware onderdeel geworden van onze conceptuele toolkit.
Illustrator Jon Berkeley maakte voor The Economist deze eigentijdse update van het 18de eeuwse koffiehuis.
En nu heeft hij dus een vervolg geschreven op Strukturwandel der Ăffentlichkeit, getiteld Ein neuer Strukturwandel der Ăffentlichkeit und die deliberative Politik. Hierin gaat hij expliciet in op het nieuwe digitale domein.
Hoewel het voor Habermasiaanse begrippen een dun boekje is, is het wel in het Duits, wat ons niet per se makkelijk afgaat. Vooral als het geschreven is door Habermas. We wachten dus geduldig op de vertaling in het Nederlands die op 3 april 02023 bij uitgeverij Boom verschijnt. Maar afgaande op de vele recensies die we gelezen hebben (en door de Google Translate hebben gegooid), is dit ongeveer de strekking:
(En ja, dit is dus niet zozeer een boekrecensie maar eerder een boekrecensies-recensie of, beter gezegd, een recensie uit (minstens) tweede hand.)
Het publieke domein is tegenwoordig gekaapt door socialemediabedrijven. Deze platformen vormen de saaie rechtschapen burger om tot een emotioneel incontinente consument. De algoritmes willen de consument zo lang mogelijk op het platform houden, want zo kunnen ze reclames verkopen. Daarom voeden ze de consument met content die zijn/haar zelf- en wereldbeeld bevestigt. Kortom: ze maken van de publieke ruimte een emotioneel casino waar de consument altijd wint.
De digitale wereld is een winkelstraat geworden van persoonlijke identiteiten. Het is een plek waar niemand elkaar nog aanspreekt op hun burgerschap en waar het algemeen belang is opgelost. De eigen ervaring en het eigen belang staan centraal. Als de onlineconsument wordt geconfronteerd met contrasterende informatie gaan de hakken in het zand, want de identiteit staat op het spel. Het publieke domein is vervallen tot een plek waar alles persoonlijk wordt genomen.
Het publieke domein is volgens Habermas volledig gekaapt door de vrije markt. Regulatie wordt als tegengesteld aan vrijheid ervaren. Dat terwijl het publieke domein een heel andere logica volgt: in een gezond publiek domein zijn er juist regels nodig die je bijvoorbeeld beschermen tegen manipulatie, intimidatie en uitsluiting.
We moeten de onlineconsument dus weer gaan zien als democratisch burger en daar wet- en regelgeving op loslaten.
Aldus Habermas.
Op eerste gezicht vertelt Habermas ons niet iets wat we nog niet wisten. Tegelijk denken we dat wet- en regelgeving niet voldoende is om van de onlinewereld een gezond publiek domein te maken. Wet- en regelgeving leunt op een professionele bureaucratie die naleving moet afdwingen. En daar is (a) het geactiveerde woord veel en veel te complex voor en (b) de onlinewereld veel te groot en te internationaal voor.
Professionele instituties, die nog stammen uit de tijd van het gedrukte woord, hebben bovendien noch de capaciteit, noch de expertise, noch het publieke vertrouwen om de wereld van het geactiveerde woord in goede banen te leiden. We hebben een hardere publieke digitale infrastructuur nodig â een hardere architectuur van vertrouwen. (Zie ook ons essay hierover.)
Een digitale basislaag die alle mogelijke lock-in- en netwerkeffecten naar de publieke sfeer brengt. Die dataveiligheid en interoperability garandeert. En die de transparante validatie van informatiebronnen mogelijk maakt zodat open journalism, open science en open government de norm kunnen worden.
Want uiteindelijk zal een digitaal publiek domein alleen legitimatie verschaffen aan vormen van publieke besluitvorming en uitvoering die een digitaal-sociale logica volgen, waarvan eerlijkheid en transparantie wellicht de belangrijkste zijn.
The Future is Solarpunk
đ
Onlangs luisterden we naar de aflevering van de Ezra Klein Show met Bill McKibben, een oudgediende in de klimaatbeweging. Hij zei iets dat ons raakte, namelijk dat we op zoek moeten naar een nieuwe esthetiek, een nieuw soort landschappelijke ervaring van wat we mooi vinden en wat niet.
Hij gaf het voorbeeld van windmolens. In plaats van deze te zien als landschapsvervuiling kunnen we ze ook zien als the breeze made visible, als de schone energiecentrales die onze toekomstige auto en onze huidige waterkoker van elektriciteit voorzien.
De moderniteit heeft een hele opgeruimde recht-toe-recht-aan esthetiek. Er is weinig tolerantie voor de rommeligheid van de natuur (inclusief de menselijke inborst). Ook de werkplaatsen van de welvaart zien we liever niet, dat vinden we te confronterend. iPhone, graag. Shenzhen als achtertuin, hell no. Materiaalwinning, massafabricage, energieopwekking? Not in my backyard.
Solarpunk is zowel een subgenre in de sciencefiction en een categorie Internetmemes alsook een DIY-praktijk. Lees er hier meer over in onze nieuwsbrief van 18 december vorig jaar.
Als Solarpunk iets doet dan is het ons vertrouwd maken met esthetische gevoeligheden en kaders die passen bij een natuurinclusieve en sociaal gelijkwaardige samenleving. De beweging verkent de look en feel van een positieve toekomst. Lange tijd bestond de beweging vooral uit Internetmemes, maar de laatste jaren verschijnen er de eerste korte verhalen en romans.
Zo ook A Psalm for the Wild-Built, een novelle van Becky Chalmers uit 02021 die dit jaar de Hugo Award voor beste novelle won. We hebben âm net uit. Het is het eerste deel van een tweeluik. Het tweede deel kwam afgelopen zomer uit en is getiteld A Prayer for the Crown-Shy.
A Psalm for the Wild-Built vertelt het verhaal van Dex, een theemonnik. Dex leeft op een maan genaamd Panga, waar op een dag, lang geleden, robots opeens zelfbewustzijn kregen en vervolgens de wildernis in trokken. Waarna niemand ze ooit meer heeft gezien. Totdat Dex Splendid Speckled Mosscap tegenkomt, een wild-built robot. En de rest van dit totale feel good verhaal moeten jullie zelf maar lezen.
We willen het namelijk hebben over Panga, de wereld die Chalmers heeft geschapen. Het is een toekomstvisioen van onze eigen planeet.
Nadat de robots â de onbetaalde zwoegers waar Pangaâs groeisamenleving afhankelijk van was â opeens wakker worden, nodigen de mensen hen uit om op gelijkwaardige voet met hen samen te leven. Het aanbod wordt afgeslagen, waarna de samenleving een omwenteling doormaakt. Van een zogenaamde Factory Age naar een nieuw tijdperk, dat nog in ontwikkeling is als we enkele eeuwen later kennis maken met Dex.
âThe City was beautiful, it really was. A towering architectural celebration of curves and polish and colored light, laced with connective threads of elevated rail lines and smooth footpaths, flocked with leaves that spilled lushly from every balcony and center divider, each inhaled breath perfumed with cooking spice, fresh nectar, laundry drying and fresh air. The City was a healthy place, a thriving place.â
Het is een high-tech stad met een low tech samenleving. Met tussen het mos en weelderig groen windmolentjes, zonnepanelen, dakgaarden, verticale boerderijen en ambachtelijke werkplaatsen. Plekken waar meesters van alles maken en kweken. Van smartphoneachtige zakcomputers waar je alles mee doet tot fietsen en zaden. En hoewel de robots weg zijn, en de tijd van goedkope spullen in het verleden ligt, leven ze op de maan van Dex toch met een zekere overvloedsmentaliteit.
Alles wat ze echt nodig hebben is er namelijk. Goed eten en drinken, warme kleding, een dak boven het hoofd, medische kennis, vrienden en geliefden en tijd genoeg om je te vervelen. Het boek voelt daarom vooral als een esthetische meditatie op overvloed en betekenisgeving.
Als Dex de stad uit trekt op een soort elektrische dubbeldekker-camper-fiets â een vreemd toestel dat kennissen voor hem bouwden, gratis, gewoon omdat hij dat nodig had om thee te kunnen serveren aan mensen die om een praatje en een knuffel verlegen zitten, krijg je langzaam een beeld van een continent dat in tweeĂ«n is verdeeld. De ene helft is voor de mensen, hun steden en velden. De andere helft is voor het andere leven. En de oceanen, zo lezen we, worden sowieso met rust gelaten.
âIt was a crazy split, if you thought about it: half the land for a single species, half the land for the hundreds of thousands of others. But then, humans had a knack for throwing things out of balance. Finding a limit theyâd stick to was victory enough.â
Deze 50/50-verdeling bestaat al eeuwen, maar nog steeds is Panga aan het bijkomen van de grote vergiftiging, van de chemische vervuiling. Alle landbouwpraktijken op Panga zijn nog steeds regeneratief van aard.
In A Psalm for the Wild-Built beschrijft Chalmers een houtje-touwtje wereld die stabieler aanvoelt dan de onze. Rommeliger maar schoner. Prikkelender maar serener. Geen machinewereld, maar een ademende wereld. Niet solide maar poreus. Een samenleving die loom met de seizoenen mee deint.
Maar het is ook een wereld waar iedere ademhaling verfrissend is. Helend. Zelfs in het midden van Pangaâs miljoenenstad. Waar geluidsoverlast komt van spelende kinderen, zoemende beestjes en kwetterende vogels. En waar vieze geurtjes komen van wilde bloemen en schone was, dat droogt in de wind.
A Psalm for the Wild-Built is daarom boven alles een kunstwerk dat hoopt bij te dragen aan een nieuwe esthetische gevoeligheid. Een nieuwe schoonheidscultuur, eentje die past bij de duurzame en inclusieve wereld.
Chalmers heeft ervoor gekozen om deze cultuur te verkennen op een verre fictieve maan, in plaats van op de aarde. Dit is geeft haar meer artistieke vrijheid maar het maakt haar visioen ook vrijblijvender. Ook maakt het het boek meer genre waardoor, in onze huidige verkokerde boekenmarkt, andere lezers het misschien niet meteen zullen tegenkomen.
Dat gezegd sluit haar artistieke visie op zich goed aan bij ons eigen futuristische toekomstbeeld. Het is verenigbaar met de drie grote verschuivingen waar onze samenleving nu mee worstelt:
De introductie van het geactiveerde woord.
De opkomst van de Homo Romanticus.
De omschakeling naar een natuurinclusieve en regeneratieve economie.
Hoewel in Chalmers wereld de robots hun biezen hebben gepakt kunnen wij ons volledig vinden in haar synthese tussen high tech en low tech, de herontdekking van de ambachten, half earth en het helen van de planetaire ecosystemen. Niet alleen omdat wij haar visie aantrekkelijk vinden, maar ook omdat het in het verlengde ligt van de trends.
Dat gezegd, dragen wij volgend jaar ook wat bij aan het groeiende Solarpunkuniversum. In 02023 komt eindelijk(!) onze illustratieve gids naar Amsterdam in 2091 uit, die we hebben gemaakt met Jan Cleijne (Concerto Books). Vanaf januari is een soort preview te zien als muurschildering bij de Tolhuistuin in Noord. En in februari 2023 wordt een solarpunkig kort verhaal van ons gepubliceerd in de bundel De komeet (De Geus), met liefde samengesteld door Martijn Lindeboom en Vamba Sherif.
đ Dag, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze veranderende wereld. We doen dit door de bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
Het zal geen verrassing zijn dat wij ervan overtuigd zijn dat langetermijndenken cruciaal is voor het begrijpen van onze wereld en het navigeren van de turbulente en complexe tijd waarin we leven. En hierin zijn we uiteraard niet uniek. De afgelopen jaren ontpoppen er allerlei projecten waarin langetermijn- en toekomstdenken in allerlei vormen centraal staan. Van workshops tot rechtszaken, en van kunstprojecten tot burgerraden. In veel van deze projecten is een belangrijke rol weggelegd voor de emancipatie van toekomstige generaties.
Dat de belangen van toekomstige generaties nu zo urgent in beeld komen is natuurlijk niet zo gek, want het is evident dat het lot van hun leefwereld op het spel staat.
De afgelopen paar eeuwen werd er in de moderne cultuur vanuit gegaan dat de volgende generaties het beter zouden hebben dan de vorige. Maar dit is vandaag allesbehalve een vanzelfsprekendheid geworden. Je kan zelfs stellen dat er met de klimaatcrisis voor toekomstige generaties al veel potentieel lijden in de pijplijn zit en dat onze instituties hun belangen uitzonderlijk slecht behartigen. Want toekomstige mensen hebben immers geen stem, geen politieke vertegenwoordiging en daarmee dus geen poot om op te staan.
Nu zijn er de laatste tijd allerlei organisaties en initiatieven ontstaan om de belangen van al deze toekomstbewoners voor het voetlicht te brengen (Roman Krznaric, auteur van De goede voorouder, maakte dit lijstje, maar zie ook het Network of Institutions for Future Generations). Over het algemeen dragen we al deze initiatieven een warm hart toe, want het is hard nodig dat we serieus met elkaar nadenken over aan welke toekomst we bouwen en welke wereld we aan onze kinderen en kindskinderen na willen laten.
De minimale vereiste hierin is dat we geen schade of leed voor toekomstige generaties veroorzaken als we dit kunnen voorkomen. De klimaat- en biodiversiteitscrisis is daarom ook een van de meest urgente en legitieme cases binnen de intergenerational equity beweging.
Maar het langetermijndenken of het behartigen van de belangen van toekomstbewoners is niet iets wat per definitie goed uitpakt.
Longtermism
đ
De afgelopen jaren is er een nieuwe stroming in het langetermijndenken ontstaan: Longtermism. Op het eerste gezicht is dit een progressieve beweging die opkomt voor toekomstige generaties en ons denkgereedschap geeft om ons te verhouden tot mensgemaakte en natuurlijke existentiĂ«le risicoâs, zoals klimaatverandering, nucleaire vernietiging, kunstmatige intelligentie, biotech, pandemieĂ«n, asteroĂŻden. Met andere woorden, risicoâs die het einde van de mensheid zouden kunnen betekenen.
Uit Toby Ord’s The Precipice (02020). Ord geeft in het boek toe dat het moeilijk is getallen te hangen aan deze risico’s en er is ook geen uitgebreide onderbouwing behalve dat hij dit baseert op zijn inzicht en ervaring van het in kaart brengen van dit soort risico’s.
Longtermism komt uit de koker van een groepje theoretici verbonden aan de filosofieafdeling van Oxford en is mainstream geworden door twee boeken: The Precipice (02020) van Toby Ord en What We Owe the Future (02022) van William MacAskill. Het bouwt voort op het werk van Nick Bostrom en Nick Beckstead van het Future of Humanity Institute.
Longtermism is voortgevloeid uit het Effectieve AltruĂŻsme (EA), een beweging die ernaar streeft om zoveel mogelijk goed te doen in de wereld. Dit âgoed doenâ proberen ze te maximaliseren en zo rationeel mogelijk te onderbouwen.
Het idee van EA is simpel doch krachtig: een leven hier is net zoveel waard als een leven aan de andere kant van de wereld. De afstand tot de ander doet er niet toe en het is eenieders morele plicht om zoveel mogelijk lijden in de wereld te verhelpen. EA is niet enkel een gedachte-experiment, het is een levenshouding die door velen in praktijk gebracht wordt, en dat is ook precies het doel: praktische handvaten om goed te doen in de wereld.
Effectieve altruĂŻst zijn betekent dat je weggeeft wat je kan missen aan degenen die dat harder nodig hebben dan jij. Een goed begin is zoân 10% van je inkomen, maar als je meer kan missen, alleen maar beter. MacAskill zegt in de bovenstaande video bijvoorbeeld dat hij meer dan de helft van zân inkomen weg geeft.
Maar dan komt de volgende vraag op: wie heeft jouw euroâs het hardste nodig? En hoe zorg je ervoor dat jouw euro effectief het meeste goed doet? Give What We Can (een evidence-based charity project geĂŻnitieerd door MacAskill en Ord) helpt EAâers geld aan goede doelen te geven die zijn geselecteerd op basis van het idee dat iedere euro die je geeft maximaal goed doet.
Longtermism voegt een temporale dimensie toe aan EA. Want is een leven in het heden net zoveel waard als een leven in de verre toekomst? Volgens longtermism doet afstand in de tijd er niet toe en is het onze plicht als bewoners van het heden om zorg te dragen voor de bewoners van de toekomst. Nu is deze manier van denken voor de komende eeuwen nog enigszins te overzien en al uitdagend genoeg. Maar longtermists hebben het over al het leven, of bewustzijn, dat ooit nog gaat bestaan totdat het universum uitdooft (over 10100 jaar). En dan gaat het al snel over triljoenen menselijke toekomstbewoners die miljarden zo niet triljarden jaren van ons verwijderd zijn, als ze er al zijn, en wat âzijnâ dan ĂŒberhaupt betekent.
Longtermists laten argumentaties en berekeningen los op het mogelijke lijden dan wel geluk van toekomstbewoners. En hier wordt het allemaal wat absurdistisch, want het is niet alleen zo dat lijden van ongeborenen voorkomen moet worden, wij in het heden zouden ook zorg moeten dragen dat de toekomst bevolkt wordt door zoveel mogelijk gelukkige zielen. Dus het draait niet enkel om het voorkomen van schade, het gaat ook om het maximaliseren van âwaardeâ: zoveel mogelijk maximaal gelukkige âmensenâ. Met als bizarre conclusie dat elke handeling die het lot van deze triljoenen ongeboren zielen ten nadele zou kunnen beĂŻnvloeden in de kiem gesmoord zou moeten worden.
Filosoof Ămile P. Torres zet op Aeon helder uiteen tot welke bizarre afwegingen dit kan leiden, en had mooie anecdote van wiskundige statisticus Olle HĂ€ggström die zegt:
I feel extremely uneasy about the prospect that [berekeningen zoals hierboven] might become recognised among politicians and decision-makers as a guide to policy worth taking literally. It is simply too reminiscent of the old saying âIf you want to make an omelette, you must be willing to break a few eggs,â which has typically been used to explain that a bit of genocide or so might be a good thing, if it can contribute to the goal of creating a future utopia. Imagine a situation where the head of the CIA explains to the US president that they have credible evidence that somewhere in Germany, there is a lunatic who is working on a doomsday weapon and intends to use it to wipe out humanity, and that this lunatic has a one-in-a-million chance of succeeding. They have no further information on the identity or whereabouts of this lunatic. If the president has taken Bostromâs argument to heart, and if he knows how to do the arithmetic, he may conclude that it is worthwhile conducting a full-scale nuclear assault on Germany to kill every single person within its borders.
Andersom kan het leiden tot de conclusie klimaatverandering niet al te serieus te nemen, aangezien de kans dat een kwart van de mensheid dat wel zal overleven aanzienlijk is en daardoor komt de toekomstige potentie van de mensheid over een tijdspanne van triljoenen jaren niet echt in gevaar. Zie ook in de tabel hierboven waarin het risico dat klimaatverandering de mensheid in de komende 100 zal uitroeien wordt ingeschat op een kans van 1 op 1000.
Nu kun je lacherig doen over deze bizarre gedachten-experiment experimenten, maar de longtermisten halen veel geld op voor hun onderzoeks- en filantropie-instituten in Silicon Valley bij onder andere figuren zoals Elon Musk (zie ook het essay van Torres).
Moreel-Temporale Tunnelvisie
đłïž
De filosofische fundamenten waar het longtermism op voortbouwt zijn die van het utilitarisme, de moraalfilosofie waarin al ons handelen langs een soort ethische kosten-baten meetlat wordt gelegd.
Zorgt een beslissing voor meer of minder lijden? En als niemand in theorie meer zou lijden, welke beslissing zorgt dan voor meer geluk, plezier of âhet goedeâ in mensen? Vooruitgang, welzijn en betekenisgeving als simpelweg een rekensom.
Kortom, je zou kunnen zeggen dat we het hier hebben over het morele kompas van de Homo Economicus. Want in het universum van de Homo Economicus is God dood, de speling van het lot heeft plaats gemaakt voor een deterministische keten van oorzaak en gevolg, en het enige wat werkelijk bestaat is de objectieve materiĂ«le werkelijkheid. Binnen zoân wereldbeeld is de enige manier voorwaarts inderdaad de verbetering van de materiĂ«le condities van het bestaan en de creatie van meer mensen die gelukkig kunnen zijn. Want stel dat alle pijn en al het lijden (en misschien zelfs sterfelijkheid) de wereld uit is, dan is de enige weg voorwaarts meer mensen maken die meer plezier hebben en een goed leven hebben.
Zo is ook het longtermism net als de Jetsons een vorm van chronocentrisme, alleen dan een stuk minder onschuldig. Want het stelt een bepaalde eigentijdse culturele waardenset centraal en projecteert deze op triljoenen hypothetische toekomstbewoners die ze vervolgens op de weegschaal zet en waar de levende generatie niks meer tegen in te brengen heeft. Het is eigenlijk een soort chrononautische blackmail.
Historisch-Futurisme
đȘ
Wij stellen een andere houding ten opzichte van de toekomst voor: Historisch-futurisme.
Wat ons betreft is zinnig nadenken over de toekomst alleen mogelijk als je onderzoekt hoe samenlevingen werken en zich ontwikkelen over lange tijdsperiodes. Daarom kijken we in ons onderzoek grofweg zoân duizend jaar terug en honderd jaar vooruit. Dit is allesbehalve een exacte wetenschap. Bij historisch duiding en futuristische projecties komt de nodige verbeelding kijken.
Om iets te zeggen over de samenlevingen uit het verre verleden zijn historici en archeologen aangewezen op geschreven bronnen en gevonden artefacten. Op basis van deze objecten proberen ze op wetenschappelijke wijze een cultuur te reconstrueren. Uiteraard kan een collectie historisch objecten ons veel vertellen over een plek, een volk en hun gebruiken, maar desalniettemin blijven er gaten zitten in onze kennis over het verleden. Omissies die steeds groter worden hoe dieper we het verleden verkennen en die we enkel kunnen invullen met speculatie en fictie, zeker wanneer we ons willen inleven in de bewoners van zoân tijd. Hoe zou het leven van een Soemerische priester eruit hebben gezien, of hoe voelt het gezinsleven van een Germaanse boerenfamlie?
Soemerisch beeldje van zo’n 2450 jaar voor Christus van twee Gala (đđȘ) priesters van de Inanna tempel in Mari in het huidige SyriĂ«.
De futuroloog doet zijn werk aan de andere kant van de tijd zonder tastbare bronnen en artefacten. Want de toekomst is er immers nog niet. Maar ook een futuroloog zet alle wetenschappelijke kennis en kunde in om iets te zeggen over hoe de toekomst eruit zou kunnen zien. Van cultuurhistorische ontwikkelingspatronen tot de learning curves van de laatste technologisch uitvindingen. En ook hier geldt dat de toekomst enkel tot leven komt als we de hiaten opvullen met verbeelding en ons proberen in te leven in de bewoners van die tijd.
Zowel de historicus als de futuroloog onderzoeken andere tijden, en onderbouwen hun scenarioâs met wetenschap en brengen haar tot leven met verbeelding. In deze zin bedrijven ze allebei een vorm van science*fiction, fictie vanuit wetenschappelijke uitgangspunten. Dat er een fictief element in hun werk zit betekent niet dat het niks waard is. Het betekent dat de enige manier waarop we ons tot de toekomst kunnen verhouden de verbeelding is. Dit geldt zowel voor de statistische speculaties van de Longtermisten, als voor de verhalen van sciencefictionschrijvers, historici en futurologen.Â
Geschiedenis en toekomst zijn het best te begrijpen als spiegels die ons laten zien waar we vandaan denken te komen, wie we denken te zijn, en waar we denken naar toe te kunnen. Met andere woorden, het laat ons zien in welke verhalen we leven, en dan bedoelen we de grote cultuur-maatschappelijk narratieven die we bewonen. Waar we ons thuis in voelen, of juist niet, waardoor we op zoek gaan naar nieuwe verhalen die ons wel een gevoel van behoren geven.
Het verhaal van de longtermisten is er maar eentje. Het is het verhaal van onbegrensd menselijk potentieel gestoeld op verlichting, rationaliteit en wetenschap. Dit verhaal van de modernistische utopie tussen de sterren is in de hedendaagse sciencefiction eigenlijk al lange tijd begraven. De enige manier waarop die nog langskomt is als dystopisch spiegel beeld.
Weet je nog dat Elon Musk een van zijn Tesla’s de ruimte inschoot? In de auto zat ook een van deze schijfjes met daarop The Foundation trilogie (01942-01950) van Isaac Asimov. Als je niet beter zou weten, zou je denken dat de Longtermists zichzelf het hoofdpersonage Harry Seldon wanen: De briljante wiskundige die het lijden van een intergalactisch imperium probeert in te korten met zijn berekeningen. We schreven er hier eerder over.
Voor onze inspiratie als futurologen, of chrononauten, hebben we niet de morele statistiek uit Oxford nodig, maar schrijvers zoals Ursula K. Le Guin (01929-02018). Zij schreef in het essay The Carrier Bag Theory of Fiction [PDF] eigenlijk nog het mooiste op wat eraan ontbreekt bij de Longtermists, en waarom het verzamelen en verkennen van uiteenlopende realiteiten aan de hand van fictie een veel rijkere manier is om de mogelijke vergezichten voor de mensheid in beeld te krijgen.
âIf science fiction is the mythology of modern technology, then its myth is tragic. “Technology,” or “modern science” (using the words as they are usually used, in an unexamined shorthand standing for the “hard” sciences and high technology founded upon continuous economic growth), is a heroic undertaking, Herculean, Promethean, conceived as triumph, hence ultimately as tragedy. The fiction embodying this myth will be, and has been, triumphant (Man conquers earth, space, aliens, death, the future, etc.) and tragic (apocalypse, holocaust, then or now).
If, however, one avoids the linear, progressive, Time’s- (killing)-arrow mode of the Techno-Heroic, and redefines technology and science as primarily cultural carrier bag rather than weapon of domination, one pleasant side effect is that science fiction can be seen as a far less rigid, narrow field, not necessarily Promethean or apocalyptic at all, and in fact less a mythological genre than a realistic one.
It is a strange realism, but it is a strange reality.
Science fiction properly conceived, like all serious fiction, however funny, is a way of trying to describe what is in fact going on, what people actually do and feel, how people relate to everything else in this vast sack, this belly of the universe, this womb of things to be and tomb of things that were, this unending story. In it, as in all fiction, there is room enough to keep even Man where he belongs, in his place in the scheme of things; there is time enough to gather plenty of wild oats and sow them too, and sing to little Oom, and listen to Ool’s joke, and watch newts, and still the story isn’t over. Still there are seeds to be gathered, and room in the bag of stars.â
đ Dag, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze veranderende wereld. We doen dit door de bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
Ons Designing Cities for All Fellowship bij Pakhuis de Zwijger zit er bijna op. Aanstaande woensdag, 30 november, om 20:00 sluiten we af met een gesprek met Ben Tarnoff, schrijver van het boek Internet for The People (je hoeft het boek niet gelezen te hebben om het gesprek te kunnen volgen).
We hebben tijdens de afgelopen drie Architectures of Trust-bijeenkomsten veel geleerd van de gesprekken die we met uiteenlopende experts hadden, waardoor we ons toekomstscenario verder konden uitdenken.
In deze editie delen we de voorlopige oogst van onze fellowship:
đĄ Een reeks inzichten die we opdeden in de gesprekken met onze gasten. Waaronder hoe anonimiteit ons dichter bij elkaar kan brengen en wat we kunnen leren van het ziekenhuis bij het ontwerpen van digitaal vertrouwen.
đ ïž De technische en conceptuele bouwstenen voor een Architectuur van Vertrouwen die er al zijn of waaraan gewerkt wordt: Open Social Media en de gamification van consensus met Bridging-Based Ranking
đź Het laatste toekomstscenario dat we afgelopen maandag presenteerden bij Pakhuis de Zwijger: The Emergence of Open Government, Civic Craftsmen and Boring Politics. Een synthese van de inzichten die Jopie (de wereldberoemde mediageleerde die we twee weken geleden introduceerde) de komende eeuw op zal doen met het vooruitzicht dat in 02093 de politiek te saai voor woorden zal zijn. Dat lijkt ons wel een opluchting.
Inzichten in het ontwerpen van digitaal vertrouwen
đĄ
đQAnon combineert een gevoel van behoren en gemeenschapszin met waarheidsvinding â Hoewel QAnon voor velen gelijk staat aan het geloof in samenzweringen en de ontwrichting van een democratische maatschappij, betekend dat niet dat ze asociaal zijn. Integendeel, we leerden we van Aiganysh Aidarbekova van Bellingcat dat nieuwkomers bij QAnon warm verwelkomd worden. Er is veel interesse in de ideeĂ«n en nieuwe theorieĂ«n die ze hebben, en in wat zij denken dat de werkelijke waarheid is.
In zekere zin wordt QAnon gedreven door dezelfde missie als velen bij Bellingcat en andere onderzoeksjournalisten: het achterhalen van de waarheid en autoriteiten niet op hun woord geloven, door het gebruik van (openbare) bronnen. Waar het uiteraard vaak mis gaat, is dat er in hun zoektocht naar de waarheid geen gebruik wordt gemaakt van journalistieke checks and balances en dat hun eigen sentimenten leidend zijn, waardoor tunnelvisie ontstaat.
Aiganysh Aidarekova, Bellingcat (links) en Gwenda Nielen, TILT (rechts) in Architecture of Trust Deel I: Designing a Public Domain (video)
â Een digitale architectuur van vertrouwen moet naast authenticatie en verificatie ook falsificatie faciliteren â Een waarheid of observatie is niet absoluut en onveranderlijk, ook al kan het op een zeker moment de beste uitleg van een gebeurtenis zijn. Data of bronnen moeten dus naast verifieerbaar en authenticeerbaar ook falsifieerbaar zijn.
đ Anonimiteit kan naast polariseren mensen ook depolariseren â Jona de Jong deed onderzoek naar de impact van waaromkiesjij.nl en vergelijkbare projecten waarin een app twee tegenstanders op het politieke spectrum bij elkaar brengt om een stelling te bediscussiĂ«ren. Het resultaat van die discussie is dat in veel gevallen mensen niet van mening veranderen, maar dat ze de positie van de ander wel beter begrijpen, waardoor het gesprek dus depolariseert. Het blijkt namelijk vrijwel altijd dat ook de ander goede argumenten en overwegingen heeft om te vinden wat hij of zij vindt.
De discussie vindt anoniem plaats. Je weet dus niet hoe iemand heet of hoe iemand eruitziet wanneer je in gesprek gaat. Jona legde uit dat in deze context, in een chat van een aantal minuten, anonimiteit juist barriĂšres wegneemt die anders in de weg zouden kunnen staan. Wanneer je iemand met een bepaalde naam, huidskleur of kledingstijl zou zien, moeten veel mensen zich eerst over hun eigen vooroordelen heen zetten voordat ze op een open manier kunnen luisteren.
Uiteindelijk is het natuurlijk ook van belang dat je juist wel even dat vooroordeel voelt, erdoorheen moet, en dan voelt dat de ander zinnige dingen te zeggen heeft. Want juist dan kan je je vooroordeel aanpassen. Maar goed, daar is misschien wat meer tijd en ruimte voor nodig dan bij een korte chat.
Lynn Zebeda, moderator (links), Nanda Piersma (midden), Jona de Jong (op scherm) en Ed & Chris (rechts) in Architecture of Trust Deel II: Creating a Public Culture (video)
đ„ Het ziekenhuis als metafoor voor hoe we met digitale veiligheid en gebruikerservaringen omgaan âResponsible IT lector Nanda Piersma vertelde ons dat behalve dat er een nieuwe veiligere en publiek geborgde infrastructuur nodig is, we ook moeten kijken naar hoe zich dit naar een betere gebruikerservaring vertaald. Zoân betere ervaring zou moeten zorgen voor digital comfort. Want radicale transparantie is niet per se goed, en is vaak voor de gebruiker niet of moeilijk werkbaar. Denk maar aan alles waar je voor op âOKâ klikt zonder het te lezen.
Nanda vergeleek het met een patiënt in een ziekenhuis. Die moet zich veilig voelen en zeggenschap blijven hebben over haar lichamelijke integriteit en persoonlijke ruimte. Tegelijkertijd kan je een patiënt niet opzadelen met alle technische details van een operatie of behandeling, maar je kan haar wel genoeg inzicht, ruimte en tijd geven om een weloverwogen beslissing te nemen. Op eenzelfde manier moet iemand online vanuit een veilige persoonlijke ruimte kunnen handelen en deelnemen aan het digitale verkeer, zonder dat het complete algoritme of de broncode bestudeerd moet worden. Idealiter wordt met een toegankelijke interface precies de juiste mate van transparantie gegeven waarop goede afwegingen kunnen worden gebaseerd.
đ€ Itâs about the relation, not the user â Digitaal Socioloog Lisa Talia Moretti vertelde ons dat er bij het ontwerpen van digitale systemen een focusverschuiving nodig is van âde individuele eindgebruikerâ naar âhet onderhouden van een relatieâ. Vaak is alles gericht op de user interface en op gebruiksgemak, vanuit het oogpunt van programmeurs en ontwerpers.
Deze insteek werkt niet goed voor instituties waarmee je een langdurige vertrouwensrelatie moet onderhouden. De relatie moet hier centraal staan en hoe deze zich ontwikkelt en kan wijzigen na verloop van tijd. Zo kan het nodig zijn dat mensen die niet digitaal geletterd zijn deze relatie ook op papier kunnen onderhouden. Of dat iemand die niet goed meer voor zichzelf kan zorgen anderen kan machtigen om de relatie voor haar te beheren. Een potentiële digitale architectuur van vertrouwen zou aan al deze criteria moeten voldoen.
Tara Karpinski, Pink Pony Express (links) en Martijn de Waal, Civic Interaction Design Research Group (rechts) in Architecture of Trust Deel III: Building Public Governance (video)
âïž Is juridische vernieuwing nodig voor digitale commons? â Wanneer genetwerkte relaties en datakluizen, coöperatieve platformen en data commons ons voorland zijn, dan is ons rechtssysteem misschien ook aan wat vernieuwing toe. Martijn de Waal legde uit dat er in het commons discours ook nieuwe juridische kaders worden verkend. Zo is veel wetgeving nu gebaseerd op het concept âeigendomâ waaraan verantwoordelijkheden, rechten en plichten zijn gekoppeld. Binnen dit systeem zijn zachtere algemene belangen vaak slecht vertegenwoordigd, denk bijvoorbeeld aan informele sociale structuren, ecosystemen of andere commons.
Zo zit de waarde van data ook in de relaties tussen de data, en niet in afzonderlijke datapunten. Misschien, en dit is volledige speculatief en nog heel vaag, zit er iets complementairs tussen dit nieuwe juridische denken en een digitale vertrouwensarchitectuur. Stof tot nadenken.
Twee ingrediënten voor digitaal vertrouwen
đ ïž
đŹ Open Social Media â Ten eerste, en dit vergeten we nogal eens, zijn er nu al uiteenlopende open source en publieke protocollen die het sociale verkeer op internet op een gedecentraliseerde manier mogelijk maken. Denk aan het e-mailprotocol (hoe je deze nieuwbrief nu leest), of RSS (hoe je ook direct de Chrononauten-website kan volgen). Maar ook Matrix of IRC voor chatten, en Scuttlebutt en ActivityPub voor gedecentraliseerde sociale media (waar o.a. Mastodon op draait).
Maar deze communicatieprotocollen hebben ook allemaal zo hun nadelen: ze zijn technisch wat ingewikkelder, opereren slecht op enorme schaal, het is niet makkelijk en soms zelfs onmogelijk om een account over te zetten en het vertrouwen is niet goed genoeg geborgd.
Jack Dorsey, voormalig CEO en oprichter van Twitter, wil deze problemen oplossen. Hij heeft vaak gezegd dat hij in zân carriĂšre de meeste spijt heeft van het naar de beurs brengen van Twitter, omdat hij daarmee effectief de controle over het bedrijf verloor. Musk heeft het nu weer van de beurs gehaald en heeft de controle terug, al jaagt hij vooralsnog iedereen op en bij Twitter de stuipen op het lijf en is de grote vraag hoe en of het bedrijf de Musk-behandeling zal overleven. Hoe dan ook, Dorsey startte een paar jaar geleden een nieuw project naast Twitter, Bluesky, waarin hij met een klein team fundamenteel herdacht hoe sociale media idealiter zou moeten werken: niet als platform maar als protocol.
Een maand geleden brachten ze de eerste versie van het open source AT Protocol naar buiten. Het werkt aan de hand van deze vier principes:
đ§ł Account Portability: Je account is niet het eigendom van een bedrijf, maar van jou, en je kunt het verplaatsen wanneer je maar wil. â Algorithmic Choice: Algoritmes bepalen wat je ziet, dus moeten ze open en transparant zijn, en kan je zelf kiezen via welk algoritme je de wereld wilt zien. âïž Interoperation (of Federated Social): Verschillende socialemedia-apps en -netwerken kunnen met elkaar communiceren. đȘ Performance: Het moet goed, veilig en snel werken op enorme schaal.
Hoe zoân open social media-landschap er in de praktijk uitziet, is nog even afwachten, en de vraag is dan nog steeds of deze sociale media ons publieke domein gezonder zullen maken of dat ze nog steeds polarisatie in de hand werken.
đ€ Bruggen bouwende algoritmes â Wat zou kunnen helpen om sociale media te depolariseren is het zogenaamde âBridging-Based Rankingâ-algoritme. Vandaag werkt alle populaire sociale media met âEngagement-Based Rankingâ: hoe meer en hoe heftiger mensen reageren op een post, zowel positief als negatief, hoe meer zichtbaarheid zoân post krijgt en hoe eerder deze viraal gaat. Dit werkt polariserend, maar dat hoeft niet zo te zijn.
Bridging-Based Ranking waardeert content namelijk hoger wanneer gebruikers die aan tegengestelde kanten van het politieke spectrum zitten de content allebei waarderen. Hieronder een voorbeeld van hoe dat in zân werk gaat.
Bridging-Based Ranking; How Platform Recommendation Systems Might Reduce Division and Strengthen Democracy – Aviv Ovadya (link)
Het algoritme heeft zich ook al bewezen. De eerste toepassing van dit algoritme gebeurde met het Polis-platform, ontwikkeld door The Computational Democracy Project. In Taiwan werd het door vTaiwangebruikt voor het crowdsourcen van nieuwe wetgeving. Zo werd er bijvoorbeeld gevraagd: âAan wat voor regels zou Uber moeten voldoen?â Mensen konden hier dan op inhoudelijk reageren, en daar konden anderen het dan mee eens of oneens zijn. De Polis-software gebruikt deze data om de verschillende meningen rond een vraag in kaart te brengen en clusters van mensen te herkennen die het met elkaar eens zijn. Vervolgens haalt Polis de voorstellen naar voren die relatief de meeste ondersteuning krijgen in de verschillende ideologische clusters.
Polis gamificeert hiermee eigenlijk het vinden van consensus. Wat er dan gebeurt, volgens Audrey Tang (Minister van Digitale Zaken van Taiwan), is dat er competitie ontstaat tussen wie de meest genuanceerde en afgewogen voorstellen kan schrijven. Die zullen immers de meeste support krijgen!
Voordat Musk het bedrijf overnam, was ook Twitter met dit algoritme bezig in de Community Notes-functionaliteit (voorheen Birdwatch). Hiermee kunnen gebruikers notities schrijven die aanvullende context geven bij potentieel misleidende tweets. Wanneer deze notities door gebruikers met uiteenlopende meningen waardevol worden gevonden, wordt deze notitie zichtbaar gemaakt voor iedereen op Twitter.
Vooralsnog is het Community Notes-team een van de weinige teams die Musks slagveld overleefd hebben, aangezien hij grote potentie ziet in deze benadering. Volgens Musk heeft Community Notes ‘incredible potential for improving information accuracy on Twitter!â
The Dawning Age of the Activated Word
The Emergence of Open Government, Civic Craftsmen and Boring Politics.
In the previous sessions we embarked on a time travel journey to the year 02093.
Here, in 02093, we met Jopie Sjef Arends. We learned Jopie was one of the most prominent media scholars of the late 21ste century.
Here we see Jopie being interviewed by a journalist. Jopie is the one on the left.
Listening to Jopie we discovered how society had changed in the century after the invention of the World Wide Web, which had made the Internet an omnipresent social reality.
It was, in many ways, a watershed moment. She explained that the arrival of the World Wide Web created a brand-new space for information sharing and community building.
Suddenly people could connect with everybody, everywhere, all the time, in real time.
It was magical.
But it was also profoundly disruptive to the old ways and the known institutions. Ways and institutions that were part of a much older information culture â an information culture that was based on the printing press.
Jopie explained to us how, with the arrival of a new information technology, a new public domain emerged. A place where people connected with other people, with whom they shared information, and aligned values and norms.
Something in society begun to brew, to change, to mutate.
This new public domain, where information literally flowed at the speed of light, produced immense pressures on state institutions to be more efficient, more effective, more transparent, more inclusive, more honest and more democratic.
But she also explained that, at first, people didnât know that this was happing at all. They were under the impression that the Internet was just a cool everyday gadget. Most were oblivious to the fact that something monumental had shifted.
Which resulted in societal misalignment and in confusion and chaos. This was the time of the Wild Web.
The time of the Wild Web was a time when social trust was at a low point. Misinformation proliferated, communities fragmented, politics became polarised and public institutions were increasingly seen as inadequate and not up to the task.
Some people believed the most outrageous things. Encouraged by shrewd and opportunistic politicians whose modus operandi was to sow division so they could rule.
Around 2016 it became clear to most that the Internet was somehow at the heart of the chaos. But they still didnât understand how, and thus how to fix it.
They didnât have a good conceptual framework to deal with it.
The concept of a public domain wasnât new, but society never had to consciously deal with it before.
Jopie explained that the public domain that people were used to, at that time, was that of newspapers, magazines, and TV-shows. And that this public domain had grown organically in the many centuries after the invention of the printing press. It wasnât consciously designed. It sorts of just emerged, came into being.
And if there was any design to it, it was long forgotten knowledge.
Therefore, People took it for granted.
So, at first, people treated the online sphere as a large marketplace. And when things went wrong, they reverted to known market regulation laws.
It took a while but eventually people realised that this wasnât a constructive way forward. The online sphere wasnât just a marketplace. It was also, and perhaps more so, a public domain. Something vital to democratic culture.
When they realised this, they also slowly â excruciating slowly â realised that it should not be regulated as a commercial space but governed as a communal space.
In the end they figured out a public domain did three things.
It created a space where people:
(1) Share information and produce a shared truth;
(2) Align values and norms and produce a shared sense of belonging and,
(3) Provide both the cultural legitimation and the technological foundation for public decision-making and public execution.
Inspired by this new insight the European Union built the Universal Data Commons, a public data chain that consisted of individual or organisational data lockers that were embedded in a single network.
It came online in 02029. And it was mandatory for all European Citizens.
Because they expected a lot of distrust from those online denizens who thought everything coming from the old institutions being totally evil, they made the chain a commons, governed by drawn members.
In the years that followed other countries built their own compatible systems.
The Universal Data Commons did a couple of things, which changed everything.
First of all, it made it possible for journalists, scholars, and scientists to publish journalistic sources and research data in their own vault, or in their organisational vaults. These sources could then be linked to related publications that verified, complimented, or falsified them.
This created a radically transparent chain of evidence. It became the tool that forced open journalism, open science, and open governance to become the operational standard.
It re-reestablished a certain societal trust in itâs methods of truth-finding, data-sharing and information ordering.
This radically transparent chain of evidence also created a new truth-culture. It became a key resource in finding sources, correlating data, finding new connections.
You could even make a living as a chain weaver, verifying or falsifying sources. Organising authentication, and in general deepening trust through connecting sources and augmenting data.
Children started to learn in school how to âCheck the Chainâ and how they could verify, falsify or compliment what they found with corroborating or contrasting sources. They learned to interpret the information they found online.
Was the photo of the burning house an original? And if it is a derivative, how so? What does the data chain tell you? Is it connected to other chains of evidence? If the flames were added later and the image was used to disinform people, what is then the correct course of action?
Another thing the Universal Data Commons did, according to Jopie – was that it cemented individual data ownership.
The Universal Data Commons created data and log-in standards, which forced platforms to become interoperable, which broke the big online monopolies and cleared the way for a diverse online ecosystem of small mutually compatible platforms.
The network and lock-in effects migrated from Big Tech towards the Universal Data Commons, which became the digital base layer.
This established a new common platform where people could meet, greet and bond.
The Universal Data Commons also had the advantage that log-in could only be done on verified identities, which created a known public.
People could still operate pseudonyms, but they could no longer operate anonymously. This limited online bullying and intimidation and created a safe online space.
The Universal Data Commons also allowed for contextual privacy, which means that you only share the information that is needed in a certain context. This made societies need for radical transparency and the individualâs need for privacy mutually compatible.
So, after the introduction of the Universal Data Commons the Internet basically became a much healthier public domain, where recognisable members of the citizenry could engage, in a shared interoperable environment, in truth finding and community building.
But, as Jopie pointed out, that still left the last function of a healthy public domain unchecked.
How would the Universal Data Commons transform political decision-making and public governance?
The answer came in time.
People realised two things:
They realised that every time the information density in society became more intense â public organisations had to become more transparent, objective, and trustworthy and public decision-making had to become more democratic.
Because the Universal Data Commons secured a more transparent, objective, and trustworthy ecosystem, they could build trustworthy platforms for public decision-making and execution that catered more towards the talents and fascinations of people who did the work.
In the old days organisations were built upon the trusted work ethos of the professional. People trusted the professional to be objective and impartial â to do his or her job despite his or her subjective feelings and thoughts.
Although you didnât really know if the professional in question was doing his or her job, you trusted her anyway. You believed he or she was there for you. Which was, as we all know, not always the case.
The Universal Data Commons created a transparent environment, where more was known and more was accountable. This new transparency created the space where a new work ethos could be developed: craftsmanship.
Professionals simulated objectivity so people would put their trust in them. Now people trusted the information in the Universal Data Commons and workers could be more like themselves, which allowed for more artistry and authenticity.
This cultural shift made new collaborative platforms possible.
And it soon became clear that bottom-up cooperative projects were much better suited to the on-chain economy than static hierarchical bureaucracies.
This new emerging collaborative culture also translated itself to how governments organised themselves.
Besides Open Science and Open Journalism also the practice of Open Government emerged, where all policy documents and memos were published on chain and where all decisions were transparent and under public scrutiny.
The civil servants considered themselves no longer as professionals.
Most professional civic servants were cogs in the machine. Above all loyal to the department and its political master.
But as civic craftsmen they professed above all loyalty to the public. If all the documents were not already available on-chain, they would all be potential whistleblowers.
Finally, Jopie explains to us, that in 02060 the European Union and its member states ended the practice of elected professional politicians.
Parliamentary democracy became a thing of the past.
From now on drafted citizen assemblies would be responsible for public decision-making.
And because most people had extensive experience with cooperative decision-making these assemblies were very boring affairs. No more crazy rhetoricâs. No more opportunistic power grabbing manoeuvres.
The need for re-elections no longer warped public decision-making and because everything was on-chain the concept of backroom politics was soon forgotten.
Obviously, most people didnât like being part of a council. They had better things to do. So, they were extremely well reimbursed for their efforts. A couple of months assembly duty earned a couple of years living money.
At last Jopie explained that within an information dense society, decision-making needed to rely on very diverse assemblies.
All physical and neurological conditions know to mankind and all kinds of cultural backgrounds would be represented. As well as, obviously, the people most effected and interested.
In this way, the decision-making process could take advantage of the widest variety of experiences, angles, insights, and intelligences. It took take into account all that humanity had to offer.
And, by bringing people from all walks of life together around a common problem, community was produced in a very inclusive way.
đ Dag, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze veranderende wereld. We doen dit door de bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat
đ Maandag 21 november om 20:00 alweer de laatste sessie in het Architectures of Trust drieluik bij Pakhuis de Zwijger. We zullen in gesprek gaan Lisa Talia Moretti (Digital sociologist at Ministry of Justice, UK), Martijn de Waal (Prof. Civic Interaction Design Group HVA) en Tara Karpinski (Researcher Sitiuated Design) over vernieuwingen in democratische cultuur en publiek bestuur en besluitvorming bij kunnen dragen aan meer vertrouwen in onze publieke sfeer. Kom kijken of stream ons hier je huiskamer binnen.
De vorige editie over is hier terug te zien, of als je meteen door wil naar het toekomstscenario, hier.
đ Vanavond 19 november om 19:30 zal Edwin een presentatie geven op het TIJ Festival in Dordrecht over de kracht van speculatieve verbeelding en dan in het bijzonder die van Solarpunk en Afrofuturism. Je bent van harte welkom, hier meer informatie over tijd en plek.
Toekomstscenario
đź
Energie is sinds de oorlog in OekraĂŻne een thema geworden waar we een stuk meer bij voelen dan vroeger. Gillend dure energierekeningen en een opgeblazen gasleiding voor de kust van Denemarken maken opeens duidelijk hoe erg ons moderne leven afhankelijk is van goedkope en overvloedige energie, die voor het merendeel nog steeds opgewekt wordt met fossiele brandstoffen.
Dat het anders moet is zonneklaar, maar hoe, daar lopen de meningen over uiteen. Want inmiddels is het niet enkel een technische discussie meer, maar zijn er vele industriĂ«le belangen en politieke overtuigingen in het spel. âWindmolens en zonnepanelen ja, maar niet in mân achtertuinâ, ânul uitstoot ja, maar geen kernenergieâ, âwaterstof is de toekomst, of toch niet?â om maar even een paar voorbeelden te geven.
Het liefst zouden we met zân allen zo snel mogelijk van de fossiele industrie en alle problemen die daaraan vastkleven af willen; de CO2-uitstoot, de vervuiling, de uitbuiting en het geopolitieke machtsspel. Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan, het is namelijk een beetje alsof je de motor moet vervangen terwijl die ondertussen gewoon op volle toeren door moet blijven draaien. Dit proces gaat dus stukje bij beetje, rommelig en asymmetrisch. Zo is er bijvoorbeeld opeens genoeg duurzame energie, maar zit het net plotseling vol.
De allertraagste moloch in deze transitie is uiteraard de fossiele industrie zelf. De dominante strategie daar is tegenstribbelen, ontwijken, vertragen en greenwashing. De enige vraag die van belang lijkt, is hoe lang ze het nog kunnen rekken en hoeveel er nog verdiend kan worden totdat het voorbij is.
In een poging dit narratief te doorbreken begon Edwin samen met industrieel ontwerper Willem van der Sluis bij Foreland Hydromax aan een gedachtenexperiment en onderzoek. Dat leidde tot Exit Strategy, een speculatieve verkenning die in kaart brengt hoe een progressieve exit strategie voor de fossiele industrie eruit zou kunnen zien. Of, anders verwoord, hoe de fossiele sector hun business zou kunnen kantelen en duurzaam en schoon zou kunnen worden.
Om deze exit strategie te verkennen stappen we in de schoenen van een denkbeeldige progressieve oliebaron die het avontuur aan wil gaan: het roer om naar 100% duurzaamheid. Wat zijn de opties?
De Oliebaron van de Toekomst
đ§
Om onze moedige oliebaron een beetje smoel te geven, stel ik me voor dat hij lijkt op Andrew Forrest, de recalcitrante Australische miljardair die rijk werd van zijn mijnbouwimperium en die nu alles op groene waterstof heeft ingezet. Een oudere witte man die het licht heeft gezien en een grote koerswijziging in gang wil zetten.
Maar voordat we verdergaan leggen we wat basics van de fossiele industrie uit.
De fossiele industrie handelt in moleculen
âœ
De core business van de fossiele industrie zijn nu âvieze moleculenâ die in de vorm van vloeistof, gas of een vaste stof uit de aardkorst worden gehaald en die bij verbranding zorgen voor CO2-uitstoot. Maar er zijn ook schone moleculen die bij verbranding niet bijdragen aan het CO2-saldo in de atmosfeer, zoals waterstof uit duurzame energie, waar bij verbranding alleen water vrijkomt, en elektro- en biofuels, waar bij verbranding CO2 vrijkomt die uit de atmosfeer is gehaald, waardoor de CO2-uitstoot dus netto-nul is.
Ons moderne energiesysteem bestaat naast moleculen uit elektronen (elektriciteit), en in de duurzame energie-infrastructuur zijn die elektronen dominant. Denk aan zonnecellen, windturbines, batterijen en elektrische aandrijvingen. Direct duurzame elektriciteit gebruiken is bijna altijd een betere oplossing dan het eerst om te zetten naar een brandstof en vandaaruit weer elektrische energie te maken. Bij elke omzetting gaat er namelijk energie verloren en worden de kosten hoger.
Desalniettemin zijn er dingen waar moleculen juist heel geschikt voor zijn:
đ Van moleculen kun je allerlei materialen maken. Zo produceert de huidige petrochemische industrie zoân 70.000 verschillende materialen. In 95% van de dingen om ons heen (kleding, plastic, verf, kunstmest, etc.) zit er minstens eentje van in. Hieraan kleven enorme problemen, denk aan giftige stoffen, CO2-uitstoot en microplastics (zie onze Oceaan editie over hoe groot). Maar er zijn biochemische processen die een rol kunnen spelen in het deels opschonen bij de fabricage van deze materialen (zie Industrial biomanufacturing: The future of chemical production (Science)).
đąïž Moleculen kunnen energie langere tijd goed opslaan en zijn makkelijk in bulk te vervoeren. Batterijen daarentegen lopen nog altijd langzaam leeg en een wereldwijd elektrisch super grid bestaat vooralsnog niet (maar daar wordt aan gewerkt).
đ„ Veel industriĂ«le en chemische processen werken met hoge temperaturen en hoge druk en hebben chemische inputs nodig. Deze processen zijn lastig elektrisch te doen en hebben duurzame brandstoffen en grondstoffen nodig, met andere woorden: schone moleculen zoals waterstof.
âčïž Mocht je specifiek nog wat meer toelichting willen op het hoe, wat en waarom van waterstof, elektrofuels en biofuels en hun mogelijke rol in een duurzaam energie systeem? Onderaan deze nieuwsbrief staat een wat uitgebreidere toelichting. đ
Stranded assets of tweede leven?
đ§
đ§ Terug naar onze oliebaron, of anders gezegd, onze moleculenhandelaar. Kan hij omschakelen naar schone moleculen? En zo ja, kan hij dan nog gebruik maken van al die infrastructuur die gebouwd is voor het transporteren van olie, kolen en gas? Of moet al deze infrastructuur straks bij het grofvuil?
Alle industriële gaspijpleiding. Bron: SNAM. Zelf die enorme omvang van de fossiele infrastructuur verkennen, ga naar oilmap.xyzDe wereldwijde tankervloot (dit is voor alle vloeistoffen en gassen, het overgrote deel hiervan is olie en gas). Bron: MarineTraffic
Onze oliebaron heeft geluk. Door de meeste bestaande pijpleidingen en olietankers kunnen ook prima elektro- of biofuels stromen.
ââđ§ Sommigen zeggen zelfs dat aardgaspijpen relatief makkelijk aangepast kunnen worden voor waterstofgas. Maar hierover hoor je tegenstrijdige geluiden, want zo simpel is het misschien niet. Waterstof is namelijk de kleinste molecuul in het universum en ontsnapt nogal makkelijk. Om waterstof praktisch vervoerbaar te maken in bijvoorbeeld een tanker moet je het onder enorme druk zetten (350 tot 700 bar) of afkoelen tot -253 graden Celsius. Dit kan, maar bestaande olie- en gastankers zijn hier niet geschikt voor. Maar gelukkig vaart de eerste waterstoftanker al tussen AustraliĂ« en Japan.
đź In plaats van het aanvoeren van brandstoffen en grondstoffen kunnen pijpleidingen ook heel goed CO2 uit industriĂ«le processen afvoeren om op te slaan op de plekken waar de CO2 ooit vandaan kwam: de voormalige olie- en gasvelden!
đ§ Onze progressieve oliebaron ziet mogelijkheden, maar heeft ook vragen. Want CO2-opslag is misschien wel nodig om de klimaatcatastrofe te beperken, maar het kost ook weer ontzettend veel geld en energie. En stel dat het allemaal goed werkt, wie gaat dat dan betalen? En kan dit niet sneller via natuurrestauratie en regeneratieve landbouw? En dan is dit ook maar een tijdelijke oplossing, een tussenstation. Kunnen oude bronnen niet op een andere manier productiever gebruikt worden?
đ§ Niet alleen CO2-gas, maar ook waterstofgas kan in voormalige olie- en gasvelden worden opgeslagen. En ook zoutcavernes en aquifers zijn geschikt om waterstofgas in op te slaan.
đ§ De aardkorst als batterij! Geen gek idee, want met al die wispelturige zonne- en windenergie heeft het net veel batterijcapaciteit nodig om windstille en donkere periodes te overbruggen. Maar onze oliebaron wil meer dan transporteren en opslaan, hij wil ook nieuwe energiebronnen aanboren!
Boren naar schone energie
đŻ
Als de fossiele industrie ergens verstand van heeft, dan is het van graven, boren en bij de schatten komen die een kilometers dikke aardkorst herbergt. Kunnen ze met dezelfde kennis niet juist schone energie aanboren? Dat kan!
đ Hoe dieper je de aarde ingaat, hoe warmer het wordt. Geothermie biedt een stabiele, voorspelbare en schone energie. Geothermie heeft tot nu toe echter nog geen grote vlucht genomen behalve op plekken waar de hitte dicht bij het aardoppervlak zit. Denk aan vulkanen en warmwaterbronnen. Maar nieuwe boortechnieken die geen boorkop gebruiken, waardoor ze tot 20 kilometer diepte zouden kunnen boren, zorgen ervoor dat je niet meer hoeft te speuren naar dunne stukjes aardkorst, maar dat geothermie vrij universeel toepasbaar wordt en je stoom van 500 graden kan produceren op de plek waar je het nodig hebt. Overigens kun je met stoom van 500 graden direct een industriĂ«le stoomturbine aandrijven. Dit betekent dat je een gat zou kunnen boren naast een oude kolencentrale en de bestaande turbines in plaats van met kolen met aardwarmte zou kunnen aandrijven. Maar goed, dit is vooralsnog een theorie, maar een aantal startups zijn er druk mee bezig (Zoals Quaise. Voor meer informatie over de kansen van geothermie lees Geothermal energy is poised for a big breakout – Vox).
đ§ Als waterstof zo overvloedig is, kunnen we het dan niet ergens vinden in plaats van het te maken van fossiele bronnen? Dat kan, waterstof komt inderdaad ook in de aardkorst voor, maar er zijn op dit moment slechts een paar natuurlijke bronnen in gebruik en de voorraden zijn niet in kaart gebracht omdat er eigenlijk nooit interesse voor was.
Waar wel aan gewerkt wordt, is om van olie- en gasvelden waterstofbronnen te maken. Dit kan door CO2 en zuurstof in het veld te pompen en een chemische reactie in beweging te zetten die onder de grond van olie en gas waterstof maken. Vervolgens kan de waterstof opgepompt worden terwijl de CO2 achterblijft. (Bijvoorbeeld Proton is deze technologie aan het ontwikkelen.)
đ§ Interessante opties voor onze oliebaron om in de gaten te houden en in te investeren, maar hij wil ook graag meteen aan de slag met bewezen technologie. Zon en wind is toch booming, daar kan hij toch ook op meesurfen?
De fossiele industrie is gewend te werken aan complexe en grote projecten in afgelegen en onherbergzame gebieden. Boorplatformen op open zee en oliebronnen in hete woestijnen. Met andere woorden, plekken met een overvloed aan duurzame energie: machtige golven, ongenadig harde wind en verzengende hete zonneschijn.
Windsnelheid op 100 m hoogte. Hoe roder hoe harder. Bron: Global Wind AtlasHoe roder, hoe meer zonne-energie er te oogsten is. De kaart toont Lange termijn gemiddelde fotovoltaĂŻsche energie potentieel. Bron: Global Solar Atlas
De felste zon en de hardste wind leveren de goedkoopste energie, het nadeel is echter dat locaties waar deze te vinden zijn vaak ver verwijderd zijn van de bewoonde wereld. Een oplossing kan zijn dat je hier groene waterstof of elektrofuels gaat maken en deze per tanker of pijpleiding naar industriegebieden transporteert. De huidige petrochemische hub van het Midden-Oosten is wat dat betreft goed gepositioneerd. Groen en autocratisch zullen uiteindelijk prima samengaan.
đ Kan een fossiel energiebedrijf een succesvolle duurzame energiespeler worden? Jazeker, het levende voorbeeld is Ărsted. Dit Deense bedrijf maakte voorheen energiecentrales en infrastructuur voor olie, kolen en gas, maar is inmiddels het grootste windenergiebedrijf ter wereld.
đ§ Onze vooruitstrevende oliebaron heeft genoeg gezien, hij is om. Genoeg kansen en routes om voorwaarts te gaan wat hem betreft. En, hij heeft haast, want ook al gaat het met de gas- en oliewinsten weer even voor de wind, de industrie heeft het tij tegen. De piek van de industrie is nabij en daarna is het gestaag bergafwaarts, dan drogen de kapitaalreserves op en wil geen bank hem meer iets lenen. Krimp is dan ook onherroepelijk. Het gaat erom wie er overleeft, en wie er in deze nieuwe tijden nieuwe kansen ziet.
đ§ Met grootste plannen wil onze oliebaron de transitie van vieze naar schone moleculen zo natuurlijk zo snel mogelijk maken. Om dit te bewerkstelligen stellen we ons voor dat hij in zijn boardroom een roadmap heeft hangen en dat die er ongeveer zo uitziet als de ‘Exit Strategy’ die Willem en Edwin maakten. Een routekaart die ze hieronder dan ook graag delen met iedereen die de fossiele industrie de goede richting in wil stuwen.
đ Hoe, wat en waarom waterstof, elektro- en biofuels
đ§Waterstof â Waterstof is een magisch molecuul, het is namelijk het eerste molecuul dat ooit bestond en waarvan sterren zijn gemaakt, en het is alom aanwezig (90% van ons universum bestaat eruit). Als sterren sterven en uit elkaar klappen produceren ze alle andere elementen die we kennen. En zoals gezegd komt er bij verbranding van waterstof enkel water uit de uitlaat.
â ïž De fossiele industrie propageert waterstof als de schone brandstof van de toekomst. Wat ze er vergeten bij te vermelden is dat waterstof nu niet of nauwelijks als brandstof wordt gebruikt, omdat het veel te duur en inefficiĂ«nt is om uit te rollen omdat de infrastructuur ontbreekt. Praktisch alle waterstof wordt nu gebruikt op de plek waar het wordt gemaakt: raffinaderijen. Daarnaast is het zo dat nu 99% van alle waterstof uit kolen, gas en olie wordt geproduceerd en maar een fractie uit duurzame elektriciteit, omdat dit te duur is. De huidige waterstofproductie wordt niet als brandstof maar voornamelijk als grondstof gebruikt in de chemische industrie, en speelt een hoofdrol in de productie van kunstmest (zo wordt praktisch alle ammoniak uit waterstof geraffineerd).
⥠Elektrofuel â Ook wel e-fuels of synthetische fuels genoemd. Het grote voordeel is dat netto-nul-brandstoffen identiek zijn aan benzine, diesel en jetfuel en dus meteen de tanks van bestaande autoâs en vliegtuigen kunnen vullen. Deze brandstoffen worden gemaakt door waterdamp en kooldioxide uit de lucht te halen, die te splitsen in waterstof en koolstof, en die te recombineren tot brandstof. Als je dit allemaal doet met zonne- of windenergie krijg je een groene netto-nul-brandstof die gebruikt kan worden in bestaande tanks, pijpleidingen en benzinepompen.
â ïž Verschillende startups zijn met deze technologie bezig en doen grote beloftes dat ze de prijs van deze nu nog dure brandstoffen flink omlaag kunnen krijgen (zie Prometheus Fuels en eFuels Alliance). Vooralsnog is dit echter nog vooral een belofte.
đŠ Biofuels â Deze brandstoffen zijn al in gebruik en worden gemaakt van biomassa, met name graan, maĂŻs en afvalstromen uit de landbouw en zijn bij verbranding netto-nul.
â ïž Hoewel deze brandstoffen kostencompetitief zijn is de uitdaging voor biofuels dat ze nu voornamelijk op industriĂ«le landbouw zijn gebaseerd en dat de impact niet netto-nul is. Zo wordt nu 40% van alle maĂŻs in de VS omgezet naar ethanol, en wordt zoân 10% van de wereldwijde graanproductie verwerkt tot biofuel. Maar in 02019 reden nog maar zoân 3% van alle wegvoertuigen ter wereld op biofuel. Dus als deze biomassaproductie opgeschaald wordt naar de volumes die nodig zijn om de huidige wereldwijde benzine en diesel consumptie te vervangen dan zou alle graan en mais enkel nog voor brandstof geteeld worden. Geen goed idee.
đ Dag, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze veranderende wereld. We doen dit door de bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
Deze week een experiment met een nieuwe vertelvorm. Vorige week hebben we onze eerste avond in de reeks over Architectures of Trust bij Pakhuis de Zwijger ingeleid met het onderstaande toekomstscenario. Een kort verhaal waarin we naar het einde van de 21st eeuw reizen en getuige zijn van een interview met mediageleerde Jopie Sjef Arends. In het interview reflecteert ze op de grote verschuiving die de informatiecultuur en het medialandschap de afgelopen eeuw hebben verandert.
We zijn benieuwd wat jullie er van vinden.
Jopie Sjef Arends; de Marschall McLuhan van de 21st eeuw đź
Van online argwaan naar ‘on chain’ vertrouwen
Stel je voor, het is het jaar 02093. We bevinden ons een studio in een oud Amsterdams pakhuis aan wat begin deze eeuw nog de Piet Heinkade heette, maar nu de Jo Moabkade heet. De gelauwerde journalist Mo Markusson, zijn cameravrouw en zijn geluidstechnicus zetten hun spullen klaar voor een interview met Jopie Sjef Arends. Deze indrukwekkende en zeer slimme mediageleerde heeft met haar duidingen een stempel gedrukt op hoe we naar onze informatiecultuur kijken. Ze wordt ook wel de Marshall McLuhan van de 21ste eeuw genoemd. Een eind 21ste-eeuwse beroemdheid dus, die nu in een comfortabele fauteuil zich nog even buigt over haar notities.
MM: âHonderd jaar geleden, in 01993, ging het internet of beter gezegd het World Wide Web open voor het brede publiek. Het veranderde de economie, de politiek, het publieke domein en ons leven radicaal. Waar de computer voor 01993 vooral een gadget was in de hoek van de kamer of op zolder, werd met de geboorte van het web de computer de spil van de infrastructuur waar onze samenleving vandaag nog steeds op draait.â
MM: âJopie, hoe duid jij deze beginperiode van het web?â
JSA: âNou, als behoorlijk crazy. Maar dat zie je eigenlijk bij elke introductie van een General Purpose Technology, of dit nu de boekdrukpers, de stoommachine, elektriciteit of de computer is.â
JSA: âVoor de computer was het web het kantelpunt. GeĂŻsoleerd waren computers vooral een stuk gereedschap, maar toen ze genetwerkt werden ontstond er een compleet nieuwe informatiesfeer. Een digitaal publiek domein dat ontzettend ondermijnend was voor de oude architectuur van vertrouwen van het gedrukte woord.â
MM: âOp welke manier ondermijnde het web dan de op dat moment geldende architectuur van vertrouwen?â
JSA: âIn het begin was het natuurlijk allemaal vrij onschuldig, en was het web vooral een speeltuin voor de pioniers en dromers; mensen die geloofden in de democratische belofte van het web.
Maar het werd al snel duidelijk dat de opkomst van het digitale domein ontwrichtende gevolgen had voor de manier waarop we samenleefden en de manier waarop onze democratische instituties werkten. Dit waren instituties die waren gebouwd op het informatie-metabolisme van het gedrukte woord. En er zijn een aantal grote verschillen met het gedrukte woord.
Ten eerste was het web tweerichtingsverkeer. In tegenstelling tot bij het gedrukte woord kon iedereen content publiceren. Er waren geen poortwachters meer, zoals de redacties van kranten en tijdschriften.
Ten tweede bood het een continue stroom informatie waar het publiek te allen tijde toegang tot had, waar ze zich ook bevonden. Gebruikers konden alles wat ze maar wilden weten opzoeken en controleren en iedereen kon dus meepraten.
Dat was heel wat anders dan het gedrukte publieke domein, waarbij de informatievoorziening vooral eenrichtingsverkeer was en waar uitgevers en redacties bepaalden wat te publiceren, wat te onderzoeken en welke ingezonden brieven te plaatsen.
Het publiek had eigenlijk dus nieuwe superpowers gekregen, waardoor de traditionele afzenders van nieuws, kennis en beleid er uit alle hoeken en gaten concurrentie bij kregen. Allerlei nieuwe stemmen, bronnen en ideeën stroomden redactieloos de publieke sfeer in. Met allerlei onthullingen, schandalen en vertrouwensbreuken tot gevolg.
Ten derde werd deze nieuwe dynamiek vervormd en verstoord door een handvol commerciële monopolies. Deze bedrijven bepaalden de spelregels waaraan de nieuwe informatiestromen zich moesten houden. Die spelregels werden ingegeven door hun commerciële overwegingen. Ze hielden geen rekening met de rol die het publieke domein in een samenleving zou moeten spelen. Zo namen ze bijvoorbeeld schaamteloos eigendom van de gebruiksdata en hun online identiteiten.
Wat dan weer voor hen pleit, is dat niemand zich in die tijd bewust was van de werking en het belang van het publieke domein. Dat een publiek domein bijvoorbeeld voor een gemeenschap zorgt, was geen algemene kennis, zoals nu. Dus daar hielden de commerciële spelregels geen rekening mee. Die richtten zich op het vasthouden van de aandacht van hun gebruikers, zodat die op het platform zouden blijven en ze hen reclames konden voorschotelen. Dit leidde tot spektakelalgoritmes, filterbubbels, nepnieuws en de versplintering en polarisatie van gemeenschappen.
De eerste veertig jaar van het web waren ruig, wild en tomeloos.â
JSA: âGoeie vraag. Laten we beginnen met de definitie. Een architectuur van vertrouwen zorgt ervoor dat mensen en partijen kunnen samenleven en samenwerken zonder dat ze elkaar persoonlijk kennen. Op deze manier is er een abstract gemeenschapsgevoel mogelijk, gebaseerd op gedeelde waarden en normen en gedeelde instituties. Zoân architectuur van vertrouwen is een voorwaarde voor complexe samenlevingen zoals de onze, waarin miljoenen mensen die elkaar niet kennen zich thuis moeten voelen.
In de tijd voor het web kwam het erop neer dat wanneer mensen elkaar niet op persoonlijke basis vertrouwden, of wanneer vreemden met elkaar zaken moesten doen, men vertrouwde op drukwerk.
Gedrukte documenten met meerdere handtekeningen, stempels, datums en met meerdere kopieën in meerdere archieven legden onderlinge afspraken vast. Vaak was er ook een onafhankelijke derde getuige bij betrokken, zoals een notaris, om de documenten extra gewicht mee te geven in de rechtbank.
In de tijd voor het digitale web vertrouwde men op het gedrukte woord. Men navigeerde de wereld via papieren. Men verliet zich op wetboeken, contracten, polissen, kaarten, bankbiljetten, boekhoudingen, paspoorten, kranten en tijdschriften. Men raadpleegde registers, kadasters, archieven en bibliotheken.
Het gedrukte woord was de informatietechnologie waarop de Westerse moderniteit was gebouwd. Na de uitvinding van de drukpers ontstond een nieuwe organisatievorm, de bureaucratie, en een nieuw werkethos, dat van de professional. Twee cruciale elementen in de architectuur van vertrouwen.
Een bureaucratie definieer ik als een set methodes die het gedrukte woord gebruiken om complexe organisaties te coördineren. Zoals destijds ministeries, bedrijven en NGOâs.
Die bureaucratie is gebaseerd op paper trails, waarop iedereen in de organisatie vertrouwt. Dat betekent dat als iets niet op papier staat, het de facto ook niet bestaat. Althans in de ogen van de organisatie.
Om deze papieren werkelijkheid te produceren zijn er protocollen (vastgelegd op papier) die je kan zien als het operating system van een geletterde organisatie. Zoân bureaucratisch operating system was een vereiste om zaken te kunnen doen, ook als je slechts een eenmanszaakje had.
En dan de professional. De professional ondersteunt de bureaucratische machine en brengt hem tot leven, maar dit kan alleen als de professional zich objectief, onpartijdig en rationeel opstelt. Met andere woorden, wanneer de professional naar zân werk gaat laat hij zijn subjectiviteit thuis, en wordt hij of zij geacht zakelijk te zijn.
Dit is uiteraard een ideaalbeeld, een modelwerkelijkheid, want zoals we allemaal weten is de mens geen machine die perfecte rationele afwegingen maakt. De mens neemt over het algemeen al zijn vooroordelen, levenservaring en cultuur mee en dit kleurt bewust dan wel onbewust zijn handelen.
De cultuur van professionalisme was geworteld in het idee dat je trouw was aan je beroepseer, je organisatie en aan het publieke belang. Artsen, advocaten, wetenschappers, boekhouders en journalisten werden geacht te handelen volgens het ethische kader van hun vak. Beroepsorganisaties, tuchtkamers en andere toezichthoudende organisaties controleerden of deze professionals zich wel aan deze kaders hielden.â
MM: âDat klinkt best exotisch als je dat zo hoort. Want vandaag leven we in een hele andere realiteit, waar sociaal vertrouwen uiteindelijk door de publicdata chain wordt geborgd. Vandaag zijn we zelf eigenaar van onze data, hebben we altijd toegang tot onze data en bepalen we zelf met wie we onze data delen. De dingen waarover je vertelt, zoals die monopolies en hoe zij het publieke domein konden domineren en uitbuiten, dat is nu onvoorstelbaar.â
JSA: âDat klopt. Veel mensen zijn zich hier niet van bewust, maar het feit dat onze informatiesfeer vandaag de dag niet wordt gedomineerd door een handvol monopolies is een gevolg van de public data chains. Ze borgen niet alleen onze data en identiteit, maar dwingen platformen ook tot interoperability waardoor het netwerkeffect zich nu bevindt in de public data chain.â
MM: âAlleen mensen ruim boven de zeventig kunnen zich nog de chaotische wereld van toen herinneren. Voor de meeste mensen is dat verre geschiedenis.â
JSA: âAbsoluut. Maar de architectuur van vertrouwen die we vandaag de dag voor lief nemen, en die het geactiveerde woord betrouwbaar maakt, is stap voor stap zorgvuldig opgebouwd. We moeten het niet voor lief nemen. Want wat is opgebouwd kan ook weer worden afgebroken.
Ik had het al over de experimentele pioniersfase en het Wilde Web dat erna kwam. Begin jaren 20 brak de derde fase aan.
De monopolies waren toen nog oppermachtig, verdienden schandalig veel geld en hun platformen speelden een hoofdrol in het creëren van verdeeldheid en de verspreiding van desinformatie. De situatie was zo ernstig dat mensen niets meer vertrouwden. Soms werden zelfs verkiezingsuitslagen niet meer erkend.
Om hier paal en perk aan te stellen, begon men in de VS de monopolies open te breken, en introduceerde de EU wetgeving die de grote platformen dwong interoperable te worden.
Daarnaast zorgde een golf van nieuwe decentralisatietechnologieën voor een nieuwe generatie aan digitale platformen die slim gebruikmaakten van de nieuwe interoperability-eisen. Opeens werd het voor veel mensen duidelijk dat het internet ook heel anders kon zijn, bijvoorbeeld coöperatief.
Dit nieuwe vertrouwen werd in Europa ook gevoed door de introductie van een Europese Digitale Identiteitswallet. Hierin zaten paspoorten, diplomaâs, en allerlei andere officiĂ«le documentatie waar burgers zelf de volledige controle over hadden. Een ID waarmee ze online, of eigenlijk on chain, overal mee terecht konden.
Tegen het einde van de jaren 20 werd een nieuwe public data chain–infrastructuur geĂŻntroduceerd, de Universal Data Commons (UDC). Dit werd uiteindelijk het ijkpunt van het Internet zoals we dat nu kennen. Het werd steeds belangrijker in het borgen van vertrouwen.
Carbon accounting, ESG-compliance, transparante waardeketens, open science, open journalism, open voting â alles kon worden geborgd in de UDC. Beslissingen en bewijsstukken konden door iedereen worden geauthentiseerd, geverifieerd of gefalsificeerd. De UDC zorgde voor een transparant publiek domein zonder de privacy van burgers in gevaar te brengen.
En deze infrastructuur bleek broodnodig, want steeds meer van de informatie die gebruikers voor ogen hadden kwam niet meer uit mensenhanden. GenTech, een afkorting van Generative Technology, produceerde teksten, beelden, muziek en audiogesprekken die niet van menselijk of âechtâ te onderscheiden waren. Kunnen bepalen welke informatie door wie of wat waar en wanneer geproduceerd was, werd opeens essentieel om vertrouwen te hebben in de realiteit. Om deze op waarde te kunnen schatten.â
MM: âAls je een analogie zou moeten maken tussen deze twee architecturen van vertrouwen zou je dan kunnen zeggen dat de bureaucratische organisatie van toen de chain platforms van nu zijn, en dat de professionals de algoritmen en AIâs zijn die deze animeren?â
JSA: âJa, in zekere zin wel, want het grote verschil tussen het gedrukte en het geactiveerde woord is immers dat het gedrukte woord de mens nodig heeft om tot leven te komen en werk te verzetten, terwijl het geactiveerde woord tot leven komt in een machine. Ze is dus zowel de informatie, de organisatie als de arbeider.
De architectuur van vertrouwen van het geactiveerde woord heeft daarom ook de ruimte gecreĂ«erd voor een nieuw werkethos: meesterschap. Hierin is de beroepseer uiteraard nog steeds belangrijk. Maar het accent ligt niet meer op het formele, het zakelijke en het objectieve, omdat deze taken zijn gedelegeerd naar de chain. Hierdoor kunnen we ons persoonlijker verhouden tot ons werk. En onze waarden, fascinaties en talenten het uitgangspunt maken voor onze praktijk, uiteraard binnen de beperkingen van de UDC. Veel meer dan vroeger richten we ons nu op de intrinsieke waarde van werk in plaats van op het protocollaire aspect ervan.â
MM: âBehalve dan dat we moeten beslissen welke interacties we âonâ of âoff chain” zetten, of welke we openbaar maken.â
JSA: âJa, maar tegenwoordig ervaren we dat heel anders dan toen mensen vroeger dingen âonlineâ deden.
Tegenwoordig ervaren we âon chainâ als het beschermen van onszelf en het beveiligen van onze gegevens. En iets publiceren âon chainâ beschouwen we nu als een bijdrage leveren aan onze gemeenschappelijke kennis, hoe klein deze bijdrage ook is.
Aan het begin van de eeuw was dit anders. Velen voelden zich ongemakkelijk of waren enigszins paranoĂŻde om iets online te doen. Het was een devilâs bargain. Je kon toegang krijgen tot de superpowers van het digitale tijdperk, maar je âbetaaldeâ ervoor door al je gegevens op een plaats te zetten waar je er geen of nauwelijks zeggenschap over had.
Ook kon je de toorn van anderen verwachten als je iets publiceerde in het gepolariseerde klimaat van toen. Er was een groot afbreukrisico. Alles was politiek. Nu is bijna niets meer âteâ politiek. Want er zijn geen professionele politici meer om de boel op te blazen. De meeste dingen worden beslist in praktische en apolitieke burgerraden, waarin gewone mensen samen besluiten nemen op basis van alle informatie die de mensheid rijk is, stored on chain.â
MM: âCrazy times indeed. Dankjewel, Jopie, voor dit fijne gesprek. Laten we ons âon chainâ gesprek hier afsluiten en genieten van een welverdiend âoff chainâ drankje aan de bar.â
âThatâs a wrap!â roept de cameraman terwijl de studio âoff chainâ gaat.
Als altijd benieuwd naar jullie gedachtes!
Fijn weekend! â€ïž Ed & Chris
PS â âš Sander van Iersel‘s documentaire over de impact van lichtvervuiling op de natuur is in premiere gegaan op de Oostenrijkse televisie (3SAT). Sander deed een aantal jaren geleden mee in ons Nachtlab waarmee we samen met architecten, ecologen en lichtontwerpers aan toekomstscenario De Donkere Stad (een stad zonder lichtvervuiling en met Melkweg) werkten. Terwijl we samen de kwaliteiten van het duisternis en de impact van luchtvervuiling onderzochten werd bij Sander het zaadje voor deze docu in zijn geest geplant. En nu is die er! Kijken dus die docu. Hier is die te zien.
đ Dag, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze veranderende wereld. We doen dit door de bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
đŁ Reminder: Maandag 7 november om 20:00 praten we bij Pakhuis de Zwijger met Gwenda Nielen (TILT), Aiganysh Aidarbekova (Bellingcat) en Pedro Noel (Associated Whistleblowing Press) over ons afbrokkelende vertrouwen in waarheidsvinding en hoe we dit vertrouwen kunnen herstellen. Kom kijken of stream ons hier je huiskamer binnen.
Onderzoeksnotities đ
We waren van plan deze week een notitie te schrijven over de historische relatie tussen professionalisme en de opkomst van publiek vertrouwen. Maar tijdens het vooronderzoek vielen we in het diepe konijnenhol van rechts-populistisch denken in Amerika. Dat was even schrikken, maar het was ook verhelderend.
Toch willen we deze week een aanzet hiertoe doen. Een eerste poging om onze gedachten hierover te ordenen. Vaste lezers zullen veel vaste themaâs en kapstokjes herkennen. Wellicht dat de lens van het rechts-populistische gedachtegoed deze in nieuw licht zullen plaatsen.
Hoe populisten het probleem aanvoelen, maar een verkeerde oplossing voorstaan
Het is onmogelijk om te zeggen of Musk, die een notoire provocateur is, gelooft in het complot. Misschien wilde hij het vrije woord testen. Of misschien tweette hij in een vlaag van irritatie richting Hillary Clinton, op wier tweet hij reageerde.
Als we namelijk iets met enige zekerheid kunnen zeggen, afgaande op Musks tweets, dan is het dat de man die elektrisch rijden mainstream heeft gemaakt (en daarmee een meer dan substantiële bijdrage heeft geleverd aan onze overlevingskansen vis-à -vis klimaatverandering) de laatste jaren meer en meer anti-establishment lijkt te worden. En als Hillary Clinton ergens symbool voor staat, in de hoofden van veel Amerikanen, dan is het wel het establishment.
Musk is nooit fan geweest van de status quo. Zoals het een techbaron betaamd, is hij een najager van ontwrichting. De laatste jaren lijkt hij links-progressief Amerika echter steeds meer te vereenzelvigen met het establishment, met de status-quo. Een vreemde plottwist, klimaattransitie-technisch gezien. Het zijn immers vooral Democraten die zijn klimaatneutrale visie delen. En die in zijn Teslaâs rijden.
In zijn tweets beschuldigt Musk de Democratische Partij en de in zijn ogen linkse ambtenarij van achterkamertjespolitiek, voortrekkerij, corruptie en misplaatste politieke correctheid met wanbeleid als gevolg. Hij lijkt met name gefrustreerd te zijn omdat hij het idee heeft dat de linkse vleugel van de Democratische Partij hem constant als kop-van-jut gebruikt. Alleen maar omdat hij een rijke, machtige, witte nerd-man is met allerlei atypische ideeĂ«n over voortplanting en opvoeding. Terwijl hij, vindt hijzelf, meer heeft gedaan om de wereld te redden dan menigeen. In ieder geval meer dan zoân stelletje politieke schreeuwlelijken. Musk vindt het allemaal maar oneerlijk.
Zie hier, hier en hier ter illustratie een korte bloemlezing van Musks tweets.
Musks gekrenkte ego lijkt hem in de armen van de norm doorbrekende Republikeinen te hebben gedreven, de partij die anti-establishment als strijdkreet heeft, denk aan: âdrain the swampâ, âkill the Deep Stateâ, âstop the stealâ, etc.
Musks miskenningen echoën die van populisten van over de hele wereld. Van Pim Fortuyn, die klaagde over blinde politieke correctheid en achterkamertjes, tot Trump, die klaagt over de linkse Deep State en Washington Swamp, tot Baudet, die klaagt over een links-progressief partijkartel en een samenzwering van gemene hagedissen.
Allemaal hebben ze het gevoel dat de overheid en de media worden beheerst door een linkse cultuur die, al dan niet geleid door duistere krachten, iedereen die niet voldoet aan hun universitaire normen en waarden bevooroordeeld tegemoet treedt. Dat leidt in hun ogen tot een cancelcultuur, het maatschappelijk ghosten van mensen, bedrijven en instituties.
Wat Musk gemeen heeft met populisten, is een lage dunk van de instituties die zorg dragen voor de publieke zaak, of dit nu overheidsinstituties zijn of commerciële corporaties zoals S&P. Wat ze ook delen is een hoge dunk van het vrije woord, dat meestal in de vorm van een provocerende tweet komt.
Het vrije woord versus de achterkamertjespolitiek van een losgezongen politieke elite â die tegenstelling wordt vaak opgeroepen. Nadat hij Twitter kocht, zei Musk in een statement dat hij het heeft gedaan om het vrije woord te beschermen: âThe reason I acquired Twitter is because it is important to the future of civilization to have a common digital town square, where a wide range of beliefs can be debated in a healthy manner, without resorting to violence.â
Natuurlijk, een groot deel van de populistische vrije woorden worden besteed aan identiteitspolitiek. Ze gaan over anti-links, anti-islam, anti-immigranten, anti-stedelingen, anti-experts, anti-hoogopgeleiden, anti-woke, anti-reptielen, anti-pedofielen en andere variaties van wij-versus-hen. Tegelijkertijd is er dus een duidelijke onderstroom die gaat over publieke transparantie versus institutionele elites.
En hiermee komen we bij het eerste punt dat we deze week willen maken. De populisten hebben hier onbewust toch een beetje gelijk: er is een groeiende onverenigbaarheid tussen het digitale publieke domein dat transparantie eist en de oude en gesloten institutionele logica en politieke mores. Maar de oplossing van de populisten voor dit probleem is nogal ondoordacht; namelijk het afschaffen van de democratie.
Kort samengevat is hij tegen de democratie, omdat alle journalistieke en democratische instituties in de VS zijn gestoeld op linkse normen en waarden. Een cultuur die Yarvin the Cathedral noemt en die zijn oorsprong vindt op elitaire universitaire campussen zoals die van Harvard. Die cultuur wordt vervolgens in stand gehouden door de organisatiecultuur binnen de overheid en door kranten als The New York Times. Volgens Yarvin is deze linkse bestuurscultuur de reden dat overheden de laatste veertig jaar niets meer voor elkaar hebben gekregen.
The Cathedral doet uiteraard denken aan âde linkse kerkâ, populair gemaakt door Pim Fortuyn. Ook hier wordt de link gelegd tussen het vrije woord en de zogenaamde linkse politieke correctheid.
Niet alleen schrijft Yarvis over hoe de linkse cultuur verweven is met de macht. Ook schrijft hij uitgebreid over hoe een Republikeinse presidentskandidaat na verkiezingswinst de macht zou moeten grijpen. Hij heeft hele draaiboeken uitgeschreven over hoe dit in zijn werk moet gaan. Het doel van de machtsovername is het ontslag van bijna alle overheidsambtenaren. Die moeten dan worden vervangen door trouwe vazallen van de nieuwe president/CEO/dictator.
Dit artikel in VOX geeft een interessant overzicht van Yarvisâ denken, inclusief een database met blogposts van en interviews met Yarvis. Zonder er hier al te diep op in te gaan, moet vooral gezegd worden dat zijn denken invloedrijk is in de Republikeinse Partij. Heel invloedrijk. Trumps campagnestaf gebruikt zijn draaiboeken as we speak als inspiratie voor de transitieplanning mocht hij in 02024 winnen. En wellicht ook als hij niet wint.
Wij hadden nooit eerder gehoord van Yarvis, zijn denken en zijn invloed op de The New Right. Dus dat was best even schrikken, maar het was ook verhelderend.
Waar Yarvis vrij vaag over is, voor zover wij daar nu inzicht in hebben, is wat zoân dictator-CEO moet gaan doen als hij aan de macht komt. We hebben het idee dat het kapot maken van de oude gevestigde instituties en âde linkse kerkâ belangrijker is dan het voeren van een rechts beleid. Sterker nog: volgens Yarvis moet de dictator zo regeren dat linkse mensen er ook blij van worden. Hoe hij dat voor zich ziet op themaâs als klimaat en abortus blijft nog in het ongewisse.
Het verklaart in ieder geval de aantrekkingskracht voor Silicon Valley, waar ontwrichting wordt gezien als een natuurlijke fase in Schumpeters cyclus van creatieve destructie. Als je iets nieuws wilt bouwen moet je eerst iets afbreken. Of, in de woorden van Mark Zuckerberg: âMove fast and break thingsâ.
Thiel is een libertijnse techpionier die droomt van ultieme vrijheid. In een essay uit 02009 concludeert hij dat individuele vrijheid en kapitalisme niet meer verenigbaar zijn met de parlementaire democratie. Democratie is veel te polariserend. Het zet mensen tegen elkaar op vanwege triviale redenen. Volgens hem is het democratische politieke stelsel daarom tegengesteld aan vrijheid en moet er een apolitieke vorm van besluitvorming komen. Maar daarvoor moet wellicht eerst het huidige systeem kapot.
De frustratie met de huidige politiek is uiteraard niet het exclusieve domein van het rechts-populisme. We kunnen ons voorstellen dat de meeste mensen wel enige frustratie ervaren over de politieke inertie op urgente dossiers. Zoals, om maar iets te noemen, digitalisering, klimaatverandering en de afnemende biodiversiteit. (Maar wellicht projecteren we nu onze eigen frustraties.)
Dat gezegd, is onze voorzichtige analyse dat de rechts-populisten en de libertijnse technerds het probleem eigenlijk best goed aanvoelen: de oude en gesloten bureaucratische en politieke mores zijn niet verenigbaar met het opkomende digitale publieke domein. Ook wij denken dat de huidige status quo moeilijk te handhaven is.
In tegenstelling tot de populisten en de libertijnse techbroâs, denken wij alleen niet dat de oplossing ligt in minder democratie. Volgens ons ligt de oplossing juist in een verdieping van de democratie. Denk bijvoorbeeld aan een transitie van de politiek polariserende parlementaire democratie naar een vorm van apolitieke burgerraden. (Hier heeft David Van Reybrouck een mooi boek over geschreven.)
Er is namelijk een direct verband tussen het rechts-populistische verlangen naar een verlicht despoot, het afnemende vertrouwen in publieke instituties en de opkomst van identiteitspolitiek. Dat verband is de komst van een nieuwe informatietechnologie en het ontstaan van een nieuw publiek domein.
We hebben eerder over dit verband geschreven in ons essay Building Trust in the Electric Age. Zonder het hele argument opnieuw te herhalen, heeft een gezond publiek domein de volgende functies:
Het creëren van een publieke ruimte waar op een objectieve manier informatie wordt uitgewisseld en geordend zodat gemeenschappelijke besluiten kunnen worden genomen.
Het produceren van behoren, gemeenschapszin, saamhorigheid en solidariteit.
Een gezond publiek domein vormt de basis voor zowel publieke besluitvorming als ons gevoel van behoren. Het is dus niet gek om te zien dat de komst van het internet en de teloorgang van de traditionele gedrukte media beide aspecten beĂŻnvloeden.
Om deze verschuiving in een historisch-futuristisch perspectief te zetten, zie onderstaande tabel, met in het rood de architectuur van vertrouwen:
Een publiek domein moet gefundeerd worden door een architectuur van vertrouwen. Je moet elkaar immers op een bepaald niveau kunnen vertrouwen om een gemeenschap te vormen, om tot gezamelijke besluiten te komen en om een effectieve uitvoering te garanderen. Tot voor kort was het de professional en zijn/haar werkethos die de basis leverde waarop publiek vertrouwen was gebaseerd.
De onpartijdige professional was een werker die zijn subjectiviteit thuisliet en objectief te werk ging, met de belangen van de publieke zaak hoog in het vaandel. Het waren de advocaten, journalisten, uitgevers, apothekers, drukkers, artsen, rechters, verpleegkundigen, boekhouders, wetenschappers, politici en andere professionals die ervoor zorgden dat we vertrouwden op het gedrukte woord. Door hen konden we de almaar complexere samenleving veilig navigeren.
Dat was in ieder geval het idee.
Professionals committeerden zich immers aan een beroepscode. Ook konden ze niet zomaar hun beroep uitoefenen. Men moest eerst een theoretische opleiding doen, er waren examens en er was een beroepskamer die toezag op de objectieve integriteit van de professional. Professie betekent van oudsher ook âde gelofteâ.
Met de komst van een nieuwe informatietechnologie, het geactiveerde woord, stroomt er meer informatie door onze samenleving heen. Veel meer. Als het rechts-populisme iets duidelijk maakt, dan is het dat het professionele werkethos en de publieke instituties die daarop zijn gebaseerd niet meer volstaan om objectiviteit en vertrouwen te generen.
Het professionele werkethos gaf vertrouwen aan het publieke domein toen dat nog was gebaseerd op het gedrukte woord en toen mensen journalisten, experts en wetenschappers nog op hun woord geloofden. Toen het publieke domein nog eenrichtingsverkeer was en je, als je geluk had, een ingezonden brief gepubliceerd kon krijgen. Nu het publieke domein is gebaseerd op het geactiveerde woord, waar iedereen content kan publiceren en waar nepnieuws, AI-generated content, spektakelalgoritmes en spambots de show stelen, is het woord van de professional niet goed genoeg meer.
Er is een robuustere vertrouwensarchitectuur nodig. Een stevig fundament dat het geactiveerde woord een basis geeft waardoor op een objectieve manier informatie kan worden uitgewisseld en kan worden geordend zodat consensus kan worden bereikt en gemeenschappelijke besluiten kunnen worden genomen.
Wij denken dat een Universele Data Commons zoân functie zou kunnen vervullen.
Hoe zou dit werken?
Stel je voor dat iedereen een persoonlijke datakluis heeft waarin al je data zit. Deze datakluizen zijn verankerd in een Universele Data Commons, die democratisch wordt beheerd door een onafhankelijk en transparant publiek lichaam. Deze datakluis heeft een aantal (theoretische) aspecten. We benoemen er hier kort 4 van:
Het beheert je data; van je identiteitspapieren, tot je geld, tot je medische gegevens. Niemand anders heeft toegang tot je data, tenzij je daar toegang tot geeft. Er is contextuele privacy. Alle data die je genereert stromen per definitie naar je kluis. Dit maakt het publieke domein veilig.
De Universele Data Commons creëert universele standaarden van inloggen en databeheer. Alle hardware en software wordt gedwongen tot interoperability. Het netwerkeffect zit in de Universele Data Commons, niet in de platformen die daarbovenop worden gebouwd.
In je datakluis kan je documenten authentiseren, maar ook laten certifiëren door derden. Hierdoor kunnen journalisten en wetenschappers bronnen en onderzoeken publiceren en laten certificeren. Ook kunnen ze deze bronnen koppelen in chains of evidence, die in theorie alle informatie in de wereld zou kunnen bevatten. Je hoeft journalisten en andere experts niet meer op hun woord te geloven. Alles is transparant. Je kan direct bronnen en referenties inzien. Dit vergroot de objectiviteit van informatie.
Uiteraard is dit nog volkomen theoretisch, maar je kunt je voorstellen hoe zoân basisarchitectuur het publieke domein van een radicale transparantie voorziet zonder dat de individuele privacy in het geding komt.
Zoân architectuur kan ook de basis vormen voor radicaaldemocratischere vormen van wetgeving en publieke uitvoering. Denk bijvoorbeeld nogmaals aan Van Reybroucks betoog voor burgerraden in plaats van raden van professionele politici.
Kijk nog eens naar onderstaande tabel:
Gezien de grote maatschappelijke verwarring die de introductie van een nieuwe informatietechnologie met zich meebrengt, is het wellicht begrijpelijk dat je concludeert dat moderne democratie een aberratie was, een historische vergissing. Maar die conclusie betekent slechts een gebrek aan verbeelding.
De komst van de computer maakt de samenleving exponentieel complexer. Een eenzame president/CEO/dictator die de mensen om zich heen uitkiest op loyaliteit en familiebanden, in plaats van op deskundigheid, zal deze complexiteit nooit in goede banen kunnen leiden. We zullen overgeleverd zijn aan de persoonlijke belangen van zijn of haar inner circle.
Een diverse groep apolitieke burgers, met toegang tot alle informatie in de wereld, die zich focussen op een specifiek probleem daarentegenâŠ
Als we als samenleving innoveren en onze publieke instituties weten te verenigen met de eisen die het geactiveerde woord daaraan stelt, dan zal het sociaal vertrouwen en de gemeenschapszin weer toenemen.
En voor de duidelijkheid, wij denken niet dat we eerst met het huidige bestel moeten breken voor we iets nieuws kunnen opbouwen. Een geleidelijke overgang is wat we nu nodig hebben. Digitalisering is namelijk maar een van de problemen waar we nu mee worstelen.
De ideeĂ«n en concepten voor zoân robuustere architectuur van vertrouwen, vergelijkbaar met het voorbeeld dat we hierboven schetsten, worden overigens nu, as we speak, ontwikkeld.
Nu hopen dat het op tijd komt. Voordat de Trumpies van deze wereld hem voorgoed op zijn kop zetten.
De toekomst is van ons allemaal.
â€ïž Ed en Chris
PS â Vanavond (5 nov 02022) om 19:30 is Edwin in Antwerpen te gast bij de eerste Watlab salon samen met schrijver Jonathan van der Horst en illustrator Dieter De Schutter om de verbeeldingswereld van hun creatieve maakprocessen te verkennen. Edwin zal onder ander vertellen en laten zien hoe hij met Christiaan en tekenaar Jan Cleijne samenwerkt aan hun aanstaande boek. De avond is in Bibliotheek Permeke en de muzikale omlijsting wordt verzorgt door Teletext. Toegang is gratis, meer informatie hier.
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
In deze editie gaan we terug naar het begin. Althans, terug naar ons begin, naar het eerste project dat wij, Edwin & Christiaan, ondernamen en waaruit ons denken, ons onderzoek en uiteindelijk onze futurologische studio is ontsproten: ons bezoek aan Tokio.
We gingen in 02012 naar Tokio omdat we wilden onderzoeken wat âgroeiâ is. Groei zagen we als de continu uitdijende en expansieve groei van steeds meer mensen, met steeds spullen, in steeds grotere steden, met steeds meer verifieerbare kennis. Groei als vooruitgang, verbetering en persoonlijke ontwikkeling. Wij dachten, laten we naar de grootste stad ter wereld gaan, zodat we kunnen ervaren hoe groei voelt, kunnen onderzoeken wat het is, en misschien aanwijzingen kunnen vinden over wat erna zou kunnen komen. Want eindeloze expansieve groei is uiteraard niet mogelijk op een eindige planeet.
Japan was interessant: het land was snel aan het vergrijzen en krimpen en de economische groei schommelde al sinds de bubbeleconomie in de jaren 90 was geknapt zo rond de 0%. Met andere woorden, groei werkte niet meer.
Dus ook al was Tokio de grootste en meest complexe opeenhoping van mensen op de planeet, het groeide ook niet spectaculair meer. Het was in onze ogen een âStill Cityâ, noch groeiend, noch krimpend, misschien bevond het zich wel in een soort metabolisch equilibrium. Wij dachten toen dat het een voorbode zou kunnen zijn van hoe een degrowth, post-growth of steady-state samenleving zou kunnen werken.
We besloten om samen met een eclectische groep kunstenaars, ontwerpers en wetenschappers de stad vanuit deze premisses te gaan onderzoeken in een workshop en de uitkomsten te publiceren in een subjectieve stadsgids, Tokyo Totem, die in 02015 uitkwam.
Tokyo Totem is nog steeds in druk. Als je er eentje wil kopen, kijk hier. In Tokio ligt hij ook in verschillende boekhandels, hier een lijstje. Voor meer informatie en een kijkje in het boek: tokyototem.jp.
Ons Tokio-avontuur gaf uiteraard geen direct en duidelijk antwoord op onze nogal grote vraag. Wat het wel deed, is het zaadje planten van ons World Tree Model, het historisch-futuristische denkraam waarmee we het lange nu duiden en toekomstscenarioâs maken.
Het bracht ons namelijk op het spoor van de onderschatte rol die de Romantiek in de Westerse cultuur heeft. In het Westerse vooruitgangsverhaal ligt namelijk vaak het accent op de vruchten van de Verlichting: objectiviteit, rationaliteit en de wetenschappelijke methode. Terwijl de intellectuele en kunstzinnige stroming van de Romantiek een minstens zo grote rol speelt in de Westerse cultuur, en de laatste decennia steeds dominanter wordt (Zie ook ons schrijven over de opkomst van de Homo Romanticus).
Tokyo Totem opent met een essay dat een inkijkje geeft in de oorsprong van het historisch-futuristische gesprek die wij nu al een decennium met elkaar hebben. Dat essay delen we vandaag met jullie. Enjoy!
The Noble Art of Subjective Exploration
By Christiaan Fruneaux
An interesting episode unfolded the first time I visited Tokyo, in July 2012. We were preparing the Still City workshop, whose outcome would form the basis of this guide. We had two and sometimes three meetings a day with people we hoped would join the workshop, or who could tell us something about their city. We were zigzagging through Tokyo, going in and out of subways, trying to navigate a unique address system that doesnât use street names. We spent our days meeting people, sitting in coffee shops trying to connect to the Internet, and traveling in subterranean metro cars. After two weeks, Tokyo weighed heavy on me. I didnât know why, but I felt claustrophobic. Trapped. Lost inside a seemingly endless, perfectly organized city. I felt the need to confirm that Tokyo was not all that there was. I persuaded my fellow Monnik companions to join me in my search for a physical end to the city. We took the Chuo line westwards to Takao station, an hour by JR-train from Nakano, where we were staying with a friend. From the train-car window, the vast cityscape flowed unremittingly past. When we arrived in Takao we walked north for 20 minutes, towards a green rise on the horizon, and found a fence, demarcating the end of the city. This fence stood at the foot of a hill. On one side of the fence was Tokyo; on the other side, a forest. It was the end of the city. I felt relieved. Behind a small opening in the fence we found an old stone stairway that led to an abandoned Shinto shrine. It was raining, and through the leaves you could see the Metropolis, not so endless after all.
The second time I visited Tokyo, in October and November 2012, the oppressive heaviness returned, and with a vengeance. I felt unwanted, like I had hit an invisible wall. As though Tokyo didnât appreciate my presence. And this feeling was increasingly mutual. Again it was a busy time; we were working hard to get the Still City workshop organised. Though I was conscious of the fact that I couldnât host a workshop about Tokyo if I felt so out of place in the city, I wasnât able to shake off my sense of alienation. After some soul searching, some making an ass out of myself, and a lot of discussion with my colleagues, I came to suspect that there were a couple of thingsâletâs call them first impressions (although they differed very little from prejudices)âabout this city that were throwing me off balance. First there was Tokyoâs extraordinarily generic cityscape; second there was an apparent lack of urban turmoil and individual temperament; third came my impression that Japan was a country of role-playing and decorum; fourth was my estimation that Tokyo was not a cosmopolitan city; and finally it seemed to me that a large part of Tokyoâs populace was chronically exhausted. Together these impressions were somehow offensive to me. But why? First impressions are, of course, mostly projections. You donât actually have the knowledge to make a sensible interpretation of what you are seeing. First impressions, in short, will tell you more about yourself than the other. So why did these first impressions leave me deeply confused? What did that say about me? Was I so easily unhinged? Was there a deeper narrative that I believed about myself, one that was colliding with what I observed about Tokyo?
Once upon a time I was trained as a historian, and if someone asks about my background Iâm always sure to mention my masterâs degree in history. My love affair with history is as old as my capacity to read. In my free time I still read historical biographies or browse historical atlases. You can say itâs ingrained in my consciousness. I also happen to live in Amsterdam, a city where you can easily read the built environment within its historical framework. Perhaps like many who are interested in history, my knowledge from the past generates a sense of belonging in the present. I take comfort in the idea of continuity and historical narrative. It makes me feel part of something. In Tokyo my habitual sense of belonging did not recognise anything it could hold on to, or make sense of. I realised that my uneasiness was a direct result of me being a hopeless Romanticâindeed, with a capital R. But first some historical context, appropriately: In the 18th and 19th centuries Romanticism, an artistic and intellectual movement, was searching for more meaningful ways to connect to the natural and social environments. The Romantics were trying to make sense of a world disturbed by individualism, secularisation, the rationalisation of work and chaotic urban growth. Their emotional and intellectual search for belonging focused on genuine feelings and the raw experience of the external environment and the subjective self. In a world that was becoming more and more artificial, the Romantics were looking for the uncontaminated, in themselves and in the world. I can relate to this. And Iâm not the only one. In many ways Western cities have never been as Romantic as they are today, with our interest in authenticity, craftsmanship, honest food, fun jobs, creative hubs and pure experiences. In this sense Iâm no more then a product of my time. For me old stones symbolise historical roots, while my own spontaneity provides me with a kind of rootedness in myself. Both entities provide me with a sense of belonging, anchoring me in a world based on relentless technological innovation and economic growth. For me cities are places of reinventionâtechnologically, socially, but most of all personally.
With my newly discovered inner lens of Romanticism, my unease in 2012 suddenly made more sense. My inner Romantic was obviously not pleased with Tokyoâs nonspecific and non-historic cityscape. I couldnât distill any kind of narrative from the buildings. My Romantic inclination towards spontaneity, which presumed a certain unexpectedness and chaos to be part of any city, made it difficult for me to accept that Tokyo was both the biggest city in the world and the safest and cleanest. This seeming lack of mayhem, and ostensible lack of individual temperament, was not how the Romantic in me typically understood cities to work. In my mind cities were engines of creative destruction, tumultuous but virtuoso, elegant but rowdy, deeply unfair but also hopefulâplaces were anything could happen. Tokyo appeared to represent another kind of urbanism. Or so it seemed at least. In short, because I couldnât recognise anything, these first impressions left me confused about how exactly Tokyoites made sense of their city and how they felt at home within it. My confusion wasnât helped by all the tired people I saw. I seemed to encounter them everywhere, sleeping in restaurants or in subway cars. I got the strange impression that half the town was jetlagged.
In the back of my rational head I knew that there must be an explanation. That Tokyoites must have the same love/hate relationship with their metropolis as any other urbanite. But in the moment I couldnât see it. I could only see an outwardly perfectly organized city, inhabited by very tired people, in very generic homes. It made my presence sad and negative. I needed to snap out of it, which I eventually did. Out of my initial confusion and unease, and out of the subsequent discussions I had with my colleagues, interest gradually emerged in the notion of âhomeâ, and how this is structured in different cities and cultures. My unease transformed into fascination and curiosity. Discomfort faded and only questions remained: How do Tokyoites engage with their city? How do they take personal ownership and responsibility over their surroundings? How do they try to make the city work for them?
Iâve transcribed the above anecdote because it reminds me of two things. It reminds me that exploration and investigation, perhaps of any kind, are always very subjective affairs. They have as much to do with personal intuitions, inclinations and fascinations as they have to do with rationality. They are as much an art as a craft. And the anecdote also reminds me of the blind spot that most urban explorers have towards the behavioral aspects of society. Most look at the hardware of cities, but the software is just as important. Cities are governed not only by conventions, etiquettes, ideas and expectations but by buildings, infrastructure and technologies as well. Cities are foremost a gathering of people and only secondarily a heap of man-made objects. Cities are more about how people come together than about where they come together.
What I experienced in Tokyo resembles an experience I had years ago, an experience commonly known as a culture shock. As a student I lived for a while in Indonesia. I was doing research for my masterâs thesis and learning the Indonesian language. My father was born in the former Dutch East Indies, present-day Indonesia, and for the first six months I lived with relatives in Malang, East Java. For the last six months I lived on my own in Jakarta. Culture shock is an interesting phenomenon because it is occurs when you are confronted with different behavioural patterns and social expectations to those youâre used to. Looking back at my attempt to internalise Indonesian language and customs, it felt like moving through a thick, unseen barrier. Culture shock makes something that is in normal circumstances implicit and imperceptible suddenly very difficult. Culture shock has four distinct phases, whose reality I can attest to: the honeymoon phase, where you experience the differences between the old and new culture as âexoticâ and alluring; the comparison phase, where the excitement eventually gives way to unpleasant feelings of frustration, loneliness and anger, as you interpret events as strange and offensive to your own attitudes and worldviews; the adjustment phase, where you grow accustomed to the new culture and develop new routines and understandings in line with it; and the bicultural phase, where you accept the cultural logic of the new place and become part of it (without shedding the old one). The whole process, if one perseveres, takes about two years. The experience of culture shock is probably one of the most insightful experiences a person can have. It makes you aware that you are embedded in a cultural force field of shared habits, expectations, ideologies and conventions, from body language to political worldview, none of which you have ever been explicitly taught. These cultural elements are an implicit part of you. Like a fish that does not notice the water he swims in, most people are unaware of the cultural space they inhabit. They only become aware of it when they are confronted with another cultural system.
Subjective exploring is thus as much about observing the other as it is about observing yourself, because whenever you feel strongly about somethingâpositively or negativelyâthere is something in that feeling thatâs worth looking into. Making yourself at home inside a city is an internal process. It has to do with making sense of your new surroundings but also with adapting to them, to the cultural logic of the place youâre in. It is not an easy task. It can be full of confusion, misunderstanding, frustration and angst. But itâs definitely worthwhile.
The last time I visited Tokyo, in June 2015, this guide was almost finished. I had read all the contributions. The city, although still as mysterious as it was the first time I visited, made much more sense to me now. I felt very much at ease and comfortable in it. On one particularly warm night I was riding the bicycle I had borrowed from a friend. During the day Tokyo can be hot and humid but the nights are pleasant. A nice breeze brushed against my body. I was on my way to have dinner with friends. Above my head an artificial firmament of slow flashing red lights stretched out. Warnings for airplanes and helicopters, so they wouldnât fly into the skyscrapers, those dark concrete mountains that occasionally rise up above you. Tokyo felt like a dream. Interspersed within the metropolitan expanse were intimate residential areas. I was constantly cycling through barriers, from shadowy almost suburban neighbourhoods to light metropolitan high-rises. I felt myself falling in love with the city for the first time. It wasnât love at first sight, but that doesnât matter. Perhaps it makes the relationship even more precious.
Fijn weekend! â€ïž Ed & Chris
PS1 đ Mocht je meer willen weten over het Still City Project en het onderzoek wat we destijds in Japan deden. Dan kan je hier de Still City Glossary (02012) [PDF] downloaden. Een eclectische verzameling invalshoeken, gedachtes, anecdotes en artikelen in de vorm van een mini-encyclopedie/glossarium.
PS2 đŹ We weten inmiddels wie onze gasten zullen zijn op onze eerste Architectures of Trust sessie (op maandag 7 november, 20:00, Pakhuis de Zwijger) over het publieke domein en waarheidsvinding. We zullen die avond in gesprek gaan met onder andere:
Gwenda Nielen, desinformatie expert en directeur bij Tilt en voormalig luitenant-kolonel.
Een indrukwekkende line-up, al zeggen we ‘t zelf. Wij zullen het gesprek met de deelnemers aanslingeren met een kort toekomstscenario over hoe er meer transparantie en objectiviteit in het publieke domein gebracht zou kunnen worden a.d.h. van een soort publieke chain-of-evidence.
PS3 đ Edwin zal vrijdag 4 november op de Impact Learning Day van de UVA wat vertellen hoe toekomstverbeelding en speculatief denken ingezet kan worden binnen een onderwijscontext.
â coverbeeld: Uit de film Planktonium (02021) van Jan van IJken.
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
Onderzoeksnotities
đ
De Oceaan als Blinde Vlek
Nadenken over het Lange Nu waarin we leven kan soms een uitdagende, confronterende of zelfs beangstigende oefening zijn. Zeker in de tijden waarin we nu leven, en zeker wanneer we ons moeten verhouden tot de klimaatcrisis, de toestand van de biosfeer en de toekomst van onze levende planeet.
De bovenstaande problemen echt doordenken en begrijpen is ontzettend lastig, een planeet is immers een zeer complex en dynamisch systeem. Waar we echter vaak overheen kijken is de fundamentele rol van de blauwe wildernis, de oceaan. Een blinde vlek ter grootte van 70% van onze planeet, en een omissie die de basis van het planetaire ecosysteem buiten beschouwing laat. We kwamen hier achter toen we de paper Climate regulating ocean plants and animals are being destroyed by toxic chemicals and plastics, accelerating our path towards ocean pH 7.95 in 25 years which will devastate humanity (PDF) van het Global Oceanic Environmental Survey (GOES) project lazen. De auteurs, Howard Dryden en Diane Duncan en Caroline Duncan, verzamelden en vergeleken uiteenlopende onderzoeken over de staat van de oceaan en keken naar hoe de oceaan zich de komende eeuw verder zou kunnen ontwikkelen. Zelf zijn ze gespecialiseerd in marine biologie, waterzuivering en gesloten aquatische life support systems. Daarnaast deden ze ook zelf onderzoek op de Equatoriale Atlantische Oceaan waar ze zich rot schrokken over hoe slecht het gaat met de basis van de planetaire voedselketen: plankton.
In hun analyse stellen ze dat de oceaan een enorme rol speelt in de planetaire biosfeer en daarmee het klimaat, maar dat deze rol wordt ondermijnd door het uit- en afsterven van het leven in de oceaan. Dit proces herleiden zij tot de chemische revolutie rond 01950, toen plastics, chemicaliën en allerlei andere goedkope kunststoffen onderdeel werden van onze leefomgeving, producten en voeding. De introductie van deze toxische stoffen heeft een vicieuze cirkel teweeggebracht met catastrofale gevolgen, die alle pogingen om CO2-emissies te reduceren en naar nul te brengen teniet zou kunnen doen.
Wat volgt is een kleine samenvatting van de belangrijkste punten uit het stuk van GOES. Het is geen vrolijk verhaal en nogal alarmistisch, maar door dit doomscenario te doordenken wordt wel duidelijk welke rol de oceaan, en met name plankton kan spelen. Zowel ten goede, als ten kwade.
Laten we beginnen met wat er nu misgaat.
đ€ź Bijna alle toxische stoffen die we gebruiken komen uiteindelijk in de oceaan Denk aan microplastics, fijnstof, PFAS (onafbreekbaar), cosmetica, pesticiden en medicijnen die via rivieren, riolering en industrieel afvalwater afvloeien. Het GOES-rapport meldt dat maar liefst 80% van âs werelds afvalwater onbehandeld de wereldzeeĂ«n in gaat!
đ§œ Microplastics zijn chemicaliĂ«nsponsjes Veel giftige chemicaliĂ«n gedragen zich olieachtig en kleven vast aan microplastics. Die microplastics worden zo kleine gifbommetjes die vervolgens geconsumeerd worden door plankton. Via het plankton werken ze zich omhoog in de voedselketen en komen ze uiteindelijk ook op ons bord en in ons lichaam terecht. De basis waarop de chemische en afvalstoffenregelgeving is gebaseerd â âthe solution to pollution is dilutionâ â werkt dus niet, want dat gaat er namelijk van uit dat stoffen verdunnen in grote waterlichamen en niet dat ze zich aan andere stoffen gaan hechten waardoor er weer veel hogere concentraties ontstaan.
đŁ Minder zeeleven = Meer verzuring = Nog minder zeeleven Sinds 01950 zijn we 50% van het zeeleven kwijtgeraakt. Deze afsterving zet een vicieuze cirkel in gang: hoe minder fytoplankton er is, hoe minder CO2 er uit de atmosfeer wordt opgenomen. Wanneer deze CO2 door het oceaanwater wordt opgenomen en niet door fytoplankton, verandert het in koolzuur (je weet wel, de prik in je frisdrank). Dit maakt de oceaan zuurder (de pH-waarde zakte de afgelopen 70 jaar van 8.2 naar 8.05). Door deze zuurdere oceaan wordt het steeds moeilijker voor plankton en schelp-, schaal- en koraaldieren om te overleven. De afstervende koraalriffen zijn hierbij een teken aan de wand. Uiteindelijk slaat deze cyclus de bodem uit het huidige marine-ecosysteem van onze oceanen en daarmee uit het ecosysteem van de planeet.
đŠ Een giftige biosfeer krijgt meer ruimte Wanneer deze cyclus niet wordt doorbroken, is het eindpunt een waar doemscenario. De oceaan neemt steeds minder CO2 op, waardoor de klimaatopwarming versnelt. Het zuurstofgehalte in de atmosfeer, dat nu al gestaag daalt, daalt zo nog verder en sneller. En we zullen naast een toxische oceaan ook mogelijk naar een toxische atmosfeer bewegen, omdat bacteriĂ«n en zogenaamde dinoflagellaten dominanter zullen worden. En deze laatste soort stoot stoffen uit in de atmosfeer die voor de mens giftig zijn.
Het hierboven geschetste doemscenario valt terug te lezen in de (zeer leesbare) paper, en is samen te vatten in de onderstaande grafiek.
Los van hoe snel het zal gaan (de grafiek is gebaseerd op het RCP 8.5 klimaatscenario, dat inmiddels als een vrij extreem en onwaarschijnlijk scenario wordt gezien), ligt de crux vooral in het feit dat het verminderen van de uitstoot en het afvloeien van giftige stoffen en microplastics nu nog niet als een topprioriteit wordt gezien in het klimaatvraagstuk. Beleidsmakers en beslissers leiden aan een zekere CO2-emissie-tunnelvisie, terwijl het om iets veel fundamentelers gaat, namelijk de biosfeer. Het klimaat en onze zuurstofhoudende atmosfeer worden immers in stand gehouden door planetaire ecosystemen, en de oceanen spelen hierin de allergrootste rol, met als sterspeler: plankton. Plankton staat namelijk aan de basis van een oplossing die sneller en op grotere schaal kan werken dan we op land zouden kunnen realiseren.
De Oceaan als Klimaatmaker
âïž
Planktonbloei, gezien vanuit het International Space Station
Fytoplankton staat aan de basis van het leven op aarde, het creëerde namelijk iets meer dan 2 miljard jaar geleden letterlijk de zuurstofrijke atmosfeer, die het complexe meercellige leven van vandaag mogelijk maakt, tijdens wat wel de Great Oxidation Event wordt genoemd.
Het team van GOES stelt zelfs dat wanneer we niet de helft van het zeeleven zouden zijn verloren in de afgelopen 70 jaar, we vandaag de dag geen klimaatverandering zouden hebben. Met andere woorden, mochten we deze trend kunnen keren en wereldwijd marine-ecosystemen kunnen regenereren, dan vergroten de kansen op het afwenden van catastrofale klimaatverandering aanzienlijk.
In de paper wordt dit rekenvoorbeeld van de CO2-balans gegeven. Hoe die nu is, en hoe die zou kunnen zijn als we de CO2-uitstoot wat omlaag brengen in combinatie met het regeneren van ecosystemen en een verdubbeling van de planktongroei.
Dus wat staat ons als samenleving te doen?
We moeten naar een algeheel einde aan alle vormen van vervuiling. Alles wat giftig en schadelijk is mag in geen enkele oplossing ons leefmilieu meer binnenkomen, want uiteindelijk concentreert het zich in microplastics. De blauwe aders van onze landschappen moeten schoon, helder en drinkbaar worden. Alles komt immers uiteindelijk in de zee terecht. Nu klinkt dit natuurlijk super logisch, maar dilution as solution to pollution is nog steeds de dominante denkwijze bij gif- en afvalstoffen. Wetten en regels rond schadelijke stoffen gaan allemaal uit van drempelwaarden. Dat moet anders, de uitstoot en afvoer van schadelijke stoffen moet naar nul. Wanneer we dat gaan doen, in combinatie met bescherming en regeneratie, dan wordt de natuur een metgezel in de strijd tegen het klimaat.
đ§č Van vervuilers naar schoonmaker â Het betekent dat alles wat er uit een fabriek, een boerderij of ander bedrijf komt schoon en gezond moet zijn. Van het product en de dienst dat het verkoopt, alsook de lucht, het water en andere stoffen. Idealiter creĂ«ert het zelfs leven en voedt het de lokale biodiversiteit. Het betekent dus ook dat we van alle schadelijke pesticiden en herbiciden af moeten. Deze komen immers in ons eten, in de bodem en in het water terecht. Dat betekent dat er voor ons voedsel twee opties zijn: natuur inclusief en regeneratief, of ontkoppeld van de biosfeer met micro-organismen voedsel kweken, van kweekvlees tot eiwitten uit zonne-energie. Zie ook ons toekomstscenario: đŠ De Grote Omdraaiing.
đ§ž Materialentransitie â Het betekent dat alle materialen, van teddybeer tot autoband, geen microplastics of gifstoffen het milieu en ons lichaam meer inbrengen. Materialen moeten gebaseerd worden op de principes van groene chemie, en er moet een verschuiving plaatsvinden van petrochemische producten naar biochemische producten die biologisch afbreekbaar zijn. Het bekent ook dat alle cosmetica, zonnebrand en andere spullen die we in ons haar en op ons lijf smeren en wegspoelen in de zee of een doucheputje, natuurvriendelijk moeten zijn voor zowel onszelf als voor al het andere leven.
Zoân transitie komt er natuurlijk niet vanzelf, daar moet voor gevochten worden en daar is de nodige verbeelding en creativiteit bij nodig. Maar gelukkig zijn er vele projecten en initiatieven die zich hier al mee bezig houden.
đ De VN lanceerde vorige jaar The Ocean Decade (02021-02030) om het wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen dat nodig is om de oceaan weer gezond te maken.
đ Misschien zou plankton weleens onze perfecte geo-engineering partner kunnen zijn. Door bijvoorbeeld planktonbloei te voeden met ijzersulfaat wordt er in korte tijd heel veel CO2 opgenomen. Overigens heerst er ook nog de nodige controverse rond dit idee, hoewel het bewezen is dat het werkt (zie de link hierboven).
đ Radical Ocean Futures verkent aan de hand van science fiction prototyping hoe de toekomst van de oceaan eruit zou kunnen zien, zowel positief als negatief.
Oceans back from the Brink, een van de Radical Ocean Futures scenarios, waarin de mensheid erin slaagt om het tij te keren en de oceaan te redden. Het beeld is gemaakt door een van onze favoriete tekenaars: Simon StÄlenhag
PS1 â đ Leuk nieuws, Ben Tarnoff de schrijver van Internet for The People zal eind november bij de bookclub aanwezig zijn om met ons en de deelnemers in gesprek te gaan. Je kan je nog steeds aanmelden en een gratis boek bemachtigen!
PS2 â đ€ż Mocht je nog niet genoeg hebben van de oceaan, kijk de prachtige docu Becoming Cousteau (o.a. op Disney+) zijn leven en werk omspant precies de periode van voor tot na de chemische revolutie van de jaren â50. Een verschuiving die vrij letterlijk zijn leven tekende. (trailer)
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is een moment dat eeuwen beslaat.
We zijn helaas nog steeds aan het bijkomen van onze aanvaring met Covid. Ook deze week dus geen uitgewerkte notitie over langetermijntrends. Wel willen we enkele artikelen en podcasts met jullie delen die ons de afgelopen weken aan het denken hebben gezet. Voor zover we daartoe in staat waren.
Voor degenen die vorige week onze survey hebben ingevuld: hartelijk dank daarvoor! Meer mensen namen de moeite dan we hadden verwacht. Erg tof. We zullen de resultaten snel met jullie delen, alsook de lessen die we daaruit kunnen trekken.
đ
Voor lezers die sinds de OekraĂŻense blitzkrieg in oblast Charkov weer aan de live-feed geplakt zitten: wij lazen onze historisch-futuristische analyse van Poetin en Poetins Rusland onlangs terug en vertaalden we hem in het Engels (deel âm vooral met je internationale vrienden!). De analyse blijft, onzes inziens, een interessante lens op zowel de wreedheid als de incompetentie van de Russische krijgsmacht. Wellicht de moeite waard om nog eens door te nemen.
Tekens aan de Wand
đź
đ The Truth is Out There (for a prize)
Het merendeel van de wetenschappelijke studies en onderzoeksresultaten zit op dit moment achter de paywalls van dure tijdschriften zoals Nature, Science en The Lancet. Je moet veel geld betalen om deze te mogen inzien. Alleen al een abonnement op Nature kost zoân âŹ200,- per jaar. Maar om bij te blijven moet je je eigenlijk abonneren op honderden van dit soort winstzoekende tijdschriften.
De beweegredenen van de Open Science movement (zie de wiki) zijn simpel: de belastingbetaler heeft al betaald om de universitaire of anderszins gesubsidieerde studie uit te voeren, waarom moet hij vervolgens ook nog betalen om de resultaten te mogen inzien? Ook hopen voorstanders dat open toegang tot onderzoeksgegevens het publiek meer inzicht geeft in de stand van de wetenschap en dat het meer innovatie met zich meebrengt.
De Open Science movement heeft (vooralsnog) alleen betrekking op publiek gefinancierde studies, niet op particuliere R&D.
Een ander argument voor het publiek toegankelijk maken van wetenschappelijke datasets, dat in het Vox-artikel niet wordt genoemd, is de noodzaak van een gezond publiek domein, waarin alle informatie die relevant is voor de publieke discussie open en vrij toegankelijk is.
We leven in een tijd van fake news. Een tijd waarin we experts niet langer op hun woord geloven. Als de onderzoeksresultaten waarop experts hun mening baseren vrij toegankelijk zouden zijn, zou er vertrouwen kunnen terugkeren in het publieke domein. Dan kunnen we zien waarop meningen worden gebaseerd en kunnen we, bij tegengestelde meningen, onderzoeken met elkaar worden vergeleken.
Stel je een integere en toegankelijke database voor waar zowel wetenschappers en journalisten als andersoortige waarheidsvorsers hun datasets, statistische analyses en journalistieke bronnen toegankelijk maken voor het grote publiek. Zodat je een open chain of evidence krijgt en alle kennis van de wereld integer vastgelegd wordt en vrij toegankelijk is.
Uiteraard kan een gemiddelde nieuwsconsument geen chocola maken van een database vol obscure cijfertjes, maar het zal ongetwijfeld de journalistieke en wetenschappelijke mores veranderen.
Interview je een expert? Maak dan niet alleen de audio-opname van je interview toegankelijk voor je lezers, maar ook de onderzoeken waarop de expert zich baseert. (En eventueel ook de onderzoeken die in strijd zijn met de mening van de expert.) Dit zal ook de vaak infantiele meningen-carrousel van aard doen veranderen, want je kan nu niet opeens meer je vermoedens of opinies verkopen als feiten.
Met de transitie van het gedrukte woord naar het geactiveerde woord verandert het publieke domein. Door de overweldigende overvloed aan informatie kunnen we niet langer vertrouwen op het woord van tussenpersonen. We moeten een open, betrouwbaar en solide kennissysteem ontwerpen waar we in onze publieke discussies naar kunnen verwijzen en op kunnen terugvallen.
đ Klimaathoop â Is een Groen Walhalla nakend?
De bron van dit voorzichtige optimisme is simpel: de exponentiële groei van duurzame energieopwekking en de elektrificatie van het wegtransport. Het zijn, volgens de voorzichtige optimisten, de kantelpunten die het systeem nodig heeft. Alle industrieën zullen zich gaan aanpassen en het zal leiden tot steeds meer investeringen in duurzame oplossingen. Het tij is aan het keren.
Vervolgens lazen we in The Atlantic, The Climate Economy Is About to Explode, over een rapport van Credit Suisse waarin de bank inschat dat de effecten van de Inflation Reduction Act (IRA), waar we hier eerder al positief over schreven, worden onderschat. Volgens de bank zal de IRA tot twee keer zoveel klimaatinvesteringen leiden dan gedacht. Geen 374 miljard dollar aan directe investeringen in duurzame oplossingen, maar 800 miljard. Bovendien zal de IRA leiden tot nog eens 1.000 miljard aan extra klimaatinvesteringen vanuit de markt.
De vraag is natuurlijk: gaan al deze exponentiële ontwikkelingen en investeringen nog op tijd zijn?
De uitstoot van broeikasgassen daalt nog steeds niet. En niet alleen onze redding leunt op kantelpunten â ook de klimaat-Apocalyps heeft zijn momenten. Zo lezen we dat het Amazonewoud op uitdrogen staat, dat de poolkappen onomkeerbaar aan het smelten zijn, dat de Russische permafrost opwarmt en dat de golfstromen bijna stilvallen. (Om nog maar te zwijgen van de snel afnemende biodiversiteit, de grondverarming en de verzurende zeeĂ«n.)
Maar hoewel het moment de klimaat-Apocalyps betere kansen geeft, is het momentum absoluut aan de kant van een betere wereld. En, denkend over de toekomst, gaat het altijd over het momentum, nooit over het moment. Vooral niet als het momentum exponentiële kwaliteiten heeft. Wat nu lijkt op een langzaam stromend beekje is morgen een vloedgolf aan goedkope en duurzame energie.
Met dit alles in gedachten stuitten we opeens op dit manische Wired-artikel; After Going Solar, I Felt the Bliss of Sudden Abundance, van Clive Thompson, over de komst van zonnepanelen. In het artikel beschrijft Thompson hoe zijn zonnepanelen in Brooklyn naar eigen zeggen zoveel energie opwekken, dat zijn gezin deze overvloed nooit zelf kan opmaken. Hij vertelt hoe zijn panelen hem hebben veranderd van een negatieve klimaatzeur in een positieve levensgenieter.
Los van de vraag of hij zijn overvloed niet beter kan delen met New Yorkers die ergens driehoog-achter wonen, zonder ruimte of geld voor zonnecellen, is de realisatie dat een duurzame economie misschien ook overvloed en blijdschap kan betekenen best interessant. Het zal legio mensen motiveren die anders wellicht liever hun kop in het zand steken. Niet verduurzamen om de Apocalyps te voorkomen, maar om het Paradijs te verwelkomen.
Why not. Het doet ons denken aan een gesprek dat we ooit hadden met vertegenwoordigers van Eneco. Die gaan er ook van uit dat elektriciteit in de toekomst zo goed als gratis wordt. (We snappen hun redenering, maar zijn nog niet helemaal overtuigd. We hebben immers nog steeds problemen met energieopslag. Hoewel batterijen ook exponentieel goedkoper lijken te worden, is er veel onzekerheid over de schaarste van materialen.
Dat gezegd wordt Christiaan op zaterdag 29 oktober, 18:30 IJzaal, tijdens het Warming Up Festival, aan de tand gevoeld door Bahram Sadeghi over de positieve grondhouding van onze futurologiepraktijk, Studio Monnik. Die houding is natuurlijk ook schandalig. Waarschijnlijk schuift ook Jelmer Mommers of Lisanne Boersma aan. Toegang is gratis.
đ€ It’s Social Status, Stupid
Sociale status speelt een grote rol in ons denken. Het is nauw verbonden met het diepe streven van onze archetypen, de Homo Nobilis, de Homo Economicus en de Homo Romanticus. Tegelijkertijd lopen we, als we het over sociale status willen hebben, vaak tegen een muur op. âIk geef niets om sociale status,â is dan vaak de Pavlovreactie. âDat lijkt ons nogal onwaarschijnlijk,â zeggen we dan, met als gevaar dat zij denken dat wij denken dat zij patjepeeĂ«rs zijn.
Dat denken we niet. Het enige wat we denken is dat sociale status overal om ons heen zijn werk doet, een beetje zoals ook de zwaartekracht overal om ons heen zijn werk doet. Los van het kluizenaarschap is sociale status onontkoombaar. Iedereen verhoudt zich ertoe, de hele dag door. Maar precies uitleggen wat het is, dat is best ingewikkeld.
Sociale status is, volgens Ridgeway, iets wat anderen ons geven. We kunnen het onszelf niet geven. Het is een soort sociale bewegingsruimte die ons door anderen wordt gegeven om ons in te manifesteren.
Volgens Ridgeway geven groepen mensen sommige individuen meer ruimte dan anderen, omdat de groep â terecht of onterecht â herkent dat die persoon iets belangrijks te zeggen heeft, iets waar de hele groep wat aan heeft. Volgens haar was dit in vroeger tijden, in minder complexe samenlevingen, een handig sociaal mechanisme om leiderschap te geven aan diegenen die het verdienden in een bepaalde situatie.
Tegenwoordig werkt sociale status op een heel diffuse manier. In onze gelaagde, complexe en diverse samenleving is het vaak onduidelijk wie de aandacht van de groep verdient. Arbeidsdeling is bij ons zo ver doorgevoerd dat in elke situatie andere kennis vereist is. Alleen zijn die kennisgebieden vaak ver van elkaar verwijderd en zijn de markers van expertise zo diffuus geworden dat we die niet meer in elkaar herkennen.
Sociale status werkt tegenwoordig via vele verschillende statuscriteria en statusladders die, op het eerste gezicht, vaak nog maar moeilijk te lezen zijn voor niet-ingewijden. Die gothic dracula naast je in de metro kan immers zomaar de enige zijn met verstand van veldchirurgie. Dat moet je maar net weten in een plotselinge rampsituatie. Het valt te hopen dat diegene dan de sociale bewegingsruimte krijgt van de sociale groep om zich te manifesteren.
Deze fragmentatie van socialestatuscriteria signaleren wij ook.
Het rode kader in bovenstaande tabel geeft de socialestatusarchitectuur aan binnen onze samenleving. Je ziet de verschuiving, of de stapeling, naar steeds complexere socialestatuscriteria.
In de Middeleeuwen was de grote uitdaging fysieke veiligheid. De meest dominante criteria voor sociale status waren daarom iemands eigenschappen, zowel fysiek als qua karakter. In de Moderniteit verschoof de uitdaging naar economische veiligheid. Hierdoor werd eigendom het meest dominante socialestatuscriterium. Dit is eigenlijk nog steeds het geval, hoewel wellicht niet lang meer. Maar het verklaart waarom mensen bij sociale status aan rijkdom denken.
De laatste zeventig jaar verschuift de grote uitdaging echter van economische veiligheid naar emotionele veiligheid. Hierdoor wordt eigenheid belangrijker als socialestatuscriterium. Alleen is eigenheid een nogal particulier criterium. Het is moeilijk meetbaar en moeilijk herkenbaar door de groep. Steeds meer mensen gebruiken in het dagelijks leven niet meer de socialestatusmarkers van hun werk, maar die van naar binnen gekeerde subculturen.
Niet langer loopt daar iemand met de statigheid van een advocaat de rechtszaal in, nee, het is een surfer die straks even snel zoân kriebelige toga over haar gebruinde en gespierde schouders gooit.
Dat gezegd moet de beschavingsverschuiving in o.a. sociale status tegelijkertijd worden gezien als een opstapeling. Het is niet alsof eigenschappen of eigendommen verdwijnen als socialestatuscriteria. Ze worden alleen minder dominant. Volgens Ridgeway heeft dat ook voordelen.
Mensen die niet kunnen wedijveren op het gebied van eigenschappen of eigendommen kunnen tegenwoordig altijd wel ergens sociale status verkrijgen. Ergens is er wel een (online) subcultuur waar je gezien wordt voor wie je echt bent.
Sommige lezers schreven in de comments dat we de Romantische geest hiermee tekortdeden. Hier zijn we het mee eens. De Homo Romanticus is zoveel meer dan dat en heeft zoveel potentie voor heling in zich â heling van onze relatie met onszelf, met onze gemeenschap en met onze natuurlijke omgeving.
Dat gezegd, heeft de Romanticus ook blinde vlekken. Waarvan akte.
Mochten jullie overigens geĂŻnteresseerd zijn in hoe de archetypen onderdeel zijn geworden van ons denken, lees dan dit essay (The Noble Art of Subjective Exploration) van Christiaan waarin hij ontdekt dat het zijn diepe Romantische inborst is waardoor hij zich zo unheimlich voelde tijdens ons onderzoek in Tokio, alweer tien jaar geleden.
â€ïž
Ed & Chris
PS1 đ§ â Edwin werd geĂŻnterviewd door Hiroaki Koizumi voor Rokko Radio, de podcast van Rokkonomad, een fantastische werkretraite in de bossen van de Rokko-berg, net buiten Kobe, Japan. Je kan de podcast hier luisteren.
PS2 đ â Maandag 17 oktober begint onze boekenclub bij Pakhuis de Zwijger. We gaan Internet for The People van Ben Tarnoff lezen. Er is nog plek! Meld je hier aan.
Beste allemaal,Deze week een kleinere editie dan jullie van ons gewend zijn, aangezien we allebei in de lappenmand liggen door Covid đ·
Gelukkig hadden we al een poosje iets klaarliggen: een klein prijs- en doelgroeponderzoekje om erachter te komen wie de lezers van de Atlas van het Lange Nu zijn en wat jullie over zouden hebben voor een eventueel abonnement. Want zoals de lezers van het eerste uur weten, is het ons plan om van de Chrononauten en de Atlas van het Lange Nu uiteindelijk ons fulltime werk te maken.
Wij publiceren de Atlas van het Lange Nu nu zoân anderhalf jaar met veel plezier. Het schrijven van onze onderzoeksnotities, het uitdenken van toekomstscenarioâs en het verdiepen van ons historische-futuristische World Tree Model brengt ons veel plezier en zorgt telkens weer voor nieuwe inzichten, en wij hopen, voor jullie als lezers ook.
Het goede nieuws is dat steeds meer mensen ons weten te vinden, ons abonneebestand staat nu op iets meer dan 1.200 leden en er komen...
You are unauthorized to view this page. âš test123
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Het hier en nu is namelijk een moment dat eeuwen beslaat.
Vandaag wijden we wat gedachten aan de opkomst van de Homo Romanticus: het culturele archetype dat niets liever wil dan samenvallen met zichzelf, zijn gemeenschap en zijn natuurlijke omgeving. Hij of zij zoekt boven alles naar emotionele veiligheid. Wat, idealiter, wordt gevonden in eigen en oorspronkelijke relatie met de wereld, en met zichzelf.
De opkomst van de Homo Romanticus heeft goede kanten, maar lijkt ook gelinkt aan het steeds subjectievere karakter van ons publieke domein.
De Homo Romanticus wil soms namelijk niets liever dan de starre objectieve werkelijkheid ombuigen en die om zich heen wikkelen als een zacht, warm dekentje. Soms is een alternatief feitje immers fijner dan een emotioneel uitdagend feitje. Deze week dus wat gedachten over de cognitieve dissonantie van de Homo Romanticus.
En, ter herinnering:
Aanstaande maandag, 3 oktober, om 20u begint onze fellowship bij Pakhuis de Zwijger. Tijdens een lezing verkennen we het verleden en de toekomst van ons publieke vertrouwen. Daarna gaan we in gesprek met Indira van ât Klooster. Je kan ons live sluwe vragen stellen of je kan dat online doen, via deze link. (Je moet wel eerst een account aanmaken, maar daarna ligt het Pakhuis aan je voeten â die vervolgens lekker warm op de bank kunnen rusten terwijl het buiten herfstig waait en regent đđ)
Daarnaast heeft het Pakhuis de Zwijger ook een leuke podcast met ons opgenomen waarin we praten over het Lange Nu, hoe toekomstdenken werkt en hoe vertrouwen de afgelopen 1000 jaar veranderde, en waarom we nu nieuwe Architectures of Trust nodig hebben. De podcast is op Apple, Spotify, Soundcloud en andere podcast-platforms te beluisteren đ§.
Notitie:
De Opkomst van de Homo Romanticus
đž
Vorige week bespraken weA Culture of Fact. In dit boek beschrijft historica Barbara J. Shapiro hoe de Engelse cultuur in de Vroegmoderne Tijd steeds objectiever werd. Via de juryrechtspraak leerden gewone lieden denken in feitelijkheden, bewijzen, alibiâs, getuigenissen en motieven. Het subjectieve leerde men te wantrouwen.
Zoals we al eerder beschreven in het essay Building Trust in the Electric Agewerd dit streven naar objectiviteit geborgd door âde professionalâ. Dit ging gepaard met een werkethos dat kenniswerkers aanmoedigde om hun subjectiviteit thuis te laten en alleen te doen wat de baan van hen vroeg, ongeacht eigenbelang of wat ze er zelf van vonden. De ideale professional was slechts een radertje in de machine.
In haar boek beschrijft Shapiro bijvoorbeeld hoe de schrijvers van nieuwsberichten en reisboeken in de 17de eeuw aan hoge standaarden werden gehouden door hun lezers. Als ze te partijdig waren of als ze gebeurtenissen beschreven die ze uit tweede hand hadden vernomen, werden ze pardoes beschuldigd van het schrijven van fictie.
Deze objectivering van de werkelijkheid was nauw verweven met de snelle opkomst van drukkers, uitgevers en auteurs na de uitvinding van de boekdrukkunst in het midden van de 15de eeuw. Het urbaniserende Europa kreeg zo een nieuwe blik op de wereld. En de objectieve professional voorzag deze blik van een architectuur van vertrouwen.
Met de overgang van het gedrukte woord naar het geactiveerde woord moeten we op zoek naar een nieuwe architectuur van vertrouwen. Want het vertrouwen in professionaliteit en de instituties die op dit werkethos zijn gebaseerd zijn tanende. Ze zijn niet opgewassen tegen de stortvloed aan informatie die het internet continu over ons uitgooit.
We moeten bouwen aan een robuust digitaal systeem dat enerzijds onze publieke waarden borgt en anderzijds het niveau van objectiviteit opkrikt en versterkt binnen het publieke domein.
Maar dit is slechts een deel van de oplossing, want het is meer dan alleen een technisch probleem. Een andere oorzaak van het afgenomen vertrouwen is de opkomst van de Homo Romanticus.
De Homo Romanticus is een cultureel archetype dat in het midden van de 18de eeuw kwam bovendrijven in het Europese bewustzijn. Hij staat in ons denken naast de Homo Nobilis en Homo Economicus.
(Zie onze analyse van Poetin en van Poetins Rusland voor een uiteenzetting van deze drie archetypes. Poetin is een typische Homo Nobilis.)
Wij hebben de Homo Romanticus vernoemd naar de Romantiek, een stroming in de Westerse Moderniteit die zich vooral aan het einde van de 18de eeuw en in de 19de eeuw deed gelden in de kunsten en in het intellectuele leven. Tijdens de Romantiek was de subjectieve ervaring het uitgangspunt. Introspectie, oorspronkelijkheid, intuĂŻtie, emotie, spontaniteit en verbeelding stonden centraal. De Romantiek was dan ook een tegenreactie op de rationalisering, industrialisering en objectivering van de Moderne Westerse samenleving.
Het woord romantiek is ontleend aan Middeleeuwse romances; epische en lyrische gedichten over imperfecte lieden die volmaaktheid najaagden.
Dat de middeleeuwse cultuur een grote inspiratiebron was voor Romantische denkers en kunstenaars is goed te zien in het werk van William Morris en de Arts & Crafts beweging. Hierboven een wandtapijt dat Morris & Co. heeft gemaakt waar een scene uit de Arthuriaanse legende van de Heilige Graal is afgebeeld. Voor meer voorbeelden van middeleeuwse invloeden in de afgelopen vierhonderd jaar zie Medievalism (Wikipedia)
De Homo Romanticus stond lange tijd in de schaduw van de objectieve Homo Economicus, het dominante archetype van de Westerse Moderniteit. De Homo Romanticus liet zich weliswaar gelden in de wereld van intellectuelen, wetenschappers, kunstenaars en vrijheidsstrijders, maar de rest van de bevolking had wel iets beters te doen dan zich zorgen te maken over hun emotionele veiligheid.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam hier verandering in. De Homo Romanticus kwam aan de oppervlakte van de populaire verbeelding. Door de toenemende welvaart, de leerplicht en de opkomst van elektronische media hadden jongeren opeens de tijd en de ruimte om zich bezig te houden met de zin van het leven en afgeleide morele vraagstukken. Dit leidde tot o.a. de burgerrechtenbeweging en de vele jeugdsubculturen van de jaren â60.
Naarmate steeds meer mensen konden genieten van een middenklasse levensstijl, groeide de vraag naar zelfhulpproducten, paranormale dienstverlening en een velerlei aan Oosterse filosofieën, religies, geneeswijzen en vechtkunsten. De opkomende Homo Romanticus zoekt namelijk naar een soort emotioneel houvast. Naar een reddingsboei in de groeiende complexiteit. Naar menselijkheid in een hoogtechnologische samenleving.
De openingssong van de musical Hair, Aquarius kadert het verhaal en de idealen van de hippies als onderdeel van nieuw astrologisch tijdperk. De eerste zinnen van het lied luiden: When the moon is in the seventh house / And Jupiter aligns with Mars / Then peace will guide the planets / And love will steer the stars / This is the dawning of the age of Aquarius. Met andere worden de Hippies als boodschappers van een opkomend kosmische tijdperk. Een ‘New Age’.
De Homo Romanticus mag vaak en graag afgeven op de zielloze Homo Economicus en de objectivistische professionaliteit waar dit archetype van afhankelijk is. Maar in de zoektocht naar zijn subjectieve ankers vergeet de Homo Romanticus wel eens dat ook zijn welvaart en welbevinden afhangen van objectieve structuren. Schoon water uit de kraan is immers geen natuurverschijnsel.
Het is de uitdaging van de Homo Romanticus om de individuele en subjectieve ervaring te verenigen met de objectieve werkelijkheid die we onderling delen. Een democratische samenleving met een complexe kenniseconomie is nu eenmaal niet verenigbaar met een in zichzelf wegzakkende Homo Romanticus. De Homo Romanticus moet zichzelf trainen in een dualistisch mens- en wereldbeeld.
Projecteerde de Homo Nobilis zijn subjectieve binnenwereld op de objectieve buitenwereld (waardoor de buitenwereld onwerkbaar werd), zo projecteerde de Homo Economicus de objectieve buitenwereld op zijn subjectieve binnenwereld (wat de binnenwereld weer onwerkbaar maakte). Het is aan de Homo Romanticus om deze twee zienswijzen met elkaar te verenigen.
Dat dit voor veel mensen een lastige opgave is, blijkt uit de grote overlap tussen mensen die ontvankelijk zijn voor complottheorieĂ«n en mensen die werkzaam zijn in de wellness industrie. Of, met andere woorden: Er zijn veel yogiâs onder Trump-aanhangers en QAnon-adepten.
Het BBC-artikel begint bijvoorbeeld met de volgende zinnen:
Throughout her career as a yoga teacher, Seane Corn has been used to hearing students and colleagues rail against mainstream medicine. She even shares some of their concerns.
But when the coronavirus pandemic began in 2020, Seane noticed a change.
âI started to get text messages and emails inviting me to speak on panels or listen to leaders talking about anti-vaccination â but within that, there was this rhetoric about Covid being a hoax,â she told the BBC.
âThey would then start to send me information about Big Pharma, which then led into information related to Bill Gates, then to sex trafficking,â says Ms Corn.
Wat begon met een sceptische houding ten opzichte van de Westerse medische wetenschap, en wellicht met een oprechte nieuwsgierigheid naar andere medische tradities, eindigt vaak in een cul-de-sac van onnavolgbare complotgedachten.
Dit is deels verklaarbaar doordat het publieke domein wordt gefragmenteerd door allerlei sociale mediabedrijven wier algoritmes mensen steeds meer spektakel en verontwaardiging voorschotelen. Hierdoor komen ze terecht in filterbubbels die hun cognitieve dissonantie voedt. (Cognitieve dissonantie is de spanning die iemand ervaart als hij wordt geconfronteerd met feiten die niet stroken met zijn eigen overtuigingen.)
Maar naast het niet functionerende publieke domein is er dus ook die verdwaalde en wanhopig zoekende Homo Romanticus. De betekeniszoekende mens heeft een bijna occidentalistische afkeer van de Westerse beschaving. (Occidentalisme is een term die is gemunt door de Brits-Nederlandse sinoloog Ian Buruma en de Israëlische filosoof Avishai Margalit. Volgens hen wordt occidentalisme gekenmerkt door een afkeer van de Westerse beschaving. Die is te materialistisch, te lichtzinnig en te individualistisch.)
Nu valt er ontzettend veel aan te merken op de Westerse Moderniteit en zijn er vele voorbeelden van de absolute horror die het heeft voortgebracht. Ook valt er heel veel goeds te zeggen over allerlei briljante niet-Westerse kennistradities. En de verkenning van de eigen subjectiviteit kan absoluut interessant en zingevend zijn.
Maar het kind met het badwater weggooien is nooit een goed idee. (Het kind is in dit geval het objectief en systematisch denken.)
De uitdaging van de samenleving is dus tweeledig:
Enerzijds moet het digitale domein gestut worden met een robuuste digitale architectuur van vertrouwen. Anderzijds moet de samenleving de Homo Romanticus in zichzelf leren dat de erkenning en verkenning van de eigen subjectiviteit de erkenning en verkenning van een gezamenlijke objectiviteit niet hoeven uit te sluiten.
De toekomst van de Homo Romanticus is namelijk of dualistisch, of we riskeren een dreigende âterugvalâ naar de tijden van de Homo Nobilis.
Verder lezen:
đïž Laatst deelden we overigens al een link naar deze reportage over het Qbisme, een theorie in de kwantummechanica die expliciet suggereert dat de werkelijkheid zowel objectief als subjectief is.
đ§ We schreven al eerder over bewustzijn (de raadselachtige bron van de subjectieve ervaring) en hoe dat de laatste jaren door de wetenschap wordt erkend als een objectief fenomeen.
Fijn weekend, en misschien tot maandag bij Pakhuis de Zwijger! Liefs â€ïž Ed & Chris
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Door ons verleden te duiden openbaren zich immers nieuwe verbeeldingen van onze toekomst.
Deze week lazen we een fascinerende historische studie.
Het boek heet A Culture of Fact. England, 1550-1750, geschreven door Barbara J. Shapiro, een historica verbonden aan de University of California. Zoals de titel al doet vermoeden, is het boek een onderzoek naar de oorsprong van het Moderne concept âfeitâ. Het beschrijft hoe âdenken in feitenâ onderdeel werd van de Engelse populaire cultuur.
A Culture of Fact geeft een fascinerend beeld van de Vroegmoderne Engelse geschiedenis (1450-1800), een periode waarin Europa wanhopig op zoek was naar een nieuwe verhouding met de werkelijkheid.
Wanneer is iets waar? Of slechts waarschijnlijk? Wat zijn bewijzen en wat is een waarneming eigenlijk waard? Over deze vragen braken de Europese Vroegmodernen hun hoofd.
De antwoorden die ze op deze vragen formuleerden hebben onze huidige juridische, wetenschappelijke en journalistieke tradities gevormd.
We lazen A Culture of Fact om meer te leren over hoe de Moderne cultuur, waar feitelijkheid en objectiviteit een belangrijke rol spelen, ontstond. Maar natuurlijk waren we ook benieuwd of het ons iets kan vertellen over het huidige tijdsgewricht van fake news en alternative facts.
Vandaag dus enkele gedachten na het lezen van dit boek. Deze gedachten liggen overigens in het verlengde van het essay dat we voor onze fellowship in Pakhuis de Zwijger schreven en dat we vorige week hier met jullie hebben gedeeld: Building Trust in the Electric Age.
Notitie
Een Cultuur van Feitelijkheid
âïž
In de Vroegmoderne Tijd (1450-1800) ontwikkelde zich in Europa geleidelijk een meer objectieve en onttoverde benadering van de werkelijkheid. Naarmate de verstedelijking en geletterdheid toenam, versnelde deze ontwikkeling.
Aron Gurevich, een Russische historicus, beschreef de populaire cultuur in de Middeleeuwen ooit als een âmythopoetic and folkloric-magic consciousnessâ. In de Middeleeuwen leefde de mens in een diep subjectieve wereld vol wonderen, begeestering en overlevering. Deze dagelijkse ervaring maakte in de Vroegmoderne Tijd geleidelijk plaats voor een meer objectieve, seculiere en materialistische kijk op de wereld. De wereld werd niet langer voortgedreven door subjectieve wilskrachten, zoals die van goden of duivels, maar door objectieve natuurkrachten â krachten die te kennen zijn.
Een representatie van het Laatste Oordeel, waarin de verdoemden worden verorberd door een muil van de Hel. Uit de in the Winchester Psalter (12de eeuw)
In A Culture of Fact beschrijft Shapiro enkele van de mechanismes waarmee deze langzame culturele transitie zich voltrok in Engeland.
Shapiro laat zien hoe in de 16de eeuw het concept van feitelijkheid vorm kreeg in de Engelse rechtszaal, waarna het via allerlei andere disciplines onderdeel werd van de populaire cultuur. Aan het begin van de 18de eeuw was het woord fact volgens Shapiro al onderdeel van het alledaagse taalgebruik.
Met een feit wordt tegenwoordig â zonder te trekken aan de vele epistemologische losse eindjes â een gebeurtenis of omstandigheid bedoeld waarvan de materiĂ«le werkelijkheid vaststaat. Het probleem van deze definitie, zoals Engelse rechtsgeleerden in de 16de eeuw ook ontdekten, is als volgt: hoe bepaal je wanneer de materiĂ«le werkelijkheid van een gebeurtenis of omstandigheid vaststaat?
Om dit probleem op te lossen verzonnen ze indertijd allerlei juridische procedures en afwegingen om de betrouwbaarheid van bijvoorbeeld getuigenissen te bepalen. Ze stelden daarbij de volgende vragen: Is er eigenbelang of bevooroordeeldheid in het spel? Zijn de getuigen wel toerekeningsvatbaar? Wat is de waarde van een getuigenis onder ede? Hoeveel getuigen zijn er en zeggen ze wel hetzelfde? Hoe werkt hoor-en-wederhoor?
Maar ook werd de waarde van andere bewijsstukken, zoals moordwapens, onder de loep genomen, alsook die van alibiâs en motieven. En experts â wat voegen die eigenlijk toe? Hoe schat je deskundigheid en onafhankelijkheid op waarde?
Er ontstonden, kortom, allerlei juridische methoden om iets beyond reasonable doubt als feit te kunnen duiden. Een feit was hier dus niet een absolute vaststelling, maar een juridische aanname. Men was zich ervan bewust dat de werkelijkheid moeilijk te benaderen was â in ieder geval in de rechtszaal, waar met name niet-herhaalbare gebeurtenissen en omstandigheden werden behandeld.
Houtsnede van een rechtbank of tribunaal (17de eeuw)
Deze ontwikkelingen waren volgens Shapiro niet uniek voor Engeland. Sterker nog: op het Europese vasteland waren de rationalisatie en objectivering van het recht al veel eerder begonnen. Dit kwam omdat in Engeland het gewoonterecht gold, terwijl op het vasteland het Romeinse recht de norm was â waarin dit soort rationele afwegingen al zoân 1.000 jaar eerder waren gecodificeerd.
In tegenstelling tot de Romeinse rechtstraditie, waarin professionele rechters een oordeel vellen, werkte het Engelse gewoonterecht met juryleden. En het waren deze gewone lieden die dit juridische denken de wijde wereld in brachten. Waar het, volgens Shapiro, in grote mate bijdroeg aan de objectivering van het Engelse mens- en wereldbeeld.
Deze culturele ontwikkeling kwam vervolgens in een stroomversnelling doordat de Engelse bevolking in die tijd snel verstedelijkte en de geletterdheid toenam. Hierdoor moesten schrijvers van reisboeken en kranten zich bijvoorbeeld verantwoorden over dat wat ze opschreven. Ze konden niet zomaar meer iets beweren. Beweringen moesten onderbouwd worden. Het was in die tijd niet ongewoon dat een slecht geschreven nieuwsbericht of reisverhaal werd afgedaan als onfeitelijk â als fabels, fictie of opinie.
Deze âcultuur van feitelijkheidâ leidde uiteindelijk tot de Moderne journalistieke ethiek, waarin bewijzen, getuigenissen, hoor-en-wederhoor en deskundigheid een grote rol spelen.
Volgens velen zijn de Verlichting en de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode de motor achter de transitie van het Middeleeuwse naar het Moderne mens- en wereldbeeld. Maar wat Shapiro in haar studie overtuigend betoogt, is dat de juridische traditie, in ieder geval in Engeland, hier dus op zijn minst medeverantwoordelijk voor is.
Ver voordat de Moderne wetenschap zich deed gelden in de populaire cultuur was de rechtszaal al geruime tijd een arena voor epistemologische discussies. Ook hier staat immers waarheidsvinding centraal. Toen godsgerichten, religieuze dogmaâs en andersoortige irrationele lot bepalende praktijken â denk bijvoorbeeld aan de heksenwaag â meer en meer wenkbrauwen deden fronsen moest men toch op zoek naar iets anders.
Tussen de regels door lazen we in Shapiroâs boek ookdat de transitie van de Middeleeuwen naar de Moderniteit werd gekenmerkt door de introductie van een nieuw werkethos: professionalisme. De reisboekenschrijver en de journalist werden geacht hun subjectiviteit thuis te laten en zich te voegen naar de mores van hun professie. Hun meningen en hun voorkeuren werden ondergeschikt geacht aan de feiten.
Zoals we vorige week al schreven in het essay voor Pakhuis de Zwijger was de ontwikkeling van dit nieuwe Moderne werkethos een belangrijk element in het ontstaan van een nieuw publiek domein. Een publiek domein dat niet langer was gebouwd op subjectieve meningen en ervaringen maar op objectieve methoden van waarheidsvinding. Dit nieuwe publieke domein was, door de uitvinding van de boekdrukkunst, bovendien ook schaalbaar
De cultuur van feitelijk die in de Vroegmoderne Tijd in Engeland en Europa ontstond werd dus geborgd door professionals. Eerst door professionals die de juridische procedures zo feitelijk en objectief mogelijk hielden en vervolgens door schrijvers die het publieke domein zo feitelijk en objectief hielden.
Zoals we vorige week schreven was de overgang van subjectief wereldbeeld naar objectief verweven met de overgang van het gesproken woord naar het gedrukte woord.
Op dit moment maken we de overgang mee van het gedrukte woord naar het geactiveerde woord en tegelijkertijd zien we ook dat het nieuwe digitale publieke domein wordt overspoeld door nepnieuws en âalternatieve feitenâ. Ook zien we dat mensen hun vertrouwen beginnen te verliezen in de objectiviteit van de professionals.
Professionaliteit als werkethos is dus blijkbaar niet voldoende om objectiviteit te garanderen in het digitale publieke domein. We moeten dus op zoek naar een hardere architectuur van feitelijkheid. Een structuur waarin feiten en hun bewijsstukken veel makkelijker achterhaalbaar zijn voor het publiek.
Denk bijvoorbeeld aan een journalistiek platform zoals de NOS. In de meeste artikelen op de website van de NOS worden bijvoorbeeld de woorden van deskundigen, politici of gewone mensen aangehaald zonder dat het bronmateriaal, de audiofiles van de interviews bijvoorbeeld, wordt meegeleverd. Er wordt van de lezer verwacht dat hij vertrouwt op de professionaliteit van de NOS-redactie (vaak staat er geen auteur bij het artikel) dat de quotes ook echt zijn gezegd.
Hetzelfde geld voor andere journalistieke bronnen, zoals foto- of videomateriaal van gebeurtenissen of officiële documenten die zijn verkregen door middel van de WOB. Ook deze worden gesampled en ge-quote zonder dat de lezer het bronmateriaal kan raadplegen op accuraatheid.
Kortom, wellicht is het tijd voor soort public stack, een digitale publieke infrastructuur waarin, via bijvoorbeeld persoonlijke datakluizen, journalistiek bronmateriaal beschikbaar kan worden gemaakt door de journalist.
De journalist kan de files en de metadata van de files, zoals geolocatie en timestaps, authentiseren â hij staat persoonlijk in voor hun authenticiteit en integriteit. Vervolgens kan hij hiernaartoe linken in zijn artikelen. Ook andere journalisten kunnen in hun artikelen hiernaartoe linken. Ook kan hij de files linken aan ander relevant bronmateriaal die bij andere journalisten in de datakluis staat.
Op deze manier krijg je een meer transparante chain of evidence. Vooral als deze wordt gekoppeld aan publieke datakluizen, zoals bibliotheken, archieven, kadasters, etc.
Voor zover wat eerste gedachten na het lezen van A Culture of Fact. We komen hier ongetwijfeld nog vaker op terug want Shapiroâs onderzoek raakt aan vele aspecten van ons denken.
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Door het verleden te duiden openbaren zich immers nieuwe verbeeldingen van de toekomst.
đ„ł For our more international audience whoâve been putting our newsletters through Google translate, or for those wanting to forward our newsletter to friends, students and colleagues who donât read Dutch, we have good news! â Weâve started an English edition over at Substack titled Atlas of The Long Now. There we are publishing translations within a week after weâve sent out the Dutch edition, and weâre translating some popular previous issues this fall. You can subscribe here.
En nog wat meer goed nieuws. Het afgelopen jaar hebben we uitgebreid geschreven over de toekomst van vertrouwen, en de grote rol die vertrouwen speelt in het mogelijk maken van complexe moderne samenlevingen. Pakhuis de Zwijger vroeg ons in het kader van hun Designing Cities for All Fellowship (DCFA) ons Toekomst van Vertrouwen-dossier dit najaar verder uit te werken. In gesprekken met verschillende experts willen we uiteenlopende aspecten van dit thema verder uitdiepen. We gaan deze gesprekken inleiden met, hoe kan het ook anders, een historische duiding van hoe vertrouwen de afgelopen duizend jaar gestalte kreeg, en een aantal ontwerpprincipes en toekomstscenarioâs die laten zien hoe vertrouwen georganiseerd en geborgd zou kunnen worden in de toekomst.
Als een soort schot voor de boeg hebben we voor ons internationale panel van experts dan ook een inleidend essay geschreven dat we hieronder graag met jullie delen.
De komende tijd zullen we meer informatie geven rondom de verschillende elementen van het programma en welke gasten we zullen hebben. Er komt een podcast, een boekenclub en een aantal events bij Pakhuis de Zwijger waar live en online aan deelgenomen kan worden. Om te beginnen maar even een kort een rijtje data voor in de agenda:
Maandag 7 november 20u-22u â Building a Public Domain: Over hoe we in het publieke discours tot een gedeelde waarheid komen.
Maandag 14 november 20u-22u â Building a Public Culture: Over onze digitale identiteit, van wie die is, en hoe die bepaalt hoe we invulling geven aan ons burgerschap.
Maandag 21 november 20u-22u â Building a Public Governance: Over hoe nieuwe digitale infrastructuur een rol kan spelen in het bouwen van een participatieve democratie.
Dan nu, without further ado, ons essay.
Building Trust in the Electric Age
âEvery kind of peaceful cooperation among men is primarily based on mutual trust and only secondarily on institutions such as courts of justice and police.â âAlbert Einstein
In November 17, 02021, a US court sentenced Jacob Chansely, also known as the âQAnon Shamanâ, to 41 months in prison for his role in storming of the US Capitol on January 6, 2020. Images of Chansley in the Capitol building went viral because of his âbarbaricâ outfit. His painted face, the large spear he carried, and his horned fur hat became symbolic for the mayhem that day. Because of this, Chanselyâs sentence was extra harsh. To set an example among the wild online tribes that stormed the Capitol. According to the judge who sentenced him Chansely frequently posted âvitriolic messages on social media, encouraging his thousands of followers to expose corrupt politicians, to ID the traitors in the government, to halt their agenda, to stop the steal, and end the deep stateâ prior to his storming of the Capitol.
The story of Jacob Chansely and the events on January 6th became emblematic of a sharp deterioration of societal trust in Western societies during the last 30 years. The social media messages of Chansely are testimony of a widening and deepening social mistrust in our democratic and governmental institutions and the officials, professionals and experts that make it run. This lack of trust is, of course, deeply problematic. Especially for democratic communities. If we donât address and fix this trust-problem, it will spell the end of our way of life.
The storming of the Capitol in Washington on Jan 6 02021. Image: Brett Davis (CC)
Trust is the glue that holds societies and civilizations together. Itâs the core principle on which all human relationships are build. It is consequently also the most sacred principle of effective communication. It is quite remarkable, in that light, that the societal dynamics of trust are still poorly understood. Especially when one considers it has been over thirty years since the introduction of the most omnipresent communication-platform ever conceived; the Internet. It is time that we start exploring how societal trust works, how it is produced, and how it is linked to communication technology. If we know itâs dynamics, we can perhaps design our way out of our current predicament.
There is a link between societal trust, information technology, the experience of community and the scale of human cooperation that a particular society is capable of. To understand this link, it is helpful to take a few steps back, zoom out, and look at the introduction of the printing press in the mid 1400âs and how it transformed society and made the Modern world possible.
Before the invention of the printing press the dominant information technology in Europe was the spoken word. This had obvious limitations. We had to meet each other, so we could talk to each other, so we could build trust, so we could cooperate effectively. Trust was a very personal affair. The institutions of trust where small villages, family structures, friendships, clans, and fealty. Within these institutions cooperation and division of labor could take place. Something that was quite challenging outside these circles of trust. This dependence on spoken word made large communities and economies of scale almost impossible.
With the invention of the printing press, and the subsequent proliferation of publishing houses, Europe was introduced to a powerful new information technology â the printed word. The mass production of information that became possible allowed communities of trust to grow beyond the circle of personal acquaintance. Trust became a more abstract experience. People started to rely on the printed word â on schoolbooks, banknotes, newspapers, lawbooks, land maps and nautical charts. The new architecture of trust was built on the objectivity of experts, professionals and their bureaucracies that were associated with the production of this more abstract level of trust. The printing press thus made information scalable, which made trust scalable, which made the sense of community scalable, which made cooperation scalable.
In the nineteenth and twentieth century we were introduced to another information technology; electronics. Which subsequently led to new methods of communication â telegraph, radio, telephone, television, and the omnipresent personal computer of today. Especially after the introduction of the World Wide Web and other Internet applications the dominant medium of trust shifted again. Although the spoken word and the printed word are still around, and have their place in society, the dominant information technology became the activated word. (We call it âthe activated wordâ because computer code does not need humans to get work done; think robotics and machine learning.) But, while the dominant medium shifted from the printing press towards the new electronic realm there are, as of yet, no new architectures of trust in place to imbue its users with an even more abstract level of trust â an absence that undermines our sense of community and, if we donât fix it soon, our ability to cooperate.
If we want to learn anything from this very brief history of trust, we need some sort of formula (or taxonomy, or definition) that establishes the social mechanics of trust. Because only if we know its mechanics, we can draw up design principles for producing trust in the electronic age.
So, to move forward, we think that we can safely define the social space where the linking of societal trust, information technology, sense of community and the scale of human cooperation happens as a public sphere. And to put it all into a single definition:
A public sphere produces public trust by imbuing information technology with a measure of objectivity â a notion of truth that is independent from human subjectivity. This measure of objectivity is called the architecture of trust. It enables the alignment of individual norms, identities, and interests into a sense of common ownership which provides the safety needed for people to cooperate.
Looking back with this formula in mind it makes sense that in the age of the spoken word people tried, by getting to know each other, to establish some measure of objectivity. By knowing each otherâs subjectivities, one could, with some human insight, perhaps deduce some objective truth. That this is difficult speaks from the fact that these people lived in a very subjective universe. Their world view was very magical. Their world was mysteriously animated or otherwise divinely inspired.
When the printed word entered the scene people slowly started to trust law books, banknotes, land maps, sea charts because they trusted the craftsmanship of the people (and their institutions) that produced these printed artifacts. From this trusted craftsmanship slowly there emerged the notion of professionalism. Professionalism is a work ethic that encourages workers to leave their subjectivity at home and become an objective âcog in the machineâ. We trust our doctors, lawyers, bookkeepers, politicians, mapmakers, teachers because we trust their objectivity. Professionalism was the architecture of trust in the age of the printed word, and bureaucracies were its scaled-up institutions.
The ideal modern professional is an objective cog in a trust-machine that relies on professional training, the code of ethics of their trade, and a ground truth based on paperwork, contracts and law. (image: Adam Levey for A World without Work (02015) The Atlantic)
Jacob Chanselyâs ranting about corrupt politicians and the deep state make much more sense now. Professionalism was the architecture of trust that worked in the printed age. With the advent of a new information technology, the activated word, our faith in human professionalism is waning. Our (subjective) faith in the objectivity of experts and professionals does not cut it anymore. We need something stronger, something more objective. We need an architecture of trust that can withstand the massive challenges of the activated word.
We live in a transitional moment. We are still governed by the institutions that emerged in the age of the printed word, but most of our information and communication takes place in the realm of the activated word. This is a fraught situation because the dynamics of the printed age are different than those of the electronic age.
Here are a couple of those differences:
The electronic realm processes much, much, and much more information than the printed realm.
In contrast to the printed realm, the electronic realm does not only distribute information but also produces it.
Because it is activated the electronic realm can control the robotic workings of critical infrastructure.
In the electronic realm everybody is a producer of information, which is different from the printed realm that was controlled by an elite cadre of professionals.
The electronic realm makes society much more transparent because everybody can disclose information in it. There is no ballotage of professional editors, curators, and publishers.
Compared with the printed realm the electronic realm is a ridiculously complex and abstract place. It is built and governed in the language of higher mathematics, which makes its inner workings inaccessible to most.
We thus need to design a new architecture of trust that fortifies a much higher level of objectivity within the activated word, so that it can produce public trust, on which new (more democratic) communities and new (more democratic) ways of human cooperation can be established.
This is not something that must be done overnight. Because the stakes are high. Like professionalism became the foundation for our current representative democracyâwhere a buffer of professional politicians had our backsâand the many professional bureaucracies (corporate, governmental, or otherwise) that ensure accountability and durability, this new architecture of trust will become the foundation for our future society. Thinking about the future of trust is key to the establishment of an inclusive and sustainable way of life.
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Door het verleden te duiden openbaren zich immers, bijna als vanzelf, allerlei nieuwe verbeeldingen van de toekomst.
Vanaf vandaag keert de Atlas van het Lange Nu terug op zijn schreden: we gaan weer wekelijks schrijven. Om dit ritme vast te houden in tijden van drukte of bij noodzakelijke rust, experimenteren we vandaag met een nieuwe opzet van het format Tekens aan de Wand.
In Tekens aan de Wand delen we artikelen, grafieken, boeken, videoâs, verbeeldingen en andere content die, volgens ons, iets interessants zeggen over de wereld van morgen. We begeleiden deze links vanaf nu niet meer met uitgebreide notities, maar alleen nog maar met een korte alinea van maximaal 100 woorden.
Ongeraffineerde brandstof dus voor de strategische geest en de speculatieve maker.
Tekens aan de Wand
đź
Primitive Communismđ In dit boeiende essay beschrijft antropoloog Manvir Singh aan de hand van veel interessante voorbeelden hoe de verschillende culturen van jagers en verzamelaars die wij kennen (vanuit de archeologie of antropologie) cultureel enorm van elkaar verschilden. Hij rekent af met de Romantische mythe dat alle jagers en verzamelaars in radicaal gelijkwaardige samenlevingen leefden. En dat het de uitvinding van de landbouw was die de mensheid uit het paradijs verdreef. De culturele diversiteit van de mensheid is groot. Veel is mogelijk â ook radicale gelijkwaardigheid.
The Dawn of Everythingâ Ook archeoloog David Wengrow en de in 02020 overleden antropoloog David Graeber betogen in hun bestseller The Dawn of Everything (02021) dat de menselijke culturele diversiteit geen grenzen kent. In hun boek verzetten zij zich tegen een andere mythe: het neoliberale denkbeeld dat sociale ongelijkheid een onvervreemdbaar onderdeel is van samenlevingen die zijn gebaseerd op verregaande arbeidsdeling â zoals de onze. Er zijn, volgens de schrijvers, genoeg voorbeelden van gelijkwaardige en complexe samenlevingen in de geschiedenis. Hier de TED van Wengrow.
Visuele Utopiaâs đ± Vrolijke speculatieve animaties waarin Jan Kamensky mistroostige binnensteden vol vieze autoâs omtovert in mensvriendelijke en natuurvriendelijke utopiaâs. Wat ons betreft mag het spannender, kan het absoluut meer punk gebruiken, maar toch zijn we fan. Voorheen stonden zijn videoâs bekend als de Flying Car Movement.
Dit zijn vliegende autoâs op de Rotterdamse Bergweg. Om te zien hoe de Bergweg er volgens Kamensky uit moet komen te zien, check de video.
Het laatste jaar van Chinaâs groeimodelđ De structurele problemen stapelen zich op in Xiâs China. Met als onderliggend vraagstuk het dominante ontwikkelingsmodel. Volgens Chinakenner Michael Pettis is âhet probleem dat je op een bepaald moment de kloof gedicht hebt tussen de investeringen die een land nodig heeft en de investeringen die er zijn. China bereikte dat niveau 15 jaar geleden. Blijf je investeren, dan komt dat neer op verspilling. Je hebt tenslotte maar zoveel bruggen nodig.â Bubbellogica dus: investeringen die niet meer worden omgezet in productiviteitsgroei. Een interessante kijk op de koers van snelle ontwikkelingseconomieĂ«n.
De Grote Demografische Krimp đ Een bijkomend onderliggend probleem voor Chinaâs groeiambities is de krimpende bevolking. In onderstaande grafiek, gevonden op The Economist, zie je dat de Chinese bevolking nu al krimpt en, naar verwachting, steeds sneller gaat krimpen. En, gezien de onbetrouwbare statistiek uit China, is de kans groot dat de cijfers rooskleuriger zijn dan de werkelijkheid.
Credit: The Economist
My Quantum Leap đïž In dit essay uit februari, in Nautilus, beschrijft Bob Henderson hoe Qbism, een theorie in de kwantummechanica, zijn begrip van de werkelijkheid overhoop gooide. Volgens Qbism zijn sommige aspecten binnen de kwantummechanica subjectief van aard. Zo wordt de staat van een deeltje, volgens deze theorie, beĂŻnvloed door de verwachtingen van de waarnemer. Volgens Qbism leven we in een âparticipatieve realiteitâ. In het essay beschrijft Henderson zijn gesprekken met Qbist Chris Fuchs van de Universiteit van Massachusetts.
Qbism versus Kubisme đŒ Qbism is een afkorting van Quantum Bayesianism. Deze afkorting is gemunt door David Mermin. Hij prefereert de afkorting omdat de werkelijkheid, volgens hem, verschilt van onze hedendaagse culturele perceptie ervan, zoals een kubistisch schilderij verschilt van een Rembrandt.
Talking About My Generation đ€ Volgens dit artikel in The Economist veranderen samenlevingen sneller van mening dan individuen. Of, anders gezegd, culturen veranderen vooral omdat er generaties bijkomen en er generaties doodgaan. Niet omdat de mensen in een samenleving van mening veranderen. Deze dynamiek verschilt wel per thema. En, voor de activisten onder jullie: âIn general, battles for hearts and minds are won by grinding attrition more often than by rapid conquest.â
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Door het verleden te duiden openbaren zich immers nieuwe verbeeldingen van de toekomst.
Als de afgelopen zomers ons iets hebben geleerd, is het wel dat de nabije toekomst bij vlagen, die steeds langer duren, bloedheet en kurkdroog is. Met sporadisch een wolkbreuk, gevolgd door een overstroming. In theorie wisten we dit uiteraard al, maar nu voelen we âm ook. Hoewel dit helaas niet voor iedereen op gaat.
Zo lijkt het erop dat onze politici, met name die van het CDA, de afgelopen zomers hebben doorgebracht onder een te hoog afgestelde airco. Met brain freeze als gevolg. Hun besluiteloosheid en uitstelgedrag op het gebied van natuur en klimaat is lang voorbij het groteske en benadert het onwerkelijke.
âNa mij de zondvloedâ omschrijft hun gedrag eigenlijk al lang niet meer â de beste allegorie voor de Tweede Kamer is nu, wat ons betreft, de Titty Twister House Band, de bloedzuigende mariachiâs uit From Dusk Till Dawn, die âthe end of the road (for civilization)âvan een opzwepende soundtrack voorzien. đžđđœ
Maar goed, dat terzijde.
Deze zomer bracht ook, totaal onverwacht, goed nieuws op het gebied van het klimaat: de Amerikaanse Inflation Reduction Act. Dat Bidens klimaatagenda er grotendeels ongeschonden doorheen is gekomen, na de teloorgang van Built Back Better, is â nogmaals â erg goed nieuws. Hierover zo meteen meer. Verder deze week wat gedachten over de post-waarom-wetenschap van AI-rekenmodellen en een korte bespreking van een fascinerend essay dat we lazen op Aeon, over de mysterieuze en bevreemdende eigenschappen van DNA en de eigenzinnige cellen die ze voortbrengen.
Tekens aan de Wand
đź
Inflation Reduction Act đłïž Het grootste klimaatnieuws van deze zomer (en wellicht van dit jaar) was ongetwijfeld de totaal onverwachte ratificatie door het Amerikaanse congres en Bidens ondertekening van de Inflation Reduction Act. Aan de titel kun je het niet aflezen, maar deze wet is dus heel, heel, heel goed nieuws voor het klimaat.
Na het mislukken van Build Back Better (02021) â een transformatieve set aan sociaaldemocratische wetgeving die niet alleen de verzorgingsstaat zou uitbreiden, maar ook het Amerikaanse klimaatbeleid zou verenigen met het Akkoord van Parijs â leek het erop dat de VS nooit meer zouden kunnen gaan voldoen aan de doelstellingen van Parijs.
Dat zou een heel, heel, heel slecht scenario zijn.
Ongeacht wat we doen zal de zeespiegel volgens de laatste rekenmodellen gaan stijgen met minimaal 27cm, alleen al door het vrijwel zekere smelten van een gedeelte van de Groenlandse ijskap. Als de doelstellingen van Parijs niet worden gehaald, gaat de zeespiegelstijging waarschijnlijk in de meters lopen.
Op dit moment heeft de Amerikaanse Democratische Partij zowel het presidentschap in handen als een meerderheid in beide kamers van het congres. Niet alleen is de kans groot dat ze aanstaande november deze meerderheid verliezen, ook is het zeer waarschijnlijk dat zoân politieke constellatie zich de komende tien jaar niet meer zal voordoen (door allerlei onevenwichtigheden in het Amerikaanse kiesstelsel die de Republikeinse Partij bovenmatig begunstigen).
De afgelopen twee jaar waren daarom DE window of opportunity. Als de grootste economie van de wereld zich namelijk niet houdt aan het Akkoord van Parijs, dan kunnen deze afspraken eigenlijk de prullenbak in. Deze window of opportunity werd verkleind toen de Democratische senatoren Joe Manchin en Kyrsten Sinema Build Back Better vorig jaar wegstemden. En toen ook een compromispoging afgelopen lente stuk liep, leek het voorgoed over en uit voor een zinnig Amerikaans klimaatbeleid.
Groot was dan ook ieders verbazing (en vreugde) â inclusief die van ons â toen de klimaatprovisies van Build Back Better relatief ongeschonden opdoken in de Inflation Reduction Act â een compromisvoorstel dat tot stand kwam na geheime gesprekken tussen Joe Manchin en fractieleider Chuck Schumer. En waar, na wat soebatten, ook Kyrsten Sinema mopperend mee akkoord ging.
De Inflation Reduction Act is in veel opzichten een flauwe schaduw van Build Back Better. Het is geen transformatieve sociaaldemocratische verbouwing van Amerika, maar het is wel een hele degelijke, goed doordachte en strak opgestelde klimaatwet die het Amerikaanse beleid grotendeels in lijn brengt met Parijs.
Ja, er zitten allemaal onhandige aspecten aan (zoals anti-China provisies); ja, er zijn belangrijke zaken verloren gegaan in de onderhandelingen (bijvoorbeeld stimuli voor elektrisch fietsen en treinverkeer en lab-grown meat); en ja, er zitten allemaal irritante concessies in aan de olie- en gasindustrie; en ja, het valt volkomen in het niet bij Bernie Sandersâ 16 biljoen (dat zijn 12 nullen) versie van de Green New Deal (de conceptuele voorloper van Build Back Better). Allemaal stuk voor stuk waar, jammerlijk en beklagenswaardig.
Maar toch: alle rekenmodellen â van zowel critici als voorstanders â geven aan dat de wet minimaal 40% reductie aan broeikasgasuitstoot (t.o.v. 02005) zal bewerkstelligen. En waarschijnlijk veel meer, want veel provisies zijn ontworpen als politieke, sociale en economische vliegwielen. Aanjagers van verankerde duurzame transformatie waarvan de effecten niet zijn meegerekend in de modellen.
Denk bijvoorbeeld aan de financiële boost (27 miljard) voor groen bankieren. Dit soort maatregelen zijn niet sexy, pakken niet de headlines, worden niet mee-gemodelleerd, maar zijn wel heel effectief. Ze werken op lokaal of State niveau en zorgen ervoor dat de transitie politiek, sociaal en economisch onderdeel wordt van de samenleving. Zo komen niet alleen veel duurzame projecten van de grond, maar worden lokale gemeenschappen ook verbonden aan de transitie, waardoor hun weerstand oplost. (Opeens hebben lokale gemeenschappen belang bij verduurzaming.)
Sowieso is de Inflation Reduction Act slechts bedoeld als beginpunt voor het Amerikaanse beleid. (Zo heeft California de afgelopen weken een aantal grote klimaatwetten en maatregelen aangenomen die o.a. de verkoop van nieuwe verbrandingsmotoren vanaf 02035 verbieden. Een wet die waarschijnlijk door veel staten wordt gekopieerd en de auto-industrie dwingt haast te maken.) Kortom, zonder de Inflation Reduction Act zaten we hopeloos in de penarie. Nu heeft de biosfeer weer een fighting chance.
Voor een âsmeuĂŻgeâ geschiedenis van de politieke logicaâs en achterhoedegevechten die de afgelopen 20 jaar aan de Inflation Reduction Act voorafgingen, luister de super-toegankelijke podcast van David Roberts, een beleidsjournalist die het klimaatbeleid al decennia volgt. Echt een aanrader.
DeepMinds AlphaFold đ€ Op 28 juli publiceerde het AlphaFold Protein Structure Database, een samenwerking van DeepMindâs AlphaFold-team en een team van het European Bioinformatics Institute, de waarschijnlijke (of voorspelde) 3D-structuren van 200 miljoen eiwitten. Oftewel, van bijna elk eiwit dat bekend is.
Eiwitten zijn moleculen die veel belangrijke functies hebben in organismen. Die functies worden bepaald door hoe het eiwit is gevouwen â de 3D-structuur van het molecuul. Weten hoe een eiwit is gevouwen, is dus belangrijk voor verschillende wetenschappelijke disciplines en, uiteraard, voor biotech en farma.
AlphaFolds AI levert mogelijke structuren van eiwitten. Hierboven zie je hoe dicht de door de AlphaFold voorspelde eiwit structuren (blauw) matchen met de daadwerkelijke structuren (groen). Als je je afvraagt wat eiwitten (proteins) nou eigelijk zijn, en wat ze wel niet allemaal doen in de natuur, dan kun je even dit videootje kijken.
Tot nu toe was het bepalen van de 3D-structuur van een eiwit tijdrovend. Iets wat zo maanden of zelfs jaren kon duren. Nu is er een bibliotheek van waarschijnlijke 3D-structuren â die door het AI-model genaamd AlphaFold zijn voorspeld â van bijna elk bekend eiwit. Ze moeten uiteraard nog gecontroleerd worden, maar veel (hoewel niet alle) voorspellingen lijken behoorlijk accuraat.
Dit is uiteraard heel handig voor wetenschappers en ingenieurs die met eiwitten werken. De lofzang op AI was dan ook weer niet van de lucht.
Statistische rekenmodellen zoals AlphaFold â die tegenwoordig bekend staan als AI, maar uiteraard niet echt kunstmatig intelligent zijn â hebben veel mogelijkheden. Hun impact op wetenschap en technologie en daarmee op onze samenleving kan eigenlijk niet onderschat worden.
Een soortgelijk argument hoorden we een paar jaar geleden ook uit de mond van Joshua Hoffman in een gesprek met Azeem Azhar. Hoffman was indertijd de CEO van Zymergen, een bedrijf dat de vooruitgang in AI combineert met die in CRISPR-Cas. Ze willen met gemanipuleerde microben materialen produceren op een milieuvriendelijke manier. (Zymergen is na een geflopte beursgang in 02021 overgenomen door Ginkgo Bioworks.)
In de podcast praat Joshua op een gegeven moment over een soort post-hypothese wetenschap. Volgens hem is genetica zo raadselachtig dat we, met behulp van AI, wel kunnen ontdekken wat bepaalde DNA-sequenties doen, maar blijven we in het duister tasten waarom deze sequenties doen wat ze doen. De achterliggende logica van DNA blijft terra incognita.
Statistische rekenmodellen vergelijken nieuwe data met geverifieerde oudere data en komen vervolgens met een waarschijnlijke uitkomst. Met andere woorden: ze herkennen patronen. Wat ze (nog) niet doen is mogelijke logische verklaringen geven voor die patronen â hypotheses.
Dat levert een interessant scenario op. Want als AI er maar niet in slaagt om de achterliggende logica van al die vele nieuwe patronen te construeren â en het ons vervolgens ook niet lukt â dan komen we op een vreemd nieuw gebied. Dan komen we dieper en dieper in een wereld te leven waarvan we wel weten hoe het werkt, maar totaal niet weten waarom het zo werkt.
What else is new, zou je uiteraard kunnen zeggen. Iedere ouder van een kind dat elk antwoord pareert met een nieuwe waaromvraag, is namelijk al lang tot deze conclusie gekomen. Wellicht â hypothese(!) â is deze ouderlijke frustratie wel de bron geweest voor het ontstaan van religies: de allerlaatste waaromvraag die je als ouder aankan, heel slim beantwoorden met een woest schrikbarend moraalverhaal. Twee vliegen in een klap, moeten onze voorouders hebben gedacht.
Het Leven đ§Ź Een van de redenen waarom het zo moeilijk is om te achterhalen waarom DNA doet wat het doet, is wellicht omdat het in iedere situatie weer iets anders doet.
DNA moet volgens wetenschapsjournalist Philip Ball daarom ook niet gezien worden als een blauwdruk of een strak schema, maar als een set aan flexibele constructie-regels die, al naargelang de context, andere uitkomsten suggereert. Volgens Ball is de mogelijke variatie aan vormen en functies van een cel bijna eindeloos.
Humans become just one of the many things our cells are capable of doing.
Philip Ball
In zijn essay âWhat on earth is a xenobot?â, dat we deze week lazen op Aeon, beschrijft Ball bijvoordeeld huidcellen van een kikker die, als je ze uit de context âkikkerâ haalt, opeens samenklonteren tot kleine, autonome, on-kikker-achtige organismen die allerlei eigen doelstellingen beginnen na te streven. Zoals het op hoopjes vegen van andere losse cellen die zich vervolgens weer ontwikkelen tot nieuwe organismes. Ze planten zich dus voort, als het ware.
Cells are like lego bricks that can be assembled in different ways â except they do the assembly themselves.
Philip Ball
Wetenschappers, zo lezen we in het essay, noemen deze afgeleide autonome organismes xenobots. Levende robots die een ontwikkelingsplan volgen dat totaal anders is dan dat van de âoorspronkelijkeâ kikker. De vraag is dus wat het kikkergenoom nou precies âvoorschrijftâ aan een cel als de vorm en het gedrag van het uiteindelijke organisme variabel is?
In zijn essay onderzoekt Ball mogelijke antwoorden op deze vraag, alsook mogelijke consequenties voor toekomstige biotechnologie. Check it out. Wij vonden het fascinerend leesvoer. (De complexiteit en gelaagdheid van het leven is truly mindblowing. Net zoals samenklonterende individuen de potentie hebben tot het vormen van oneindig veel verschillende culturen, zo lijken cellen ook zoân soort dynamische emergente variatie te bezitten.)
Het essay roept in ieder geval bij ons veel te veel vragen op om hier even snel te bespreken. Maar schroom niet om die van jullie te delen.
Veel liefs, fijn weekend en tot de volgende keer. Ed & Chris
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Want door het verleden te herinterpreteren, openbaren zich als vanzelf inspirerende nieuwe toekomstverbeeldingen.
Deze week willen we wat gedachten met jullie delen over twee interviews die ons in de afgelopen weken zijn opgevallen en die, denken wij, iets interessants zeggen over de nabije en niet zo nabije toekomst. Tekens aan de wand dus. đź
Als afsluiter staan we deze week ook even kort stil bij ons eerste project met Studio Monnik. Want het is deze zomer precies tien jaar geleden dat we, al struinend door Tokio, de basis hebben gelegd voor onze huidige toekomstpraktijk. Een kleine Tokio Sonata. đŻđ”
Dalyâs ideeĂ«n zijn extra actueel omdat we ons, hier in Nederland, op belangrijke gebieden opeens in een postgroei-economie bevinden. Zo leidt het stikstofarrest van de Hoge Raad tot krimp van zowel de bouw, de luchtvaartsector als de industriĂ«le landbouw. Opeens doen externe kosten ertoe. En dat is niet makkelijk. âWe hebben het altijd gehad over groei, en daar zijn de regels ook op gemaakt,â observeert emeritus hoogleraar luchtvaartrecht Pablo Mendes De Leon.
Degrowth of steady state zijn overigens geen termen die wij handig vinden als wij nadenken over de economie van morgen.
Wij duiden de Moderniteit als een expansieve groeisamenleving. De Moderniteit houdt geen rekening met psychologische, sociale en ecologische begrenzingen. Het dijt rĂŒcksichtslos uit. Denk aan kolonialisme, aan klimaatverandering, maar ook aan de hedendaagse stresspandemie. Groei volgt eigenlijk altijd de weg van de minste weerstand (op de korte termijn). Low Energy, High Impact.
Hoewel in de toekomst veel sectoren zullen krimpen onder druk van externalities (petrochemie, industriële landbouw en visserij, internationaal transport, etc.) is de toekomstige economie, denken wij, nog steeds een soort groeisamenleving. Alleen is de groei niet expansief, maar intensief. High Energy, Low Impact. Denk hierbij aan regeneratieve landbouw, wat veel meer energie vereist (qua arbeid of robotisering), maar ook herstellend werkt. Maar denk ook aan minder Romantische sectoren, zoals synthetische biologie. Dat vereist veel meer kennis en energie, maar trekt tegelijkertijd CO2 uit de lucht en er is veel minder land voor nodig. Of denk aan de betekeniseconomie, waar een ambachtelijke tafel van duurzaam hout, die veel manuren heeft gekost, toch de hoge prijs waard is omdat hij betekenis genereert voor zowel koper als maker (en generaties meegaat). Het zijn allemaal voorbeelden van High Energy, Low/Negative Impact.
Dit is een beeld van illustrator Jan Cleijne uit ons aankomende boek . Op dit moment zijn voedselbossen of strokenbouw niet rendabel, omdat het oogsten ervan niet op een gestandaardiseerde manier kan. Hedendaagse landbouwmachines zijn te lomp â te inflexibel. We passen dus het land aan, aan de machine. Of we vinden agro-robotica uit die kunnen omgaan met een gezonde diversiteit van het land, of we moeten het oogsten weer handmatig doen. In beide gevallen gaat het om high energy om low of negative impact te genereren.
Een andere manier waarop wij naar externalities kijken is door de lens van optimalisatie. Optimalisatie is het nastreven van zo min mogelijk kosten, verspilling en risicoâs. (Wat dus op zich niet slecht is.)
Externalities komen, volgens ons, voort uit de huidige economische praktijk om waardeketens te optimaliseren op de korte termijn. Dat wordt efficiĂ«ntie genoemd. Als je niet verder kijkt dan het volgende boekjaar, dan heb je uiteraard geen oog voor kosten en risicoâs die zich pas over een decennium openbaren. Als we de waardeketens daarentegen optimaliseren op de lange termijn dan zijn er geen externalities meer. Op de lange termijn doen alle kosten en risicoâs er namelijk toe, ook de sociale, ecologische en politieke kosten en risicoâs, die nu eigenlijk standaard worden veronachtzaamd. Deze vorm van optimalisatie kunnen we veerkracht noemen.
Het veerkrachtig maken van de huidige waardeketens is uiteraard lastig en complex. Je moet dan, wellicht, beginnen bij het ontwerpen van een hele nieuwe logica voor onze boekhoudkundige, aansprakelijkheids- en verzekeringsregels. Vervolgens kom je waarschijnlijk tot de conclusie dat de helft van alle bedrijfstakken op de lange termijn niet meer te optimaliseren is en moet worden opgedoekt. Â Â
Dat gezegd ligt het afschaffen, inperken of omdenken van het erfrecht in ons denken wel degelijk in het verlengde van de maatschappelijke trends op de lange termijn. Op de middellange termijn is het, denken wij, zelfs een waarschijnlijke ontwikkeling en onderdeel van de bredere transitie van een samenleving gericht op economische veiligheid naar een samenleving waarin de borging van emotionele veiligheid meer centraal staat.
Het verbaasde ons eigenlijk dat erfrecht zo weinig wordt besproken in het debat over een rechtvaardiger en progressiever belastingstelsel. Morrelen aan het erfrecht zit een beetje in het verdomhoekje. Dat merken we zelf ook als we het bespreekbaar proberen te maken. Maar wellicht is dit langzaam aan het veranderen.
In de The Ezra Klein Show van 7 juni sprak Ezra Klein met Thomas Piketty, naar aanleiding van zijn nieuwste boek A Brief History of Equality, dat onlangs uit het Frans is vertaald (de Nederlandse vertaling â Een kleine geschiedenis van de gelijkheid â verschijnt in september). In de podcast verkennen ze Pikettyâs idee voor een universal minimum inheritance. Zijn idee hierover is, als we het goed begrijpen, als volgt:
Je moet niet kijken naar inkomensongelijkheid maar naar vermogensongelijkheid. Je vermogen is veruit je sterkste onderhandelingskaart vis-Ă -vis de maatschappij. Het geeft vrijheid. En het vermogen in de samenleving is nog steeds erg ongelijk verdeeld. Niet zo ongelijk als in de 19de eeuw, voordat de Moderne verzorgingsstaat werd opgetuigd, maar nog steeds schokkend ongelijk. In het Westen heeft bijvoorbeeld de onderste 50% gemiddeld slechts 5% van het vermogen in handen.
Dit kan je, volgens Piketty, veranderen door iets wat hij een universele minimale erfenis noemt. Hij bespreekt verschillende manieren om zoiets te benaderen, maar om aan te geven hoe het praktisch zou kunnen werken geeft hij het volgende voorbeeld: Stel, je heft een  erfenisbelasting van 100% waardoor niemand meer kan erven van zijn familie. Als je het jaarlijkse bedrag dat hiermee vrijkomt herverdeeld, kan je iedereen in Europa op zijn 25ste verjaardag 200.000 euro geven, als een eenmalige universele erfenis.
Dit radicale scenario heeft overigens niet Pikettyâs voorkeur, maar het geeft volgens hem aan wat er mogelijk is. Hij geeft de voorkeur aan een minimale universele erfenis in Europa van 120.000 euro, die je krijgt op je 25ste. Dit kan volgens hem worden betaald door een progressieve belasting op alle vermogensoverdrachten en -winsten, die oploopt tot maximaal 60 procent.
Op de door conservatieven vaak genoemde hypothese dat onbelast vermogen bij de rijken technologische innovatie en economische dynamiek teweegbrengt â het trickle down effect â antwoordt hij dat groei van welvaart vooral wordt veroorzaakt door massaeducatie en herverdeling. Een conclusie die in lijn ligt met ons denken. (Hoe meer mensen kennis en vaardigheden kunnen opbouwen en (financiĂ«le) bewegingsruimte ervaren, hoe meer productiviteit, ondernemerschap en creativiteit een samenleving immers kan voortbrengen.)
Luister naar hun gesprek voor veel meer interessante historische trends, feiten en inzichten. Alsook voor speculatieve manieren om een meer gelijkwaardige toekomst te realiseren.
Speculatieve werelden voor proâs
đ
Voor wie een goed boek nooit dik genoeg kan zijn, hebben we deze week ook een korte leeslijst met de meest fascinerende speculatieve werelden die wij in de afgelopen vakanties (soms opnieuw) hebben verslonden.
The Broken Earth–trilogie van N.K. Jemisin. Literaire en magische sciencefiction waarin Jemisin onze relatie met de aarde onderzoekt. Dat gezegd is de schrijfstijl in The Broken Earth van een bovenaardse schoonheid. Alle drie de boeken hebben de Hugo Award gewonnen. Â
De Hyperion Cantos van Dan Simmons. De Hyperion Cantos is een literaire space-opera in de traditie van Dune (maar dan beter geschreven). Het zijn spannende boeken die tegelijkertijd een verkenning zijn van de aard en de mogelijkheden van het bewustzijn vis-à -vis de materiële werkelijkheid.
De twee Earthseed-romans van Octavia E. Butler, getiteld Parable of the Sower en Parable of the Talents. In de boeken, geschreven in de jaren negentig, verkent Butler een wereld waarin klimaatverandering en hyperkapitalisme hebben geleid tot de sociale ineenstorting van Amerika â inclusief een rechts-populistische Trumpiaanse president met de slogan âMake America Great Againâ. Verteld door de ogen van een Afro-Amerikaanse die een nieuwe religie begint.
De Southern Reach Trilogy van Jeff VanderMeer. In deze drie boeken verkent VanderMeer een toekomst met daarin een vreemd en mysterieus gebied â Area X â waarin de natuur het langzaam weer overneemt van de mensheid. Het eerste deel, Annihilation, is verfilmd door Alex Garland met o.a. Natalie Portman, Jennifer Jason Leigh, Gina Rodriguez, Tessa Thompson en Oscar Isaac.
The Ringworld Series (en dan vooral deel 1) van Larry Niven. Een serie avonturenromans die plaatsvindt op een ringworld, een kunstmatig artefact van 299 miljoen kilometer in diameter dat om een zon is gebouwd. Het intellectuele aspect is eigenlijk vooral de verkenning van een verdwenen samenleving die een paar treden hogerop de Kardashev scale stond.
De Culture Series van Iain M. Banks. Tien romans die zich afspelen in een wereld waarin een panmenselijke beschaving is verenigd in The Culture, een techno-utopische beschaving waarin mensen en Minds (super-AIâs) een ultieme staat van zijn hebben bereikt. De spanning zit âm in hun (nogal dubieuze en clandestiene) omgang met andere vaak niet-menselijke beschavingen. Banks heeft concepten zoals neurolace gemunt. (Musk is fan.) The Player of Games en Use of Weapons zijn echt aanraders.
En dan, op een dag, ben je opeens tien jaar ouder.
Edwin, Vincent en Christiaan in Tokio, 02012
Deze week tien jaar geleden, in de zomer van 02012, waren wij samen met Vincent Schipper in Tokio. We probeerden een workshop van de grond te krijgen. Een project dat uiteindelijk zou uitmonden in onze huidige historisch-futuristische bezigheden. Â Niet dat we dat toen voor ogen hadden. Verre van.
GeĂŻnspireerd door de Occupy-beweging, die zich dat jaar als een olievlek over de wereld had verspreid, waren we geĂŻnteresseerd geraakt in geloofwaardige verbeeldingen van duurzame en inclusieve samenlevingen. Die waren er niet. We wisten vooral waar we tegen waren, maar niet waar we voor waren.
We waren op zoek naar een geloofwaardig scenario dat ons kon vertellen hoe we de meer uitbuitende aspecten van de moderniteit achter ons konden laten â een exit-strategie. Het was een enorme vraag en we hadden geen flauw idee waar we moesten beginnen.
We besloten naar Tokio te gaan. Want het metropoolgebied van Tokio is het grootste kunstmatige landschap dat de mensheid ooit heeft voortgebracht. Als iets ons wat kan vertellen over groei, zo beredeneerden we â wat het is en hoe het wordt ervaren â dan is Tokio dat. En zo geschiedde.
Tokioâs schijnbaar eindeloze kunstmatige landschap had een nogal claustrofobisch effect op Christiaan. Na weken urban exploration was hij er opeens niet meer zo zeker van dat er nog een wereld buiten Tokio bestond. Om hem te behoeden voor betonstress gingen we op zoek naar het einde van de stad â zie het hek. In dit essay schrijft Christiaan over zijn ervaring van Tokio.
Want â om een lang verhaal bruut af te kappen â wat we in Tokio leerden over de Moderniteit heeft de basis gelegd voor ons huidige historisch-futuristische denkraam. Eind goed, al goed dus. (Voor ons dan, nog niet voor de wereld.) En nu, tien jaar nadat we op zoek gingen naar een betere wereld, komy ons boek Alles Komt Goed, Amsterdam in 2091, Indrukken uit de Gewortelde Tijd uit.
(Vincent Schipper, met wie we het project begonnen, verliet ons een jaartje later om samen met zijn lief The Future te beginnen, een uitgeverij voor de meest fantastische publicaties. Als je geĂŻnteresseerd bent in ambachtelijke druk- en bindtechnieken, kunstresidenties in Japan, of de kunstscene in Tokio â schroom niet en neem contact met hen op.)
Het is niet het definitieve omslag, maar zo staat onze verbeelding van een duurzame en inclusieve stad in de najaarscatalogus van Concerto Books. We hoopten eigenlijk al klaar zijn, maar we tekenen en schrijven nog heel eventjes door. ETA begin 02023.
Wij zijn de komende weken even op vakantie. Zaterdag 3 september kun je de volgende editie op je digitale deurmat verwachten. Fijne zomer iedereen đ
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Als we het verleden leren herinterpreteren, openbaren zich dan nieuwe duurzame en inclusieve toekomstverbeeldingen?
Tekens aan de Wand*
Rooksignalen, contouren en andere terloopse aanknopingspunten die misschien iets zeggen over het momentum van ons tijdsgewricht. Met in deze editie:
High Weirdness đœKan weirdness ons helpen om onze tijd beter te begrijpen?
Conspirituality đ§ââïž Wat krijg je als alt-right en new age samenkomen?
Parasitic Processing đ§ Wat gebeurt er in het complotdenkende brein?
De Turing Trap đ€ Moet de mens wel de meetlat voor intelligentie zijn?
After Yang đ Kan iets wat nooit leefde wel overlijden?
Zomerboeken đ Wat mee te nemen op vakantie?
*Zoals we onze gecureerde edities vanaf heden noemen.
High Weirdness
đœ
‘It is perhaps only from the flattened and disenchanted perspective of modern subjectivity that the liveliness of the world fails to register‘ â Erik Davis, High Weirdness (02019)
Sinds we lang geleden Erik Davisâ werk Techgnosis. Myth, Magic, and Mysticism in the Age of Information (01993) ontdekten is het voor ons zonneklaar dat technologie, magie, religie en cultuur intiem met elkaar verweven zijn. Zo zou je geschreven taal eigenlijk kunnen zien als de allereerste virtual reality-technologie, want als je naar deze aan elkaar geregen krabbeltjes â âlettersâ â kijkt kan je immers niet anders dan een klank horen in je hoofd, of beeld zien verschijnen in je geestesoog. Eerste klas magie toch !?
Aan zijn nieuwe boek, High Weirdness, zijn we net begonnen. Hierin verkent Davis op een serieuze, kritische maar tegelijk ook lichte manier de wereld van esoterie, psychedelica en paranoïde complottheorieën, die samenkomen in de Amerikaanse westkust van de jaren zeventig. Hij doet dit door te kijken naar de opkomende psychedelische spiritualiteit in het werk van drie psychonauten: Philip K. Dick, Terence McKenna en Robert Anton Wilson.
De auteur, futurist en Dicordiaan Robert Anton Wilson verzamelde en vervlocht op satirische wijze uiteenlopende complottheorieĂ«n in de cult-klassieker The Illuminatus! Trilogy (01975) (welke destijds werd aangeprezen als âa fairy tale for paranoidsâ)
Deze weirde verhalen hebben fascinerende gemene delers, en ze resoneren sterk met ons huidige tijdsgewricht. ComplottheorieĂ«n zijn overal, er is een psychedelische renaissance gaande (hebben jullie How to Change Your Mind al gezien op Netflix?), UFOâs zijn weer bespreekbaar geworden (#0006 / Hoe serieus te praten over ufoâsâŠ) en het bestaan van bewustzijn wordt in de wetenschap serieuzer genomen (#0003 / Bewustzijn en het einde van het materialisme).
Conclusies zijn nog niet te trekken. Edwin zit nog midden in Erik Davisâ trip, eeeuh boek.
Conspirituality
đ§ââïž
Door de kennismaking met High Weirdness belandden we online al snel in allerlei weirdo rabbit holes. We ontdekten de notie van âconspiritualityâ, en ook al snel de podcast van drie figuren die dit fenomeen onderzoeken. Want waar samenzweringstheorieĂ«n voor de een vooral exotisch, grappig en lekker raar entertainment zijn, kunnen ze zich bij de ander op ingenieuze wijze vermengen met bestaande attitudes en sentimenten en een serieuze overtuiging worden die zijn of haar hele wereldbeeld inkleurt.
Een zoân vermenging is die van samenzweringen en spiritualiteit, oftewel âconspiritualityâ. De term conspirituality komt uit de koker van sociologen Charlotte Ward en David Voas, en zij definiĂ«ren het als volgt:
âIt offers a broad politico-spiritual philosophy based on two core convictions, the first traditional to conspiracy theory, the second rooted in the New Age: 1) a secret group covertly controls, or is trying to control, the political and social order, and 2) humanity is undergoing a ‘paradigm shift’ in consciousness. Proponents believe that the best strategy for dealing with the threat of a totalitarian ‘new world order’ is to act in accordance with an awakened ‘new paradigm’ worldview.â â âThe Emergence of Conspiritualityâ (Journal of Contemporary Religion, 02011) [PDF]
In de Conspirituality-podcast verkennen een journalist, een cultonderzoeker en een filosofische scepticus de overlap tussen rechtse complottheorieën en pseudo-progressieve wellness utopieën, waarin alt-right en new age meer gemeen hebben dan je zou denken. Let wel, de drie heren wijzen zeker niet alles wat alternatief en kritisch naar de gevestigde orde kijkt af, zelf zijn ze namelijk ook beoefenaars van spirituele praktijken en meditatief lichaamswerk.
Geloof in een samenzwering en verlichting vinden hebben op een bepaald niveau iets met elkaar gemeen. In beide gevallen word je âwakkerâ, vallen de schellen van je ogen en krijg je een dieper inzicht in de werkelijkheid. Uit John Vervaekes Awakening from the Meaning Crisis leerden we dat wij (de mens) neurologisch gezien hetzelfde gereedschap inzetten voor verlichting en het openen van onszelf voor de wereld, als voor het vernauwen van onze wereld en onszelf voor de gek houden. Dit laatste noemt Vervaeke parasitic processing en hij legt uit hoe dit er bijvoorbeeld bij een depressie voor zorgt dat we onszelf kwijtraken en we ons steeds verder afsluiten van de wereld. Hij laat daarentegen ook zien hoe wijsheidstradities zoals het boeddhisme deze negatieve spiraal proberen te doorbreken en een positieve, openende, oftewel âverlichtendeâ, spiraal in onze geest proberen te brengen.
Een cognitief schema van hoe parasitic processing werk volgens Varvaeke.
Gebeurt er bij het vervallen in complotdenken niet iets soortgelijks? Een complot vertelt immers over verborgen structuren en patronen die duiding en zekerheid geven over hoe de wereld ‘echt’ werkt. En hoe meer we ons wereldbeeld hierin verankeren, en ons identificeren met het complot, hoe verder we verwijderd raken van de samenleving. Onderzoek wijst uit dat er inderdaad een relatie is tussen geestelijke gezondheid en complotdenken. Een complot kan aansprekend zijn als er onbevredigde psychologische behoeftes zijn. Zoals de behoefte aan kennis en het verlangen naar veiligheid, zelfverzekerdheid en een positief zelfbeeld. Deze behoeften kunnen groot zijn als je angsten ervaart, je sociaal geĂŻsoleerd voelt of depressief bent (zie ‘Conspiracy theories are a mental health crisis’ – Mashable).
Veel van het denken en praten over robots en kunstmatige intelligentie verraadt een obsessie met onszelf, de mens. We meten het succes van AI af aan of het kan wat wij kunnen. Ons denken over AI is dan ook vaak antropomorfisch. We dichten AI niet alleen menselijke kwaliteiten, ambities en verlangens toe, ook is de heilige graal voor veel computerwetenschappers het realiseren van human-like artificial intelligence (HLAI). Maar is dit wel de meest vruchtbare strategie? Volgens econoom Erik Brynjolfsson niet. Hij noemt deze manier van denken de Turing Trap. Een buitensporige focus op het spiegelen van menselijke taken en vaardigheden en deze proberen te automatiseren, leidt volgens hem tot de marginalisering van werkenden, grotere ongelijkheid en polarisering in de samenleving. Terwijl een andere insteek, namelijk de verrijking of vergroting van menselijk werk door intelligente machinerie juist meer nieuwe waarde toe kan voegen aan de samenleving zonder dat het de mens probeert te marginaliseren. Vandaag is echter het speelveld zo ingericht dat er eerder voor automatisering dan verrijking gekozen wordt.
Toch blijven computerwetenschappers vaak gefocust op menselijke vaardigheden die computers niet hebben of waar ze niet goed in zijn, bijvoorbeeld motorische en zintuiglijke vaardigheden zoals je oriĂ«nteren in een rommelige onvoorspelbare omgeving en dit contextueel en symbolisch allemaal begrijpen, en hierbinnen juist te handelen. Aan de andere kant zijn computers in allerlei zaken zoals wiskunde, logica en geheugen eigenlijk bovenmenselijk veel beter dan wij, en kunnen ze zelf allerlei dingen die ĂŒberhaupt onmenselijk zijn. Daarnaast hebben ze toegang tot dimensies en inputs van de realiteit die voor ons ĂŒberhaupt niet toegankelijk zijn.
Brynjolfsson deelt de volgende anekdote over AlphaGo, de AI van DeepMind die Go-wereldkampioen Lee Sedol versloeg met de befaamde move 37:
âAs Demis Hassabis, CEO of DeepMind, put it, the AI system âdoesnât play like a human, and it doesnât play like a program. It plays in a third, almost alien, way⊠itâs like chess from another dimension.â Computer scientist Jonathan Schaeffer explains the source of its superiority: âIâm absolutely convinced itâs because it hasnât learned from humans.ââ
Met andere woorden: AIâs zijn eigenlijk eerder buitenaardse intelligenties. De A in AI zou eigenlijk voor Alien of Alternative moeten staan. Nieuwe en vreemde vormen van intelligentie die ons werk zouden kunnen verrijken in plaats van verschralen.
Ondanks Brynjolfssons waarschuwingen blijft het kunstmatige spiegelbeeld van de mens een dankbaar onderwerp voor filosofische reflectie. Zo ook in de film After Yang. Een prachtig, verstild sciencefictiondrama waarin het verhaal wordt verteld van een familie wiens niet van mens te onderscheiden androĂŻde, of âtechnosapienâ, stopt met werken. Of misschien kan je ook zeggen âkomt te overlijdenâ, want zo lijkt het te voelen. Er valt eigenlijk een volwaardig gezinslid weg. Iedereen in het gezin gaat er anders mee om, zoekende naar wat het betekent als je rouw en verdriet voelt wanneer iets wat nooit leefde toch âoverlijdtâ.
Los van het cerebrale maar toch rustige plot is de cinematografie en worldbuilding atypisch voor een sciencefictionfilm. De schaal is niet episch, maar juist klein, intiem en huiselijk, alles speelt zich bijna uitsluitend af in interieurs. De kleuren zijn zacht en donker, en de camera heeft veel aandacht voor details, lichtpatronen, texturen en materialen. De wereld heeft een soort solarpunk-gevoel, ze is organisch, ambachtelijk en er is veel groen. Desondanks is ze niet erg zonnig, maar eerder lommerrijk en gelaten. De film is echt een aanrader, ook voor de niet scifi-liefhebber.
Wil je âm zien en erover napraten met ons? Volgende week donderdag (28 juli) is de film te zien bij de Balie in Amsterdam en zal Christiaan na afloop met Jelle Baars in gesprek gaan over de vragen die de film oproept. đ Koop hier een kaartje (gratis met Cineville).
Zomerboeken
đ
Onze leeslijstje voor de zomer (het gaat natuurlijk nooit lukken om dit natuurlijk allemaal te lezen, maar de e-reader is gelukkig groot genoeg en niet al te zwaar).
The Dawn of Everything: A New History of Humanity – David Graeber, David Wengrow (02021) đż Waarom is het idee dat complexe beschavingen als noodzakelijk kwaad nu eenmaal ongelijkheid te accepteren hebben zoân dominante notie terwijl er legio historische voorbeelden zijn van het tegendeel? Of waarom denken we dat witte Europeanen de idealen van gelijkheid, vrijheid en broederschap de wereld in hebben gebracht, terwijl het de inheemse bevolking van Noord Amerika was? Graeber en Wengrow zetten met dit boek de geschiedschrijving en het verhaal dat de Westerse cultuur zichzelf voorhoudt behoorlijk op zân kop. (Ook in het Nederlands vertaald: Het Begin van Alles)
The Gutenberg Galaxy: The Making of Typographic Man– Marshall McLuhan (01962) đ We ontdekten recent dat McLuhans ideeĂ«n over hoe de boekdrukpers de moderne culturele bewustzijn heeft vormgegeven behoorlijk in lijn zijn met de onze eigen inzichten. Hoog tijd dus om eens te lezen en leren van wat McLuhan zestig jaar geleden al heeft bedacht.
Fijn weekend en een heerlijke vakantie voor iedereen die al weg is.
đ Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Als we het verleden leren herinterpreteren, openbaren zich dan nieuwe duurzame en inclusieve toekomstverbeeldingen?
Om te beginnen:
âThere is nothing more galvanizing than the sense of a cultural past.â â Alain LeRoy Locke
En:
âThe first thing to do is to consider time as officially ended.â â Sun Ra, Space is the Place
Vandaag kijken we door de lens van Janelle MonĂĄeâs funky mix van Black Feminism, Afrofuturisme en Queer Scifi Extravaganza naar hoe we onszelf, tegen beter weten in, maar blijven identificeren met de Moderne Tijd â de meest recente historische periode in de Westerse geschiedenis. We verkennen wat dit precies betekent, hoe we deze historische identificatie kunnen loslaten en wat daarvoor in de plaats kan komen.
Een aantal jaar geleden werden we op het werk van Janelle MonĂĄe gewezen door Dan Hassler-Forest, een af-en-toe collaborator van ons en een inspirerende spreker die allerlei doorwrochte studies schrijft over speculatieve fictie. We waren meteen geĂŻntrigeerd door MonĂĄeâs subversieve, grensoverschrijdende, popsugar, scifi weirdness. En, vooral, hoe haar stem onderdeel werd van een krachtig nieuw cultureel momentum voor Afrofuturisme, Queerness, Feminisme, Black Activism en andere alternatieve toekomsten.
En omdat we ook fan zijn van Dans vele inzichten in de speculatieve kunsten en hij onlangs een nieuw boek heeft gepubliceerd over MonĂĄe â een aanrader voor iedereen die zich niet laat afschrikken door media-theoretische abracadabra â willen we hier wat langetermijngedachten met jullie delen die bij ons opkwamen tijdens het lezen ervan (waar we eerlijkheidshalve nog steeds mee bezig zijn) en het vele googelen waar dat vervolgens toe leidde.
Afrofuturisme, de Kunst van het Thuiskomen
In 02010 brak Janelle MonĂĄe door met The ArchAndroid, haar futuristische debuutalbum. Het was het conceptuele vervolg op de EP Metropolis: The Chase Suite. In beide albums wordt de luisteraar meegenomen met de messiaanse avonturen van haar robot-alter-ego Cindi Mayweather. Ook op haar vervolgalbum uit 02013, The Electric Lady, volgen we Cindi Mayweather in haar queeste om de robots van Metropolis te bevrijden van een soort geheim genootschap dat (met tijdreizen) de liefde en de vrijheid probeert te onderdrukken.
Dit is de albumcover van The ArchAndroid. De wereld die ze hier creëert is geïnspireerd op Metropolis, Fritz Langs socialistische sciencefictionklassieker uit 01927.
In 02018 komt haar project Dirty Computer uit, dat uit zowel een album als een muziekfilm bestaat. Beide vertellen het verhaal van Jane 57821, een non-binaire androĂŻde die in verzet komt tegen een totalitair, homofobisch regime â New Dawn. AndroĂŻden die zich niet voegen naar de officiĂ«le seksuele mores worden bestempeld als Dirty Computers. Als Dirty Computers worden opgepakt wordt hun geheugen gewist. Uiteindelijk overkomt dit ook Jane 57821. De muziekfilm bestaat uit fragmenten van haar herinneringen, vlak voordat deze worden gewist.
Ook in haar verhalenbundel The Memory Librarian: And Other Stories Of Dirty Computer, die afgelopen april uitkwam, volgen we de naar liefde snakkende maar vaak tragisch aflopende avonturen van Jane 57821 en andere Dirty Computers. Ook hier zijn tijd en identiteit luxegoederen, worden âviezeâ geheugens gewist en kan je illegaal nieuwe kopen. In de wereld van Dirty Computer is toegang tot het verleden een wapen.
MonĂĄe als Jane 57821, in de film Dirty Computer. Ze speelt een queer androĂŻde die in de rafelrandjes van een totalitaire samenleving, New Dawn, liefde en vriendschap ervaart; wetende dat ze elk moment kan worden opgepakt waarna haar geheugen wordt gewist en haar settingen geherprogrammeerd worden.
De sciencefiction in The Memory Librarian gaat over meer dan alleen robotliefde. Het is niet moeilijk om in de dystopische wereld van Dirty Computer â waar identiteit en verleden wisbaar zijn â een analogie te zien met de situatie waarin de Afro-Amerikaanse gemeenschap zich momenteel bevindt (en andere gemeenschappen in het Westen met een achtergrond in de trans-Atlantische slavenhandel).
Net zoals Jane 57821 haar identiteit en verleden wordt afgenomen door New Dawn, wordt ook Afro-Amerikanen een historische identiteit ontkent die is geworteld in een betekenisvol verleden. Dit is uiteraard geen toeval. In een interview met Zora, naar aanleiding van haar hoofdrol in de speelfilm Antebellum(02020), zegt MonĂĄe:
âThe romanticization White people have of the antebellum South is horrific. People still have weddings on plantations. People are still trying to relive their Civil War dreams by going to reenactments. Itâs just crazy to me. The president is trying to take the 1619 Project out of schools. The project deals with what Black people have contributed to this country, beginning with slavery. He said, talking about slavery is traumatizing for kids. Thatâs just more erasure and more whitewashing of our history to promote more romanticizing when America was great for White people.â
The 1619 Project, waar MonĂĄe naar verwijst, is een long-form journalistiek project van The New York Times Magazine uit 02019 dat de geschiedenis van de Verenigde Staten probeert te begrijpen door de lens van slavernij.
Het project leidde tot veel boze reacties, vooral vanuit conservatieve hoek. Toen CaliforniĂ« het project wilde opnemen in het standaard curriculum dreigde toenmalig president Trump de federale geldkraan dicht te draaien. Niet lang daarna stelde hij de 1776 Commission in, met als doel een patriottisch curriculum te ontwikkelen â een curriculum dat louter positieve dingen zegt over het Amerikaanse verleden.
Ook verbood Florida in juli 02021 om het gedachtengoed van de Critical Race Theory te gebruiken tijdens het lesgeven. (Critical Race Theory is een, vaak activistisch, onderzoeksgebied dat stamt uit de jaren zestig en dat het concept ârasâ in het Amerikaanse maatschappelijk leven onderzoekt.) Ook Texas heeft vorig jaar een wet ingevoerd die gebruikt kan worden om het slavernijverleden onbespreekbaar te maken op scholen.
In Antebellum speelt MonĂĄe een schrijfster en sociologe, gespecialiseerd in de Afro-Amerikaanse gemeenschap, die wordt ontvoerd naar een Zuidelijke plantage met echte slaven die stelselmatig worden verkracht en vermoord door witte mannen die soldaten naspelen van de Zuidelijke Confederatie.
De incorporatie van het slavernijverleden in de canon van de geschiedenis stuit niet alleen in de Verenigde Staten op grote weerstand.
Vorige week vrijdag, 1 juli, was het Keti Koti, een van oorsprong Surinaamse feestdag. Keti Koti viert de officiĂ«le afschaffing van de slavernij in de koloniĂ«n op 1 juli 01963. Keti Koti betekent âketenen gebrokenâ in het Sranantongo. In 02021 is er een petitie aangeboden aan de Tweede Kamer met het verzoek om van 1 juli een nationale herdenkings- en feestdag te maken en om als Nederlandse regering excuses aan te bieden voor het slavernijverleden. Dit leidde tot een motie van Jetten die werd afgewezen. (Lees hier het debat terug tussen Jetten, Rutte en Simons.)
De uitkomst van het debat weerspiegelde het sentiment in de Nederlandse samenleving. Volgens een onderzoek van Een Vandaag vorig jaar onder ongeveer 30 duizend mensen, ziet 59 procent het niet zitten dat Keti Koti een nationale feestdag wordt. Ook zijn volgens de meeste ondervraagden excuses niet op zijn plaats. Een deelnemer schrijft:
âHoe kun je excuses aanbieden voor iets van eeuwen geleden waar je zelf totaal niet bij betrokken bent? Ik voel me daar niet verantwoordelijk voor en wil er ook niet op aangesproken worden!â
Op zich geen vreemd sentiment; de zonden van de vaders zijn niet die van de zoon, enzovoort. (Hoewel de zoons er vaak nog wel van profiteren â van die zonden.) Ook is het wellicht oneigenlijk om daden uit het verleden te meten aan de waarden van nu. (Hoewel slavernij in de 18de en 19de eeuw ook al heel controversieel was.)
Maar deze argumenten missen allemaal het belangrijkste punt: Excuses zijn niet alleen een mea culpa van instituties die nauw betrokken waren bij de trans-Atlantische en/of de Oost-Aziatische slavenhandel â excuses zijn vooral een officiĂ«le erkenning dat slavenhandel een wezenlijk onderdeel is van de Moderne Nederlandse geschiedenis.
Het is niet toevallig dat de robot, of de androĂŻde, een grote rol speelt in Afrofuturisme. Het woord robot komt van het Tsjechische woord ârobotaâ, dat geforceerde arbeid betekent, zoals dat van een lijfeigene (een feodale slaaf). Het werd voor het eerst in zijn huidige betekenis gebruikt in het toneelstuk RUR van Karel Capek, uit 01921. Door de robot te omarmen als iets liefdevols, iets menselijks, wordt het traumatische gewicht van de geschiedenis wellicht ietwat verlicht. Beeld is een still van MonĂĄe uit de tv-serie Electric Dreams.
Door Keti Koti te omarmen als nationale feestdag maken we de geschiedenis van de slavenhandel onderdeel van onze gemeenschappelijke historische identiteit en zeggen we dus tegen degenen wier voorouders tot slaaf gemaakt zijn dat ze mogen meedoen met de rest. Dat ze erbij horen. Dat hun verleden ons verleden is en, belangrijker, dat ons verleden ook hun verleden is. Dat ze zich mogen identificeren met de Moderne Westerse geschiedenis.
Overigens heeft de Gemeente Amsterdam vorig jaar excuses aangeboden en hebben dit jaar de provincie Noord-Holland en De Nederlandsche Bank excuses aangeboden. Klaas Knot, DNB-directeur, begon zijn excusesspeech met het gebruik van de oprichters van De Nederlandsche Bank, waarvan velen slavenhouder waren, om tot slaaf gemaakten te beschouwen als vee. Vervolgens vermeldde Knot dat zijn voorgangers zich jarenlang hebben verzet tegen de emancipatie van tot slaaf gemaakten. Lees hier zijn speech.
â(âŠ) imperial racism has denied black subjects the right to belong to the enlightenment project (âŠ).â
Door het slavernijverleden te blijven ontkennen, doordat we bijvoorbeeld weigeren Keti Koti als nationale feestdag op te nemen, sluiten we de facto grote groepen mensen uit van het Westerse beschavingsproject. Door de duistere kanten van de Moderne Westerse geschiedenis te ontkennen zeggen we eigenlijk tegen diegenen wier voorouders als slaven uit Afrika zijn gehaald: jullie mogen niet meedoen met de Westerse beschaving â jullie mogen je hiermee niet identificeren. Of, beter gezegd, dat mag wel, maar dan moeten jullie wel jullie echte herinneringen en jullie echte verleden vergeten â inruilen voor âonzeâ herinneringen en âonsâ verleden.
Je mag, net zoals Jane 57821, dus alleen meedoen als je je geheugen wist.
President Obama heeft een witte Amerikaanse moeder en een Keniaanse vader en is deels opgevoed door witte grootouders. Qua afkomst maakt hij dus geen deel uit van de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Zijn voorouders waren geen tot slaaf gemaakten. Ze hebben ook niet de ervaring van eeuwenlang cultureel en institutioneel racisme. Obama kon zich dus makkelijker identificeren met de âAmerikaanse Droomâ, wat hem acceptabel maakte voor het electoraat.
De Afro-Amerikaanse gemeenschap zit klem. Ze mogen alleen meedoen als ze hun achtergrond ontkennen. Dit is uiteraard onmogelijk, waardoor ze niet alleen geen deel uitmaken van het collectieve verleden, maar ook geen deel uitmaken van de collectieve toekomst. Want de verbeelding van de toekomst ligt altijd in het verlengde van de verbeelding van het verleden. Of, zoals George Orwel het verwoordde in de scifi-klassieker 1984: âWho controls the past, controls the future: who controls the present controls the past.â
Als we mensen uitsluiten van ons gezamenlijke verleden sluiten we ze ook uit van onze gezamenlijke toekomst. De Afro-Amerikaanse gemeenschap, en uiteraard andere gemeenschappen die afstammen van tot slaaf gemaakten, zitten dus klem in de tijd. Afrofuturisme is hier een reactie op. Het wil zich losbreken van de tijd.
Mocht je Londen aandoen deze zomer, bezoek dan In the Black Fantastic, een tentoonstelling in Hayward Gallery. De tentoonstelling is gecureerd door Ekow Eshun en verkent het Afrofuturisme in het werk van hedendaagse kunstenaars zoals Lina Iris Viktor, wier werk Eleventh hier is afgebeeld. De tentoonstelling loopt van 29 juni tot 18 september.
Afrofuturisme is, in onze woorden, een intellectuele en culturele beweging in met name de Afro-Amerikaanse gemeenschap die zich wil bevrijden van een historisch en futuristisch discours waaraan ze niet mogen meedoen. Het verkent en creĂ«ert daarom alternatieve en fictieve geschiedenissen en toekomstscenarioâs die wel recht doen aan hun herinneringen en ervaringen.
Het levert speculatieve verkenningen op waarin het mystieke, het transcendente en het fantasmagorische niet worden geschuwd. Want als zowel het verleden als de toekomst als een dwangbuis werkt, dan is âde tijdâ not on your side, en is het verwerpen of het loslaten van de (lineaire) tijd misschien wel de enige weg voorwaarts.
In haar boek Afrofuturism: The World of Black Sci-Fi and Fantasy Culture schrijft Ytasha Womack:
âAfrofuturism stretches the imagination far beyond the conventions of our time and the horizons of expectation, and kicks the box of normalcy and preconceived ideas of blackness out of the solar system.â
Afrofuturisme ontdoet zich van de beperkingen van de tijd (en daarmee van causaliteit en normaliteit) en vermengt lucide droomlandschappen met Afrikaanse esthetiek met psychedelische transcendentie met hoogtechnologische toekomstverbeeldingen met kosmische tijdmachines met mystieke transformaties. Het verbindt dit alles op een vreemde maar inspirerende manier met de emancipatie van de Afro-Amerikaanse gemeenschap.
Het begon allemaal met een visioen (of misschien een droom, of wellicht een mythe): In 01937 werd Herman Poole Blount, beter bekend als de jazzcomponist Sun Ra, de creatieve stamvader van het Afrofuturisme, namelijk ontvoerd naar Saturnus.
âMy whole body changed into something else. I could see through myself. And I went up… I wasn’t in human form… I landed on a planet that I identified as Saturn… they teleported me and I was down on a stage with them. They wanted to talk with me. They had one little antenna on each ear. A little antenna over each eye. They talked to me. They told me to stop [attending college] because there was going to be great trouble in schools… the world was going into complete chaos… I would speak [through music], and the world would listen. Thatâs what they told me.â
In de jaren vijftig begon Sun Ra sciencefiction, âkosmischeâ mystiek en de esthetiek van oude Afrikaanse culturen te verweven met de alledaagse out of place-ervaring van de Afro-Amerikaanse gemeenschap. De timing was uiteraard geen toeval. Het was het begin van zowel de Space Age, de psychedelische tegencultuur, als de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Hoewel de term Afrofuturisme pas in de jaren negentig werd gemunt, inspireerde Sun Ra vanaf de jaren vijftig vele generaties Afro-Amerikaanse artiesten, van George Clinton tot Missy Elliott.
De Mothership Connection (01975) is het vierde album van Parliament. George Clinton beschreef het concept als volgt: âWe had put black people in situations nobody ever thought they would be in, like the White House. I figured another place you wouldn’t think black people would be was in outer space. I was a big fan of Star Trek, so we did a thing with a pimp sitting in a spaceship shaped like a CadillacâŠâ
De mythische ontvoering van Sun Ra naar Saturnus en de continue fascinatie voor sciencefiction binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap worden begrijpelijk als je bedenkt dat de belangrijkste themaâs in sciencefiction âvervreemding, ontheemding, ontmenselijking, tijdreizen en uiteraard ontvoering door buitenaardse wezens â heel herkenbaar zijn voor mensen wier voorouders tot slaaf gemaakten waren.
In het interview-artikel Black into the Future uit 01994, waarin overigens ook het woord Afrofuturisme voor het eerst wordt gebruikt, zegt schrijver Greg Tate:
ââŠtransporting someone from the past into the future, thrusting someone into an alien culture, on another planet, where he has to confront alien ways of being. All these devices reiterate the condition of being black in American culture.â
Als je het verhaal van een Afrikaanse tot slaaf gemaakte persoon bekijkt, verschilt dat niet veel met het willekeurige verhaal over alien abduction. Ook die Afrikaan werd uit zijn vertrouwde omgeving geplukt en op een futuristisch schip naar een nieuwe wereld gebracht vol vreemde witte wezens, waar hij of zij van zijn familie werd gescheiden en zich moest voortplanten met wildvreemden en waar op hem geëxperimenteerd werd. De stap van slaveships to spaceships is dus, zo beschouwd, eigenlijk niet zo groot.
Ook de hedendaagse conditie van het vastzitten in een samenleving die je geschiedenis ontkent en je daarmee ook de toekomst ontzegt, vertaalt zich naar een zekere vervreemding van de Moderne Westerse samenleving waar je toch onderdeel van bent â of je dat nu wilt of niet. (Schrijfster Toni Morrison beschouwde Afro-Amerikanen overigens als de eerste Moderne mensen, omdat ze al heel vroeg de ontheemding, vervreemding en ontmenselijking ervoeren die denkers zoals Nietzsche en Marx later zouden associeerden met het kapitalisme, de IndustriĂ«le Revolutie en de Moderniteit.)
In de context van deze ontheemding kan het Afrofuturisme misschien wel het beste worden begrepen als de kunst van het thuiskomen. Thuiskomen in zowel het verleden en het heden als in de toekomst. En niets symboliseert deze belofte van een kosmisch thuiskomen beter dan de film Space is the Place van Sun Ra. Hierin overtuigt Sun Ra de Afro-Amerikaanse gemeenschap, via muziek, om met hem mee te gaan naar een nieuwe lotsbestemming diep in de kosmos.
Albumcover van de soundtrack van Space is the Place. Je kan hier de film bekijken en hier de soundtrack beluisteren.
In de film zegt Sun Ra:
âWe set up a colony for black people here. See what they can do on a planet all on their own, without any white people there. They can drink in the beauty of this planet. It will affect their vibrations, for the better of course. The first thing to do, equation wise, is to consider time as officially ended. We work on the other side of time. (âŠ) Weâll teleport the whole planet here through music.â
Sun Ra is dus als een moderne Noah die zijn volk meeneemt naar het beloofde land, met zijn schip als een ruimte-ark en een exploderende aardbol achterlatend. Zijn band heet ook niet voor niets de Arkestra â die trouwens nu nog steeds weleens optreedt, bijna dertig jaar na zijn dood.
Afrofuturisme is dus de kunst van het thuiskomen, die vooral wordt beoefend door los te laten. Het loslaten van de mainstream manier waarop het verleden en heden worden verbeeld.
Maar waarom hebben we toch zoân moeite met het incorporeren van het slavernijverleden in onze eigen geschiedenisboekjes? Het is toch gewoon onderdeel van de (Vroeg)moderne geschiedenis? Het antwoord is simpel: omdat we ons als gemeenschap nog steeds identificeren met de Moderne geschiedenis.
Historici spreken van de Vroegmoderne Tijd (1450-1800) en de Moderne Tijd (1800-1950) en deze twee historische perioden vormen samen de Nieuwe Tijd. In deze lange historische periode (1450-1950) zijn de maatschappelijke instituties die we nu kennen gevormd. Denk onder andere aan de democratische rechtstaat en de corporate en ambtelijke bureaucratieën die onze samenleving van structuur voorzien. Het is dus ook niet verwonderlijk dat we ons hiermee identificeren. En dat verklaart weer waarom we de negatieve aspecten van deze geschiedenis niet onder ogen willen zien.
Het is eigenlijk een vorm van cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie is de onaangename spanning die iemand ervaart als hij of zij wordt geconfronteerd met observaties of ideeĂ«n die tegenstrijdig zijn met interne overtuigingen of opvattingen. Als je zelfbeeld bijvoorbeeld botst met feiten die dit zelfbeeld niet ondersteunen, of zelfs tegenspreken, ervaart iemand cognitieve dissonantie â een dissonant of niet-harmonieus gevoel dat zo snel mogelijk moet worden weggenomen. Het wegnemen van het vervelende gevoel gebeurt door of je zelfbeeld aan te passen of de feiten te ontkennen. Uiteraard is dat laatste makkelijker dan het eerste.
Slavernij en het kolonialisme zijn niet verenigbaar met onze huidige normen en waarden, maar toch maken ze deel uit van de Vroegmoderne en Moderne geschiedenis. Net als de ontwikkeling van de democratie en de formulering van de mensenrechten. Toch is ons zelfbeeld meer gebouwd op dat tweede aspect van onze geschiedenis dan op het eerste. Als we China de les lezen over de internationale rechtsorde, dan beginnen we uiteraard nooit over de Opiumoorlogen of, iets verder weg, de oorlog die de VOC voerde met Ming-China om het Middenrijk te dwingen om op voor âonsâ gunstige voorwaarden handel te drijven.
We willen slavenhandel en andere koloniale misstanden niet in de schoolboekjes opnemen omdat het ons, als gemeenschap, een ongemakkelijk dissonant gevoel geeft. Het dwingt tot zelfreflectie, tot een aanpassing van ons zelfbeeld, en daar zijn de meeste mensen nu eenmaal niet goed in. Het is dan makkelijker om de feiten te ontkennen â of te bagatelliseren. Bij veel mensen en gemeenschappen zijn feiten ondergeschikt aan de identiteit. We stoppen, kortom, liever ons hoofd in het zand.
Niet alleen ons historische zelfbeeld staat op het spel, ook ons toekomstige zelfbeeld. Zo bood de Marvelfilm Black Panter (02018) een Afrofuturistische verbeelding van een aantrekkelijke hoogtechnologische Afrikaanse stad. Dit is nieuw, want veel dystopische toekomstverbeeldingen uit de jaren tachtig zaten vol met Aziatische beeldaspecten â denk Bladerunner. De culturele âanderâ was onderdeel van een negatief scenario. In Black Panter was dit anders. Ook is er ogenschijnlijk een interessante esthetische verwantschap tussen Afrofuturisme en Solarpunk.
De prijs van onze maatschappelijke identificatie met de Vroegmoderne en Moderne Tijd is hoog. Niet alleen voor degenen die afstammen van tot slaaf gemaakten. Ook de samenleving als geheel betaalt een hoge prijs. Onze culturele identificatie met de laatste zeshonderd jaar en met de instituties die zich toen hebben gevormd zorgen er namelijk voor dat we het zicht verliezen op een snel veranderende samenleving.
Hoewel onze maatschappelijke instituties nog stammen uit de Vroegmoderne en Moderne Tijd leven we niet meer in dat tijdperk. Zoals Jan Rotmans zei: we leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk. Pas als we onze culturele identificatie met de Vroegmoderne en Moderne Tijd kunnen loslaten, kunnen we openstaan voor de culturele uitdagingen en institutionele veranderingen die fundamentele drijvers zoals klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, digitalisering en de opkomst van de Homo Romanticus met zich meebrengen.
We hebben al eerder geschreven over het drieluik Homo Nobilis, Homo Economicus en Homo Romanticus. We ervaren nu de culturele overgang naar de derde fase. Wat overigens mist in dit plaatje is dat de culturele archetypen corresponderen met de Middeleeuwen, Vroegmoderne en Moderne Tijd en de vooralsnog naamloze toekomstige tijd. Wat ook mist is dat ieder cultureel archetype is gebaseerd op een verschillende informatietechnologie, respectievelijk het gesproken woord, het gedrukte woord en het geactiveerde woord.
We moeten onze culturele identificatie met de Vroegmoderne en Moderne Tijd dus leren loslaten. Zodat we er objectief, zonder allerlei culturele hangups, naar kunnen kijken. Zoals we nu bijvoorbeeld naar de Middeleeuwen kunnen kijken. Het zal niemand nu een worst wezen als er wordt gezegd dat een of andere Hollandse graaf zus en zo deed bij die of dat. Hoe anders is dat bij Vroegmoderne types zoals Piet Hein of Michiel de Ruyter. Als iemand iets lulligs zegt over die lui, dat het ook piraten of slavenhandelaren waren bijvoorbeeld, schiet een groot deel van Nederland in een cognitief dissonante kramp. Dat geeft aan dat we ons er nog steeds mee identificeren.
Maar in tijden van fundamentele verandering moeten we leren loslaten. Zodat we met een open geest kunnen bouwen aan de instituties van morgen. Instituties die ons naar een digitale, natuur-inclusieve, economisch veilige en sociaal inclusieve toekomst kunnen leiden. Zodat ook wij kunnen thuiskomen in de tijd.
Lang dachten we dat historische periodisering ietwat triviaal was. Historische veranderingen gaan immers geleidelijk. Niet van de ene dag op de andere. Maar wat het Afrofuturisme ons leert is dat dit soort periodisering er wel degelijk toe doet. Het leert ons namelijk waar we onszelf mee identificeren. Pas als we een nieuwe naam hebben voor de tijd waar we ons naartoe bewegen zullen we zijn aangekomen.
Hopelijk zullen we de Afrofuturisten daar aantreffen.
đ Hoi, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we de snel veranderende wereld vanuit een langetermijnperspectief. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen of millennia â wat zien we dan?
Vandaag een verkenning van de snel veranderende wereld van kunstmatige intelligentie. De afgelopen tijd lijkt het er namelijk op dat deze technologie het laboratorium nu definitief aan het ontgroeien is, door enorm grote en breed toepasbare AI-modellen. Maar wat betekent dit?
De Opkomst van Industriële Denkkracht
đ
Veel technologische uitvindingen die een enorme impact hebben gehad op onze samenleving zijn tot op zekere hoogte onzichtbaar geworden. Ze zijn zo alledaags, zo verweven met alles wat we doen, dat we makkelijk vergeten hoe fundamenteel ze zijn voor ons bestaan. Denk aan elektriciteit, de spoorwegen, de boekdrukkunst, de verbrandingsmotor, de computer of het internet. Dit soort technologieën staan ook wel bekend als General Purpose Technologies, en wanneer er een uitgevonden wordt, veranderen samenlevingen. Probeer je maar eens voor te stellen hoe een wereld eruit zou zien als het nederige stopcontact nergens meer te vinden zou zijn.
Volgens velen is Artificial Intelligence, of kortweg AI, nu op een punt aangekomen dat het een General Purpose Technology gaat worden. Veel van de AI, of om preciezer te zijn, de machine learning-modellen die gebouwd zijn met neural networks, hadden tot nog toe vrij nauwe toepassingen, zoals herkenning van gezichten, spraak of tekst, het afmaken van woorden met autocomplete, of het besturen van een auto. Dit is als het ware ambachtelijke AI, ontwikkeld door teams van slimme programmeurs, gevoed met specifieke data die gelabeld zijn door mensen, om specifieke taken te leren. Maar het afgelopen jaar is AI industrieel geworden, de modellen worden steeds groter, slimmer en makkelijker toe te passen in allerlei nieuwe contexten.
De toenemende grootte van Natural Language Processing modellen (wat nu Foundation Models worden genoemd) sinds BERT (02017)
Deze AI-modellen op industriĂ«le schaal worden Foundation Models genoemd. Het zijn enorme AI-modellen die gevoed zijn door enorme hoeveelheden ongelabelde en (deels) ongestructureerde data, zoals websites, boeken, videoâs en fotoâs. De AI zoekt daar vervolgens zelf structuren en patronen in zonder supervisie. Door statistische relaties te ontwaren, leert het model hoe taal werkt, wat wiskunde is, en wat het verschil is tussen een DalĂ en een Vermeer. Behalve dat deze modellen groot zijn en een aardige intelligentie vertonen in uiteenlopende domeinen (van schaken tot essayâs of code schrijven en het creĂ«ren van fotoâs en illustraties op basis van een beschrijving) kan iedereen zijn eigen toepassingen erop bouwen en het op die manier inpassen voor eigen gebruik.
Wat gaat dit betekenen?
Het is nog vroeg, maar wat deze modellen al kunnen is erg indrukwekkend, ook al maken ze vaak ook nog gekke bokkensprongen (rare zinnen, unheimische beelden, onherkenbare uitspraken). Maar veel van deze foundation models zijn relatief makkelijk te gebruiken en te integreren (via APIâs) in apps en andere digitale processen. GPT-3, een foundation model waar afgelopen jaar veel buzz over was, kun je hier zelf uitproberen (je kan inloggen met een Google- of Microsoft-account). Dat betekent dat allerlei ontwikkelaars nu heel makkelijk AI kunnen gaan integreren in hun toepassingen. De komende jaren zul je dus in allerlei apps, op websites en bij alles wat op software draait steeds meer, en steeds slimmere AI tegen gaan komen. Hieronder een korte speculatieve verkenning, onderbouwd met wat mensen nu al aan het maken zijn.
Je Persoonlijke Sparringpartner
đŹ
Stel, je bent een academicus en je doet onderzoek naar middeleeuwse symboliek. Je begint met een foundation model en daarbovenop laat je het model al je geschreven werk lezen en alles wat je ooit las. Vervolgens ga je aan het werk met je kunstmatige intelligente onderzoeksassistent. Een samenwerking waarin de AI met je meeschrijft, zinnen parafraseert, bronnen aandraagt en misschien zelfs met je brainstormt om nieuwe richtingen voor je onderzoek te verkennen. Misschien kan de AI zelfs de hele paper voor jou schrijven waarbij je ‘m alleen maar hoeft te corrigeren en feedback te geven, waarna je de volgende iteratie krijgt. Hoe meer je in het model stopt, hoe slimmer je kunstmatige metgezel wordt. Hoe langer deze AI met jou mee-leert, en hoe meer literatuur, manuscripten, en beeldarchieven het absorbeert, hoe slimmer en dieper de inzichten van de AI zullen zijn. Althans, dit is de belofte.
Overigens is deze richting misschien ook wel nodig om wetenschappelijk onderzoek uit het slop te trekken. Azeem Azhar wees ons op âScience is getting harderâ, een essay van Matt Clancy waarin hij bewijs verzamelt dat de ontdekkingen die gedaan worden gemiddeld genomen kleiner worden. Allicht heeft het iets te maken met de uitdaging om voort te bouwen op een almaar uitdijende en complexer wordende hoeveelheid kennis. Is het ontwikkelen van nieuwe kennis op de lange termijn nog doenbaar als je enkel gebruik maakt van menselijke denkkracht?
đ SpreadSheet Magic â Waarom zelf data opzoeken? Met deze GPT-3 add-on vult de AI de data die je wil hebben automatisch in (zie hierboven). Dit is vooral een experimenteel prototype, en de data klopt niet altijd, maar het maakt de potentie goed duidelijk. [link]
đ Elicit â Een AI onderzoeksassistent gebouwd op GPT-3. Helpt je papers tevinden en kan met je brainstormen over onderzoeksrichtingen. [link]
Je Eenpersoons Superstudio
đš
Stel, je bent een illustrator die in opdracht tekeningen maakt. Je gebruikt een visueel foundation model en die voer je ook al jouw tekenwerk, waardoor het model zich ook jouw herkenbare handschrift eigen kan maken. Vervolgens kan je het schetsen voeren, of simpelweg omschrijvingen en ideeën over wat de tekening moet vertellen of laten zien. Vervolgens poept de AI eindeloos veel iteraties uit, die je telkens kan finetunen qua kleur, compositie, etc. Samen met deze digitale tovenaarsleerling ben je opeens een studio geworden die meer en sneller kan produceren dan je ooit in je eentje kon.
Dit soort tools vinden al hun ingang in de game- en filmindustrie, aangezien hier met grote teams van tekenaars en creatievelingen gewerkt wordt en er ontstellend veel materiaal geproduceerd moet worden. Het werk is hier al specialistisch en op massaproductie ingericht, met tekenaars die alleen achtergronden, gadgets, karakters, voertuigen, beesten of architectuur doen.
Colie Wertz, een concept artist die voor producties zoals Star Wars en Dune werkte, vertelt in deze podcast bijvoorbeeld hoe hij landschappen tekent met een GauGAN, het neurale netwerk waar Nividiaâs Canvas-app op draait. Hiermee tekent hij landschappen in minuten in plaats van uren.
đŒ Nvidia Canvas/GauGAN â Een AI beeldcreatietool om landschappen mee te maken (zie hierboven). Is gratis te downloaden voor Windows of je kan er hier online mee spelen. Verschillende partijen hebben hier inmiddels foundation models voor gebouwd. Deze toepassing zal dus niet beperkt blijven tot landschappen, maar straks kan je elk beeld maken in welke stijl je maar wilt, van fotografische beelden tot een Rembrandt-schilderij.
Van OpenAI is er Dall-E 2 (wachtlijst), Google maakte Imagen (niet openbaar toegankelijk) en dan is er nog het artistiekere Midjourney (wachtlijst). Voor een goeie uitleg hoe dit allemaal werkt en waartoe deze modellen in staat zijn is deze video van Vox een aanrader.
Voordat we in de nieuwe problemen en uitdagingen duiken die het loslaten van industriële denkkracht in onze samenleving met zich meebrengen, nog even het meest extreme vergezicht: de Neural Lace, een brein-computer-interface die onder je schedeldak wordt ingebracht en waarmee jouw brein direct toegang kan krijgen tot een enorme hoeveelheid capaciteiten en mogelijkheden die AI te bieden heeft. Deze neural lace bestaat nog niet, maar Neuralink, het bedrijf van Elon Musk (die overigens ook OpenAI oprichtte, de makers van Dall-E 2 en GPT-3) is deze technologie aan het ontwikkelen.
De trans-humanistische logica achter dit project is als volgt: als AI steeds beter wordt dan lopen we als mensen uiteindelijk tegen een beperking aan. De snelheid waarmee we kunnen communiceren met een AI is namelijk beperkt tot onze spreeksnelheid, of de snelheid waarmee we met onze tien vingers via een toetsenbord of een ander input-apparaat kunnen communiceren met de betreffende AI. Als we optimaal gebruik willen maken van de denkkracht van AI dan moeten we deze smalle communicatiebandbreedte tussen ons biologische brein en het kunstmatige brein zien op te lossen. Musks oplossing, die overigens geĂŻnspireerd is op de neural lace uit de sciencefiction van Ian M. Bank, is het brein direct op neurologisch niveau in contact te brengen met een externe kunstmatige hersenkwab, AI.
Wat dit betekent, en of we dit willen, is uiteraard een belangrijke discussie. Maar voordat je compleet in de weerstand schiet van het idee dat je sociale media straks letterlijk in je brein zit, is het goed om eens te verkennen hoe dit zou kunnen werken en hoe het zou kunnen voelen als je brein opeens groter is dan je hoofd. Wat als in jouw bewustzijn je eigen gedachten samen komen met die van andere (kunstmatige) breinen? Hoe voelt het om opeens dingen te weten die je nooit geleerd hebt? Kun je het verschil voelen tussen of een idee uit je eigen geest, of uit je kunstmatig intelligente hersenkwab kwam? Dit zijn nogal trippy vragen, maar als je deze rabbit hole in wil duiken dan is deze (enorme) long read van Tim Urban van Wait But Why een absolute aanrader: Neuralink and the Brainâs Magical Future.
Nieuwe technologie, nieuwe problemen
đ„
Hoewel dit natuurlijk allemaal interessante nieuwe mogelijkheden voor makers en denkers biedt en fascinerende vergezichten oplevert, ontstaan er met de komst van deze nieuwe General Purpose Technology natuurlijk ook allerlei nieuwe problemen. Een kleine selectie (er zijn er vast meer):
đ Bias â Foundation models hebben bizar veel data nodig om goed te functioneren. Het internet is het curriculum waarmee deze modellen zonder supervisie leren en daarmee ‘leren’ ze ook alle ideeĂ«n die er te vinden zijn, van diepe filosofische waarheden tot flat earth theorieĂ«n en het feit dat CEOâs over het algemeen witte mannen zijn. Als deze foundation models een basisinfrastructuur worden, wordt ook het biasprobleem groter.
đȘ Machtsconcentratie â Om foundation models te trainen heb je enorm veel rekenvermogen nodig. Het kost nu een tiental miljoen euroâs om een model te trainen. Dat betekent dat alleen grote vermogende partijen dit kunnen doen. Dan gaat het niet alleen om Big Tech, ook natiestaten doen mee in wat een soort nieuwe race is geworden.
âïžAuteursrecht â Met deze technologie kan je uiteindelijk een film in de stijl van Disney of Pixar maken zonder auteursrechten te overtreden. Of de concurrent van een illustrator kan werk in zijn stijl gaan maken en verkopen zonder de wet te overtreden. Want een bepaalde esthetiek of stijl is niet wettelijk te beschermen. Althans, nog niet.
đ€ Vertrouwen â Wanneer het in ons medialandschap totaal onduidelijk is of er achter het beeld dat we zien, een tekst die we lezen (of zelfs een gedachte die we hebben) een mensenhand of een robotbrein zit, waar vertrouwen we dan op? Want impliciet ligt een groot deel van ons vertrouwen in de publieke sfeer ook in het feit dat er achter iedere uiting een mens zit, een bewustzijn met een geweten, een persoon die onderdeel is van een gemeenschap en een gedeelde cultuur. Het zijn individuen die uiteindelijk kunnen worden aangesproken op hun handelen. Maar hoe houd je een AI verantwoordelijk? En kan een AI uitleggen waarom het deed wat het deed? Met de opkomst van kunstmatige intelligentie wordt de noodzaak voor een digitale vertrouwensarchitectuur dus nog groter. (Zie ons dossier âDe Toekomst van Vertrouwenâ)
đ Bewustzijn â Of AIâs bewust kunnen zijn en zo ja, wat dat zou betekenen, is een langlopende fascinatie. Los van de filosofische discussie hierover, worden de gesprekken met AIâs nu dermate diepgaand en overtuigend, dat sommigen stellig geloven dat ze te maken hebben met een echt denkend en voelend persoon. Zo trad Blake Lemoine, een Google-ingenieur en priester, deze maand naar buiten met de overtuiging dat LaMDA, de AI-chatbot die hij moest controleren op discriminatie en haat, daadwerkelijk een bewuste entiteit was. Lees hier zelf Lemoineâs chat met LaMDA. De reactie van vele technici en AI-experts op dit voorval is dat het eerste gevaar van deze interacties met AIâs niet is dat de AI daadwerkelijk bewust is, maar dat wij het als mensen bewustzijn toeschrijven omdat het zĂł goed social-emotionele patronen herkent, geneert en toepast, dat we als mens denken dat er aan de andere kant van het scherm daadwerkelijk een levend en voelend wezen schuilt.
Dat was het voor deze keer. Fijn weekend allemaal, en tot de volgende.
đ Hoi, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we de snel veranderende wereld vanuit een langetermijnperspectief. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen of millennia â wat zien we dan?
Vandaag wat gedachten over de toekomst van de informatiesamenleving.
Once I was a scuba diver in a sea of words. Now I zip along the surface like a guy on a Jet Ski.
Ons vermogen voor aandacht, voor deep reading, lijkt te worden afgebroken door een stortvloed aan elektronisch spektakel en entertainment. We verliezen de stilte, onze innerlijke ruimte, en vullen deze op met altijd voorhanden online âcontentâ. (Dat gezegd; sorry voor de links. Misschien eerst de nieuwsbrief lezen, in zijn geheel. Daarna pas klikken op links.)
De transitie van een gedrukt publiek domein naar een elektronisch publiek domein gaat, zacht gezegd, niet over rozen. We verliezen onszelf en we verliezen elkaar â in ieder geval zo lijkt het. Maar transities zijn rommelig. Wat nu het geval is, hoeft straks niet zo te zijn. Sterker nog; verandering is de aard van een transitie.
Recente tweets van de man die Twitter wil kopen en al die angstige vogeltjes aldaar, daarna, blijkbaar, wil bevrijden.
The Map is not the Territory
đșïž
In 1996 verscheen het eerste deel van Manuel Castellâs magnus opus âThe Information Age: Economy, Society and Cultureâ. Al vanaf de eerste druk behoort de drieluik tot de canon van de sociale wetenschap. Het was ook de tijd van grenzeloos optimisme over de vele voordelen die het World Wide Web (toen nog maar vijf jaar oud) ons zou brengen. En hoewel slechts weinigen de boeken van A tot Z hebben gelezen was de term âinformatiesamenlevingâ een blijvertje. De industriĂ«le samenleving lag achter ons. De informatiesamenleving (en de netwerkmaatschappij en de kenniseconomie) was de toekomst.
Hoewel de komst van een nieuwe informatietechnologie â de computer â onze samenleving tot in zijn vezels gaat veranderen is het, volgens ons, ietwat oneigenlijk om te stellen dat dit de informatiesamenleving teweeg heeft gebracht. Zoals we al schreven is er al vele honderden jaren sprake van een informatiesamenleving, waar we in leven.
Al sinds de uitvinding van de boekdrukkunst, rond 1450 door Johannes Gutenberg, is de moderne wereld geobsedeerd door kennis. Zonder de uitvinding van de boekdrukkunst was de Moderne wereld ook helemaal niet mogelijk geweest. Het maakte de massaproductie van kennis mogelijk.
De hoeveelheid informatie die de samenleving genereerde steeg in de drie eeuwen na de uitvinding van de boekdrukkunst exponentieel. Hiermee steeg ook de complexiteit van de samenleving exponentieel. De samenleving moest dus nieuwe manieren verzinnen om deze hoeveelheid kennis en complexiteit in goede banen te leiden.
De Moderniteit is altijd al een informatiesamenleving geweest. Gedurende de afgelopen 600 jaar draaide alles om technologische en maatschappelijke innovatie en om ontdekkingsreizen. Als iets onze cultuur heeft gevormd is het wel ons geloof dat feiten, logica en rede de basis zijn voor een betere wereld. Hoe meer kennis, hoe beter, was al lange tijd (en is eigenlijk nog steeds) het leidende adagium in onze cultuur.
De computer en haar toepassingen, zoals het Internet en het World Wide Web, kwamen dus ook niet uit de lucht vallen. Ze liggen direct in het verlengde van de Verlichting â de culturele stroming die wetenschap en universele educatie beschouwde als een tegengif tegen armoede, bijgeloof, domheid en intolerantie. Lang voordat je met de smartphone op ieder gewenst moment van de dag Wikipedia kon raadplegen droomde men al over elektronische systemen die alle kennis van de wereld op een ordelijke manier aan iedereen beschikbaar zouden maken.
In 1993 maakte CERN de webbrowser genaamd WorldWideWeb toegankelijk voor het grote publiek, daarvoor was het een instrument voor wetenschappers om informatie met elkaar te delen. Sindsdien is het WWW een groot succes, als het exponentieel stijgende aantal websites daarvoor een goede graadmeter is.
Beroemd is bijvoorbeeld het essay As We May Think van Vannevar Bush, dat in 1945 werd gepubliceerd in The Atlantic. Toen al liep de informatiesamenleving tegen zijn grenzen aan, volgens Bush. Informatie was verkokerd in specialistische vakgebieden waardoor experts zowel slimmer als dommer tegelijk werden. Ze zaten op een âbewildering store of knowledgeâ dat, omdat deze kennis niet toegankelijk was voor andere experts en het publiek, niet kon worden omgezet naar collectieve kennis. In het essay breekt Bush een lans voor een denkbeeldig elektronisch systeem â dat hij memex doopte â dat een informatie kan transformeren naar kennis. Een âcollective memory machineâ dat de verkokering van informatie binnen allerlei vakgebieden kon doorbreken en zodoende kon omzetten in een soort gemeenschappelijke wijsheid.
De memex was, in veel opzichten, het denkbeeldige prototype van het WWW. Zie voor een volgende iteratie van dit idee, dat uiteindelijk leidde tot het WWW, Ted Nelsonâs Xanadu. Dit is een scĂšne uit Low and Behold, Reveries of the Connected World, een documentaire van Werner-Herzog, die Ted hier interviewt. Ted, die het huidige WWW niet goed vindt werken, qua kennis ordening, laat hier zijn eigen systeem zien. Kijk de scene hier
Informatie is dus een probleem, zoals Bush al aangaf, als het onvolledig is of als je het niet kan duiden. Als je niet de kwaliteit van de data op waarde kan schatten of als je er niet de juiste patronen uit kan distilleren dan gaat het mis. Waarop is mijn data van toepassing en waarop niet en welke denkramen gebruik ik om patronen uit deze data te filteren en welke niet? Moeilijke vragen die maar weinig mensen zich stellen. De meeste mensen nemen de informatie on face value â wat zoân beetje het domste is wat je kan doen. Vooral als je omkomt in de informatie.
Volgens Femke de Vries, bijzonder hoogleraar toezicht aan de RUG, haalt de gemiddelde bewindsman, bestuurder of commissaris zo de âduizend paginaâs per vergaderingâ. Dat is onzinnig. Blijkbaar wordt van deze arme vergadertijgers verwacht om uit deze enorme berg informatie het kaf van het koren te scheiden en de diepere verborgen patronen te filteren zodat ze deze vervolgens kunnen te bespreken met hun collegaâs die ook zo hun conclusies hebben getrokken. Wat ongetwijfeld prima is als je hier een paar weken voor kan uittrekken. Maar deze mensen rennen van vergadering naar vergadering.
Het doet denken aan een scĂšne uit de film Margin Call, uit 2011, waarin we de gebeurtenissen in een bank volgen aan de vooravond van de beurscrash van 2008. Jeremy Irons, die de CEO van de bank speelt, vraagt aan een lage analist, gespeeld door Zachary Quinto, om hem te vertellen wat er gaande is. âAnd please speak as you might to a young child, or to a golden retrieverâ.
Waarna de analist vertelt dat hun financiële modellen, waar ze tot nu toe heel veel geld mee hebben verdiend, al een tijdje niet meer in pas lopen met de werkelijkheid. Met, en dit blijft uiteraard ongezegd, mogelijk catastrofale gevolgen voor de bank en, oh ja, de hele wereldeconomie. De CEO laat dit even bezinken en zegt dan:
Do you care to know why Iâm in the chair, why I earn the big bucks? Iâm here for one reason only and one reason alone, Iâm here to guess what the music might do a week, a month, a year from now. Thatâs it, nothing more. Iâm standing here tonight. Iâm afraid that I donât hear a thing. Just⊠silence.
Hierna besluit de CEO om de hele voorraadkast aan onbegrijpelijke, ontransparante en in werkelijkheid compleet waardeloze financiële producten, de volgende ochtend te verkopen aan de hoogste bieder. Waardoor hij de bank redt maar de wereldeconomie doet imploderen.
Je kan de scene uit Margin Call (2011) hier bekijken.
Wat interessant is aan deze scene is dat het enerzijds aangeeft dat informatie moet worden teruggebracht naar begrijpelijke patronen â the music has stopped â waarop je als bestuurder kan handelen â sell everything â en anderzijds aangeeft dat modellen niet hetzelfde zijn als de werkelijkheid.
Een model is een interpretatie, een versimpeling, van de werkelijkheid waarop je kan handelen. Het geeft je een gereedschapskist om je data om te zetten in informatie, of je informatie om te zetten in kennis, of je kennis om te zetten in wijsheid. Een model of een denkraam is dus niet hetzelfde als de werkelijkheid, net zoals een menu niet hetzelfde is als de maaltijd, een toekomstscenario niet hetzelfde is als de toekomst en een kaart niet hetzelfde is als het landschap.
In 1895 schreef Lewis Carroll in Sylvie and Bruno Concluded, zijn laatste roman, deze dialoog over een landkaart op de schaal âa mile to the mileâ:
“What a useful thing a pocket-map is!” I remarked.
“That’s another thing we’ve learned from your Nation,” said Mein Herr, “map-making. But we’ve carried it much further than you. What do you consider the largest map that would be really useful?”
“About six inches to the mile.”
“Only six inches!” exclaimed Mein Herr. “We very soon got to six yards to the mile. Then we tried a hundred yards to the mile. And then came the grandest idea of all ! We actually made a map of the country, on the scale of a mile to the mile!”
“Have you used it much?” I enquired.
“It has never been spread out, yet,” said Mein Herr: “the farmers objected: they said it would cover the whole country, and shut out the sunlight ! So we now use the country itself, as its own map, and I assure you it does nearly as well.”
Een landkaart is een interpretatie van het landschap, een versimpeling â het geeft je alleen de allerbelangrijkste patronen waarop je kan navigeren of waarmee je de schat kan vinden. Als een kaart alle informatie zou geven over het landschap dan is de kaart even groot als het landschap en dus totaal nutteloos. Een kaart is handig juist omdat het het landschap terugbrengt naar een stukje papier ter grootte van een A4.
Een vergadering ingaan met 1000 vellen papier is dus nogal stompzinnig. Dat is een landschap binnenlopen op een kaart die bijna net zo groot als het landschap zelf. Too much information, too little knowledge zeg maar. Je doet zoiets, volgens de Vries, alleen maar om te laten zien dat je alles hebt gelezen. Alsof dat het criteria is van goed bestuur â met de vergadering als een soort schriftelijke overhoring.Het doet denken aan de quote; âhogeropgeleiden kunnen vooral goed kennis nalullenâ, van Joris Luyendijk in het FD van 18 mei. Wat ze dus blijkbaar niet kunnen, als we Luyendijk mogen geloven, is denkramen verzinnen die ze in staat stelt 1000 paginaâs terug te brengen tot een aantal onderliggende patronen. Kortom, ze kunnen van informatie geen kennis maken. Waardoor ze geen basis hebben waarop ze wijze besluiten kunnen nemen.
In de jaren tachtig observeerde Hans Moravec, een robotica professor, dat computers goed zijn in âlogisch nadenkenâ en mensen niet, terwijl mensen goed zijn in motorisch-zintuiglijke coördinatie en computers (toen nog) niet. (Dit staat bekend als Moravecâs paradox.) Het overgrootste deel van ons brein is geoptimaliseerd voor het navigeren van een rommelig landschap. Het verklaart wellicht ook waarom de meeste mensen slecht zijn in het vinden van verborgen patronen in grote hoeveelheden geschreven informatie.
Dat gezegd heeft de informatiesamenleving dus een probleem: er is veel te veel informatie en veel te weinig kennis, en nog veel minder wijsheid. En dat komt vooral omdat we nog niet de culturele en technologische architectuur hebben waarmee we kunnen omgaan met de overvloedige informatie.
Wat ons doet terugkomen op de leeftijd van de informatiesamenleving.
De Moderniteit, de cultuur die dus voor een groot deel is gebouwd op de boekdrukkunst, creëerde in de loop van de tijd allerlei maatschappelijke mechanismen die ervoor zorgden dat we konden omgaan met de continue sterker wordende stroom informatie. Elk van die mechanismen zal moeten worden aangepast aan de bijzonderheden van de digitale revolutie.
Bij deze een kort speculatieve to-do lijstje om een idee te krijgen van de uitdagingen waar we voor staan:
đ§Ș Wetenschappelijke Methode 2.0 â Ons idee van de wetenschappelijke methode en wat het is om kennis te vergaren moeten we, zoals het er nu uitziet, waarschijnlijk aanpassen aan de komst van kunstmatige intelligentie en wellicht, over een aantal decennia, kwantumcomputers. Deze technieken kunnen patronen herkennen en simuleren zonder dat ze de theoretische en hypothetische logica daarachter prijsgeven.
đ Langer Leren â De boekdrukkunst leidde tot een alsmaar hogere informatiedichtheid in de samenleving, wat weer zorgde voor een alsmaar grotere complexiteit. Om mensen hierop voor te bereiden werd educatie steeds belangrijker en steeds intensiever. Steeds meer mensen moesten steeds langer naar school. Nu staat de leerplicht op 16 jaar. Grote kans, nu de computer voor nog hogere complexiteit alsook voor meer bottom-up democratie zorgt dat de leerplicht, voor iedereen, richting 24 of zelfs 30 jaar gaat.
đł Upgrade de democratische informatie processor â De representatieve democratie kan je zien als een breed gedragen, flexibel en zelfregulerend informatieproces. Door de boekdrukkunst kwam er zoveel informatie en complexiteit de maatschappij binnen dat je het besluitvormingsproces niet aan een alleenheerser en een paar vazallen kon overlaten. Na de komst van de computer komt er echter zoveel informatie het systeem binnen dat de representatieve democratie, waar we stemmen op een aantal elitaire professionals, het ook niet meer kan bolwerken. We moeten toe naar nog breder gedragen deliberatie en besluitvormingsproces. De democratie moet verdiept worden, zodat nog meer informatie kan worden verwerkt. Burgerraden?
đ Een diepere architectuur van vertrouwen â Het publieke domein, dat onderling vertrouwen en gemeenschapsgevoel produceert is verschoven van kranten en tijdschriften naar het World Wide Web. Vertrouwden we ooit op de professionaliteit van (elitaire) journalisten en experts om ons een feitelijke blik op de wereld te geven, nu is iedereen zoekende. Wat zijn feiten nog in het digitale domein? Hoe maken we van het verwilderde digitale domein een publiek domein dat mensen verenigt in plaats van verdeelt? De journalistieke ethiek, die best elitair was, is niet meer toereikend in een wereld waarin iedereen kan meepraten. We moeten op zoek naar een diepere, hardere en meer democratische architectuur van vertrouwen in het digitale tijdperk. P2P en cryptologie?
Democratie, onderwijs, journalistiek en wetenschap waren de belangrijkste kennis-innovaties van de post-boekdrukkunst informatiesamenleving. Het waren deze vier instituties die informatie probeerden om te zetten in een soort collectieve kennis. Het waren de zuilen waar onze gemeenschappelijke architectuur van vertrouwen op leunden.
Met de komst van een nieuwe informatietechnologie â de computer â die de maatschappij van nog meer informatie en complexiteit voorziet moeten we deze vier sectoren opnieuw uitvinden. Ze moeten waarschijnlijk verdiept en verstevigd worden. Zodat ze opnieuw losse informatie kunnen omzetten in collectieve kennis, de gemeenschap opnieuw bij elkaar brengen, en kunnen voorzien van een diep onderling vertrouwen.
đ Wij zijn Edwin en Christiaan. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit vanuit het perspectief van de langetermijndenker. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen en zelfs millennia â wat zien we dan?
35 °C Natteboltemperatuur
đ„”
Het is inmiddels niet echt meer in het nieuws, maar het is nog steeds extreem heet in grote delen van Zuid-Azië, met name in Pakistan en India. Toen de extreme temperaturen in India wel in het nieuws waren, kregen velen die The Ministry for the Future hadden gelezen een onheilspellend gevoel. Fictie leek werkelijkheid te worden. Kim Stanley Robinsons boek begint namelijk met een aanhoudende hittegolf die letterlijk onleefbaar wordt voor 20 miljoen mensen.
Zo zou bijvoorbeeld Ruth Polaks verslag uit New Delhi voor Bloomberg niet hebben misstaan als een van de vele ooggetuigenverslagen in The Ministry for the Future:
âNew Delhi feels like it is on fire. The heat comes off the road in blistering waves, and the water that flows from the cold tap is too hot to touch. Daytime temperatures have hit 44 degrees Celsius and often do not fall below 30 in the night. A giant landfill on the outskirts of the capital spontaneously combusted a week ago, and the 17-story high dump that contains millions of tons of garbage continues to smolder, worsening the cityâs already dangerously polluted air.
Daily power outages driven by a surge in demand for electricity have resulted in blackouts as long as eight hours in some parts of India, while coal stocks â the fuel that accounts for 70% of the countryâs electricity generation â are running low, prompting warnings of a fresh power crisis. The northern wheat crop is scorched. It was the the hottest March in 122 years. Spring just didnât happen, and those extreme temperatures continued into April and May (though they are predicted to ease this week). Still, itâs not until June that the monsoon is expected to arrive and provide any kind of relief.â (Lees hier verder)
Het griezelige is dat Robinsons scenario extreem aannemelijk voelt. Ongeveer een vijfde van de wereldbevolking leeft in India: 1,4 miljard mensen. Tweederde van hen leeft in armoede (minder dan 2 dollar per dag) en heeft werk in de buitenlucht. Bescherming tegen de hitte en airconditioning zijn daar grotendeels afwezig, slechts 12% van de mensen in India heeft toegang tot airconditioning. Als je dit zo leest, dan zijn 20 miljoen dodelijke slachtoffers, hoe bizar dat getal ook aandoet, opeens niet zo raar.
Maar hoe heet moet het dan worden voordat een hittegolf massaal mensenlevens kost? Volgens de wetenschap gebeurt dit bij 35 graden natteboltemperatuur (35 °C WBT). Dat wil zeggen dat bij een luchtvochtigheid van 100% en een luchttemperatuur van 35 graden het menselijk lichaam zichzelf niet meer kan koelen door te zweten. Geen enkel menselijk lichaam, hoe fit ook, overleeft dit langer dan zes uur volgens wetenschappers.
35 °C WBT staat voor een dodelijke verhouding tussen temperatuur en luchtvochtigheid waarbij het lichaam zichzelf niet meer kan koelen door te zweten. Het kan dus ook 40 graden bij 75% luchtvochtigheid betekenen, 45 graden bij 50% of 50 graden bij 40%. Zie de grafiek hieronder.
Dry-bulb temperature is drogeboltemperatuur, dit is de normale luchttemperatuur zoals iedereen hem kent.
Dit datapunt, 35 graden natteboltemperatuur, is het punt waarop de atmosfeer waarin we leven letterlijk dodelijk wordt. En volgens verschillende wetenschappers is het aannemelijk dat er plekken op aarde zijn waar deze condities nu al bereikt worden.
Deze kaart laat wereldwijd de hoogst gemeten natteboltemperaturen zien. Bron: Columbia Climate School
Transitieverbeeldingen
đ
35 °C WBT is een deprimerend inzicht, iets wat niet ontzien of vergeten kan worden. Maar het is ook een aansporing om het anders en beter te gaan doen. Dus bij deze ook wat uitzicht, want we moeten er alles aan doen om bovenstaande scenarios af te wenden.
âRevolutie! â Dit is het vertrekpunt van Half-Earth Socialism, een retro-simulatiegame waarin je wordt aangesteld als de hoofdplanner van Gosplant, een planningsorganisatie die de kapitalistische schade aan de planeet moet fixen. Gosplant is opgericht na de socialistische revolutie van 02022, en jij mag als speler bepalen hoe je het gaat doen: met kweekvlees en/of regeneratieve landbouw, een capânâtrade op geboorterechten of door iedereen verplicht veganistisch te maken. Edwin probeerde het uit, maar werd niet herkozen omdat hij te weinig rekening had gehouden met de politieke facties binnen de revolutionaire regering. Ben je niet van ât gamen? De plannen in de game komen voort uit het gelijknamige boek Half-Earth Socialism; A Plan to Save the Future from Extinction, Climate Change and Pandemics, uitgegeven bij Verso.
đ Van Solarpunk naar Terrapunk â We schreven recent uitgebreid over Solarpunk (#0033), de positieve toekomstesthetiek met lommerrijke, groene steden, ambachtelijke mode en architectuur, glas-in-lood-zonnepanelen en kleine gemeenschappen die samen de ecosystemen restaureren. Maar voor sommigen voelt dit allemaal te veel als een terug-naar-de-natuur-verbeelding van zweverige hippies, en spat er te weinig avontuurlijkheid vanaf. Dit is in elk geval wat Jack Nasjac dacht. Hij zette er daarom zijn eigen toekomstethos en -esthetiek tegenover, Terrapunk, en schreef er ook meteen een manifesto voor. Een fragment:
âTerrapunk is the rebellion against stagnation. Terrapunk is movement towards the future. Terrapunk is the rallying cry of the builders, the individuals, the founders, the leaders – the creators.
On the most fundamental level, to be terrapunk is to understand the elements and know how to transform them to improve yourself and humanity.â (Lees hier verder)
Dank aan Pepijn Vloemans voor deze tip. Pepijn heeft zelf overigens ook een hele fijne nieuwsbrief: Het principe van optimisme.
đ De Epische Energietransitie âDe afgelopen honderd dagen namen we deel aan Hydromax, het eerste onderzoeksproject van Foreland Studio’s, waar we samen met ontwerpers en kunstenaars de energietransitie zijn ingedoken. Zoân driekwart van de broeikasgassen die de mensheid uitstoot is het resultaat van het verbranden van fossiele brandstoffen. Waterstof is hierin een contentieus onderwerp. Sommigen zien het als een oplossing voor allerlei moeilijk te decarbonizen industriĂ«le processen, anderen als een rookgordijn en een exitstrategie van de fossiele industrie. Wat je er ook van mag vinden, waterstof biedt in ieder geval een interessante kijk op de complexiteit, de schaalgrootte en de politieke dimensies van de energietransitie.
3 juni en 4 juni is de groepsshow van Hydromax op de clean tech campus IPKW in Arnhem. 3 juni is van 16:00 tot 17:30 een programma met aansluitend een borrel. Aanmelden is verplicht, en kan via sabine@foreland.eu 4 juni is de campus van 13:00 tot 17:00 open voor publiek.
Samen met industrieel ontwerper Willem van der Sluis verkennen wij binnen het Hydromax-project het volgende speculatieve scenario: Wat als we wereldwijd alle pijplijnen, supertankers, boorplatformen en raffinaderijen zouden gebruiken om schone energie te genereren, te transporteren en op te slaan? Hoe zou dat werken? Wat zou dat opleveren? En wat vinden we daarvan?
De Chronoleesmap
đ
âïž Standaardisatie zonder centralisatie â Onderzoekers zijn erachter gekomen dat handelaren van Europa tot Babylon zoân 3000 jaar geleden allemaal dezelfde gewichtseenheden gebruikten met gemiddeld niet meer dan zoân 5% afwijking. Dat betekent dat er in de bronstijd effectief een enorme vrije markt bestond, waar handelaren er onderling voor zorgden dat hun wegschalen en gewichten dezelfde waardes aangaven. [link]
Deze spoelvormige gewichten komen uit Tiryns, in het huidige Griekenland, en wogen hetzelfde als hun tegenhangers in andere delen van Europa en het Midden-Oosten.
đĄïžMiddeleeuwse VegetariĂ«rs â Het beeld van de kasteelheer en zijn gevolg die stukken vlees van het bot kluiven is in onze populaire verbeelding gegrift. Maar bioarchelogen zijn erachter gekomen dat vlees een andere rol speelde dan tot nu toe werd gedacht, en dat het dieet van zowel de adel als de boeren grotendeels vegetarisch was. [link]
đł Natuurkracht â MIT Digital Structures Research Group gebruikte de vertakkingspunten van bomen, die normaliter in de houtindustrie weggegooid worden, als constructieve knopen in draagconstructies. Wanneer je dichterbij de oorspronkelijke functie van de natuur blijft is die een stuk waardevoller te gebruiken. [link]
đ€ Hoe bewust is de kunstmatige intelligentie die we al hebben? â Kunstmatige-intelligentie-tijdschrift The Gradient gaat in hun podcast het gesprek aan met bewustzijnsfilosoof David Chalmers. Het is een technische, maar diepgravende discussie over wat bewustzijn is. Als het iets fundamenteels is in ons universum, zijn er dan gradaties van bewustzijn in alles? En als dat zo is, hoe bewust is de huidige AI dan al? [đ§ link]
âš Nachtverkeer â De gemeente Montpellier besloot de verlichting op de grote wegen âs nachts uit te laten, en daarmee de nachtelijke ecologie minder te verstoren. De taxichauffeurs moeten er nog even aan wennen, maar het is een goed begin. [link]
đș Chrononauten TV â De Chronoscoop is een YouTube-playlist waar wij regelmatig videoâs aan toevoegen die wij de moeite waard, grappig of om andere redenen intrigerend vinden. Van trailers tot wetenschapsvideoâs en van mini-docs tot podcasts. We deden het eigenlijk vooral voor onszelf, maar dachten: waarom delen we het niet gewoon, dus bij deze. Het is een fantastisch allegaartje en interessanter dan een avondje Netflixen (volgens ons dan). [link]
đ
Tot slot: Christiaan schuift maandag 23 mei om 20:00 aan bij de boekpresentatie van De mythes van de toekomst, Het neoliberalisme voorbij van Yannick Dujardin in Pakhuis de Zwijger. Dujardin is toekomstonderzoeker en docent aan de Erasmushogeschool in Brussel, en onderzoekt in het boek de mythes die ons denken over de toekomst vormgeven en hoe we op structurele wijze alternatieve toekomsten kunnen verbeelden. De avond is zowel fysiek als online te volgen.
Wij zijn Edwin en Christiaan. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit vanuit het perspectief van de langetermijndenker. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen en zelfs millennia â wat zien we dan?
â ïž Eerst even dit: onlangs heeft Google zân spam-instellingen aangescherpt waardoor wij, en ook andere nieuwsbrieven, opeens automatisch in de spam-folder belanden. Wil je dit voorkomen, dan helpt het om ons emailadres (ed+chris@dechrononauten.nl) toe te voegen aan je contacten.
Allereerst onze eigen ervaringen van het afgelopen jaar:
Het schrijven van een wekelijkse nieuwsbrief is erg leuk, alsook best stressvol af en toe. In het beste geval maken we trendanalyses, verkennen we nieuwe denkramen en ontwikkelen we toekomstscenarioâs. In het slechtste geval hebben we hier helemaal geen tijd voor.
Het schrijven van de nieuwsbrief is dus ook ietwat frustrerend. Want eigenlijk was er bijna nooit genoeg tijd. (Dat gezegd, we voelen ons de koning te rijk dat we ĂŒberhaupt tijd hebben voor het schrijven van deze nieuwsbrief.)
Dit beeld komt uit ons boek in wording, Alles Komt Goed (extra punten voor wie deze Amsterdamse locatie herkent). Het is een illustratieve reisgids naar een duurzame en gelijkwaardige toekomst. De gids neemt je mee naar Amsterdam in het jaar 02091. We maken Alles Komt Goed met graphic novelistJan Cleijne. Het komt dit najaar uit bij Concerto Books.
Van narrowcasten naar broadcasten
đĄ
Voor degenen die zich onlangs hebben ingeschreven en ons verder nog niet kennen: Met Studio Monnik ontwikkelen we trendbriefings, strategische verkenningen en scenarioworkshops. Dit doen we voor bedrijven en overheden, in binnen- en buitenland. Het is leuk en interessant werk. We werken op strategisch niveau en door de samenwerkingen leren we continu.
Dit is waarom we, gedeeltelijk, de overstap willen maken van een adviespraktijk naar een mediapraktijk. We willen onze werkwijze meer laten gelden in het publieke domein, door om te schakelen van een advieslogica naar een redactielogica. We willen minder reageren en meer uitgaan van wat wij denken dat belangrijk is voor onze samenleving in deze transitietijden.
Het schrijven van deze nieuwsbrief en het maken van Alles Komt Goed is onze manier om deze omschakeling te forceren. Eerst in het diepe springen en dan pas leren zwemmen. Als we eerlijk zijn, is dat onze natuurlijke modus operandi. Het is ongetwijfeld niet de handigste strategie, qua stressmanagement, maar wij hebben het blijkbaar nodig als we spannende u-turns willen maken. Anders blijven we alles maar voor ons uit schuiven en dan blijft de waan van de dag leidend.
Bij de omschakeling hoort ook een ander verdienmodel. Simpel gezegd, we moeten geld gaan verdienen met het zijn van een âinteressante stemâ in de publieke ruimte. Zodat we straks financieel niet meer afhankelijk zijn van onze adviespraktijk. Niet dat we daarmee willen stoppen, integendeel. Ons werk âin het veldâ levert altijd veel nieuwe inzichten op.
Wanneer Freemium?
đž ï»ż
Toen we de nieuwsbrief vorig jaar begonnen, schreven we dat we op de korte termijn wilden overstappen op een freemium-abonnementsmodel. Dit is nog niet gebeurd, maar het is wel nog steeds het plan.
We hopen dat de kopij van Alles Komt Goed voor de zomer af is â geredigeerd en al â en dat het boek ergens eind 2022 in de winkels ligt. (Hopelijk voor de feestdagen đ ) Vanaf september kunnen we dan al onze âvrijeâ tijd besteden aan de nieuwsbrief. Begin november â voor de lancering van Alles Komt Goed â willen we dan overstappen op een freemium-model. Alle lezers voor wie ons werk van toegevoegde waarde is, hebben dan de mogelijkheid om ons te steunen.
Hoe zoân freemium-model precies in elkaar zit â wie heeft er toegang tot wat â daar denken we nog over na. Waarschijnlijk zal het voor de niet-betalende lezers niet veel verschil maken met de huidige opzet van om de week een nieuwsbrief.
Op termijn willen we genoeg verdienen zodat we een kleine redactie kunnen samenstellen, om zo relevante en geloofwaardige toekomstscenarioâs uit te kunnen werken in (bewegend) beeld. Dit doen we nu al voor klanten, maar we willen het ook doen aan de hand van relevante of actuele kwesties die we vervolgens met jullie kunnen delen. We willen jullie meenemen naar nieuwe interpretaties van het verleden en naar duurzame en gelijkwaardige toekomsten. Zodat we, samen met jullie, inzicht ontwikkelen in de wereld van vandaag de dag, de trends die deze wereld vormgeven en de mogelijkheden die ze bieden.
Voor klanten werken we veel met user-journeys. We creëren een toekomstige wereld, waarin bepaalde maatschappelijke trends zijn doorgetrokken, en waarin we vervolgens onderzoeken wat dit betekent voor het dagelijks leven van een set aan fictieve karakters. Zo leren we deze trends beter te begrijpen. Hoe tof als we user-journeys kunnen maken die de grote vragen verkennen waar we als samenleving nu voor staan? Hierboven een screenshot uit de user-journey van Zoey, een gebruiker van het kunstmatige intelligente onderwijsplatform Bloom. Kijk de video hier (9min)
De volgende vraag is uiteraard: zitten jullie hier eigenlijk wel op te wachten? Is er een markt voor toekomstdenken zoals wij er vorm en inhoud aan geven? Welke reacties hebben we gekregen en wat zeggen de statistieken?
De reacties, tot nu toe, zijn zonder uitzondering positief. Maar dat zegt helaas niet zoveel. De mensen die er niets aan vinden schrijven zich namelijk gewoon stilletjes uit.
Volgens de statistieken hebben van onze eclectische beginlijst van ongeveer 1000 man zich gedurende het afgelopen jaar ongeveer 200 mensen uitgeschreven. Een deel van hen las namelijk geen Nederlands, en iedereen kreeg natuurlijk opeens een stuk vaker mail van ons dan voorheen. Tegelijkertijd hebben zich sinds vorig jaar 512 nieuwe leden aangemeld. Dit is organische groei (zonder betaalde promotie). Het openingspercentage bij deze nieuwe abonnees is 53 en nog niemand is ons zat geworden en heeft zich uitgeschreven. Deze cijfers zijn, als je de online experts moet geloven, behoorlijk goed voor een inhoudelijke nieuwsbrief van auteurs die geen publiek profiel hebben en geen reclame maken.
Vooral het uitschrijfpercentage van 0 procent bij onze nieuwe lezers stemt hoopvol. Dat betekent dat we diegenen die ons via-via gevonden hebben en die bewust voor de nieuwsbrief gekozen hebben niet teleurstellen. Het schijnt dat de eerste 1000 nieuwe lezers relatief veel tijd kost. Maar dat, als je het tot die tijd kan volhouden, je lezerslijst daarna sneller opbouwt. We gaan het meemaken. We houden sowieso vol!
Andere feedback die we vaak horen is dat onze mails lang zijn en dat lezers niet de tijd hebben om ze allemaal te lezen. Tegelijkertijd worden de longreads juist het meest gewaardeerd. Dit merken we aan de feedback en aan de nieuwe aanwas in de week daarna. Het enige wat we kunnen zeggen is dat de lengte van onze nieuwsbrieven deels voortkomt uit de aard van het beestje â we maken historisch-futuristische analyses â en deels wordt veroorzaakt door tijdgebrek. Bondigheid kost tijd. Dus meer tijd, bondiger en beter gestructureerde essays. We gaan ervoor!
Deze vijf nieuwsbrieven waren het populairst het afgelopen jaar:
Al met al is het eerste jaar dus best goed gegaan, denken wij. We hopen uiteraard dat we met het publiceren van Alles Komt Goed meer publiek profiel krijgen waardoor meer mensen onze nieuwsbrief weten te vinden.
Verder dromen we ook al stiekem over een nieuw boek. Een non-fictie boek waarin we schrijven over de grote culturele en technologische ontwikkelingen en hoe deze de 21ste eeuw zullen gaan vormgeven. Een soort âKorte Geschiedenis van de Komende Tachtig Jaarâ. En om niet wederom in een tijdkramp terecht te komen, leek het ons een interessant idee om dit hier, in de Atlas van het Lange Nu, als feuilleton voor te publiceren. Zo hopen we twee vliegen in een klap te slaan.
Maar goed, dit zijn slechts dromen. Eerst zien wat 02022 ons (en jullie) gaat brengen.
Nog een laatste verjaardagsoverweging, over de wat ons betreft prachtige en poĂ«tische titel âDe Chrononauten en de Atlas van het Lange Nuâ: Het is een lastige voor de tong, we weten het. Veel mensen struikelen over het woord chrononauten. De marketinggoeroes onder jullie hadden ons daar al voor gewaarschuwd. Eigenwijs, dat is wat we zijn.
Toch vinden we âAtlas van het Lange Nuâ nog steeds een mooie titel, dus die hebben we de afgelopen weken stilletjes als hoofdtitel naar voren geschoven. Bij gebrek aan betere ideeĂ«n gaan we hier voorlopig mee door. (Overigens zijn ook hier commentaar en suggesties welkom.)
Tot zover wat van onze mijmeringen over het afgelopen jaar. Zoals altijd zijn we benieuwd naar wat deze nieuwsbrief voor jullie betekent â hoe jullie het lezen en hoe jullie de content ervaren. Dus schroom niet en laat het ons weten.
Groetjes,
Christiaan & Edwin
Pssst, Studio Monnik heeft vorige week een nieuwe website gekregen. Check it out.
đ Wij zijn Edwin en Christiaan. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld vanuit het perspectief van de langetermijndenker. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen en zelfs millennia â wat zien we dan?
In deze van-alles-wat-editie đžïž Nieuws uit het Chrononautennetwerk đ Een dossier update over de toekomst van vertrouwen đ§đ Een speculatieve kijktip: Station Eleven en tot slot đ De Chronoleesmap met daarin de interessante artikelen die wij de moeite waard vonden. Veel plezier!
Wij zien in Ruben een fellow traveler, een echte langetermijndenker en een serieuze chrononaut, die zich op een persoonlijke, concrete maar ook poëtische manier probeert te verhouden tot iets waar wij, en jullie vast ook, dagelijks mee worstelen. Daarom bevelen wij van harte zijn nieuwe boek aan.
Het Wilde Noorden đ° Natuuravonturiers Joost Janmaat en Reem Saouma zien biodiversiteit, natuurschoon en wildernis waar anderen een bouwplaats, een kanaal of simpelweg de mensenwereld zien. Samen met bushcrafters, stadsecologen en natuurliefhebbers tonen zij in Het Wilde Noorden hoe Amsterdam-Noord eigenlijk een natuurgebied is waar ook mensen wonen. Ze doen dat aan de hand van twaalf expedities, met onder andere een safaritocht langs de A10 (het langste natuurgebied van Amsterdam) en door glimwormpjes te zoeken in het donkere Vliegenbos (de donkerste plek van Amsterdam). Otters, ijsvogels en kieviten, ze zijn allemaal te vinden in het groenste stadsdeel van Amsterdam, en de leukste manier om naar ze op zoek te gaan is met deze wilde natuurgids. En als je ons niet gelooft, lees de vrolijke recensies in Het Parool en NRC. Koop de gids bij je lokale boekhandel of online bij Excelsior Recordings (18,50).
Het Wilde Noorden
Itâs About Time đŁ Saskia van Stein, met wie we lang geleden de tentoonstelling Werkplaats voor de Nieuwe Wereld maakten toen ze nog directeur van Bureau Europa was, is sinds kort directeur van de Internationale Architectuur BiĂ«nnale in Rotterdam (IABR), waar ze het langetermijndenken prominent op de agenda heeft gezet. Het thema voor de aanstaande editie is namelijk:Itâs About Time; Itâs time to act for a desirable future on a finite planet.De IABR zoekt daarom naar urgente en inspirerende projecten om eind september tentoon te stellen. Lees hier de open call over wat ze precies zoeken. De deadline is 15 mei 02022.
Dossier Update: De Toekomst van Vertrouwen
đ
De laatste tijd gaat veel van ons onderzoek over vertrouwen: hoe is vertrouwen verankerd in onze cultuur, hoe wordt het vormgegeven door informatietechnologieën en hoe is het bepalend voor de hoeveelheid complexiteit die een mens, of een samenleving, aan kan. Hieronder een aantal artikelen die ons nieuwe inzichten gaven in hoe dit thema nu in ontwikkeling is.
Tijdens het begin van de oorlog werden er beelden verspreid van acteurs waarbij nep-bloed werd aangebracht om te bewijzen dat de Russische invasie van de OekraĂŻne nep zou zijn. De beelden bleken van de set van een OekraĂŻense TV serie uit 2020 te zijn. Bron: BBC
đ€ Crisis Actor â âDeze slachting is in scĂšne gezetâ. Aan de Russische zijde van de informatieoorlog is horen we dit verweer regelmatig als er in de Westerse media gruwelijke beelden verschijnen van de consequenties van het gedrag van het Russische leger. Acteurs, decors, make-up het complete arsenaal van de film en televisie industrie zouden gebruikt worden. Vervolgens wordt er verwarring te gezaaid met âkijk het is een crisis acteurâ of âkijk dat lijk daar beweegt nogâ. De werkelijkheid wordt vloeibaar en niks lijkt nog te vertrouwen.
âThe notion of a crisis actor proposes something horrifying â that everything you see on the news is fake, that nothing is real, that you canât trust anything, that even photographs and television footage are lying to you. But its true purpose is reassurance: If these images are faked, you need not respond to them. You can believe anything you want; there is nothing in what youâre seeing that should force any kind of introspection or change in attitude.â â Suspension of Belief – Colin Dickey (Real Life)
đŻ After Babel â Vooraanstaand sociaal psycholoog Jonathan Haidt schreef een uitgebreide long read voor The Atlantic, waarin hij de desintegratie, versnippering en het wantrouwen in de publieke en politieke sfeer analyseert sinds de opkomst van sociale media. Hij laat zien hoe likes, shares en anonimiteit extreem gedrag en een mob-mentaliteit cultiveren. Zijn argumentatie en zijn suggesties voor oplossingen komen overeen met ons idee voor het decentrale digitale paspoort dat we in #0031 en #0032 verkenden.
âPerhaps the biggest single change that would reduce the toxicity of existing platforms would be user verification as a precondition for gaining the algorithmic amplification that social media offers.
Banks and other industries have âknow your customerâ rules so that they canât do business with anonymous clients laundering money from criminal enterprises. Large social-media platforms should be required to do the same. That does not mean users would have to post under their real names; they could still use a pseudonym. It just means that before a platform spreads your words to millions of people, it has an obligation to verify (perhaps through a third party or nonprofit) that you are a real human being, in a particular country, and are old enough to be using the platform. This one change would wipe out most of the hundreds of millions of bots and fake accounts that currently pollute the major platforms. It would also likely reduce the frequency of death threats, rape threats, racist nastiness, and trolling more generally. Research shows that antisocial behavior becomes more common online when people feel that their identity is unknown and untraceable.â â Why the Past 10 Years of American Life Have Been Uniquely Stupid – Jonathan Haidt (The Atlantic)
đ€« Low-information system â Autoritaire regimes zoals Rusland en China zijn volgens Thomas Friedman low-information systems. Hoewel autocraten groots en voortvarend te werk kunnen gaan, iets waar Westerse democratieĂ«n soms jaloers op zijn, worden de keuzes aan de top gemaakt op basis van informatie die vervuild is door leugens, zelfcensuur en corruptie. Westerse democratieĂ«n zijn daarentegen high-information systems. Dat is soms lastig, want niet alle informatie is eenduidig en overzichtelijk, maar het is op de lange termijn wel veerkrachtiger.
âHigh-coercion authoritarian systems are low-information systems â so they often drive blind more than they realize. And even when the truth filters up, or reality in the form of a more powerful foe or Mother Nature slams them in the face so hard it canât be ignored, their leaders find it hard to change course because their claims to the right to be presidents-for-life rest on their claims to infallibility. And that is why Russia and China are both now struggling.â â China and Russia Are Giving Authoritarianism a Bad Name – Thomas L. Friedman (The New York Times)
đ Lees Crisis â Soms lijkt het alsof de erosie van de publieke sfeer vooral te wijten is aan de opkomst van nieuwe technologieĂ«n, maar daarmee verwikkeld is ook het verlies van oude vertrouwde skills zoals lezen. Onze leesvermogens zijn namelijk diep verweven met het vermogen om reflectief, rationeel en kritisch na te kunnen denken. Zoveel wordt duidelijk in Yra van Dijks bespreking van het boek De lezende mens. De betekenis van het boek voor ons bestaanvan Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel:
âNiet alleen dĂĄt we lezen is van belang voor het mens-zijn, maar ook hĂłe we lezen: bladerend, diep analytisch of âgeabsorbeerdâ. Het is geen verrassing dat de laatste twee soorten lezen het meest in gevaar zijn nu we vooral lezen via digitale media. Geabsorbeerd lezen wil zeggen dat je door een verhaal wordt meegesleept. Voor âdiep lezenâ (waar een apart hoofdstuk aan gewijd is) laat je dat juist niet gebeuren, en houd je een zekere afstand tot de tekst omdat je je kritisch en analytisch opstelt: wat staat er nu echt en waarom staat het er zo?
Het is een leeshouding die in het onderwijs te weinig wordt geoefend en diep lezen is dan ook waar Nederlandse leerlingen slecht op scoren in internationale vergelijkingen. Van der Weel en Hisgen beschrijven hoe complex leren lezen is voor het brein en wat daarin allemaal moet gebeuren, en wat een ingewikkelde dingen we eenmaal kunnen als we âdiepâ kunnen lezen. Precies omdat diep lezen zo moeilijk is, kiezen jongeren eerder voor het bekijken van beelden en korte tekstjes op hun schermen.â
Zelden zagen we een serie die zo overeenkwam met het huidige tijdsgewricht. Dreigend, apocalyptisch en unheimlich, maar tegelijkertijd ook hoopvol en troostrijk. Station Eleven vertelt het verhaal over een pandemie die binnen een paar dagen praktisch de hele aardse bevolking uitroeit en hoe de overlevers daarna het leven weer oppakken. Niet op de bombastische manier die we van rampenfilms en het post-apocalyptische filmgenre gewend zijn, maar verstild, traag, mysterieus en soms moeilijk te volgen. En toch blijf je kijken, en wil je weten hoe het met de overlevenden afloopt. De wereld die tussen de ruĂŻnes verrijst heeft Solarpunk-achtige kwaliteiten (zie #0033) en voelt onthaast, met ruimte en tijd voor de medemens, en voor nieuwe mythes en legendes, en Shakespeare! Wij zeggen: kijken! En als je ons niet gelooft, ook de Volkskrant, NRC en de VPRO Gidsschreven lovende kritieken. Kijk de trailer (IMDB) of begin meteen met kijken op Ziggo. Dank aan Dan Hassler-Forest voor deze hele fijne tip!
Station Eleven
De Chronoleesmap
đ
đŸ Metaverse Smetaverse â In plaats van dat we een scherm op ons hoofd zetten, zou het waarschijnlijkere scenario wel eens kunnen zijn dat de oppervlakken in onze dagelijkse omgeving steeds schermachtiger gaan worden. Lees: Magic Carpets – Chenoe Hart (Real Life)
đ Scifi Energy â Hoe zou de aarde eruitzien als het ooit in de verre toekomst alle energie zou gebruiken die het tot haar beschikking had? Met andere woorden, hoe zou een planetaire beschaving eruitzien als deze zoân kleine tienduizend keer meer energie zou consumeren als vandaag? Dat zou in 02370 bereikt kunnen worden als we op dezelfde exponentiĂ«le manier doorgroeien als vandaag. Een groep architecten zocht dit speculatieve scenario uit in Backcasting Kardashev One (Strelka Mag).
đ Comeback Whales â Even wat positief natuurnieuws: De bultrug is terug, en ook met andere walvissoorten gaat het een stuk beter. Al blijft de klimaatcrisis natuurlijk als een donkere wolk boven dit goede nieuws hangen. Lees: The Portentous Comeback of Humpback Whales – Veronika Meduna (Nautilus).
đł Phytomining â Niet alleen mensen doen aan mijnbouw, planten ook, maar dan wel op zonne-energie en veel efficiĂ«nter dan mijnbouwers en hoogovens. Lees: Down on the Farm That Harvests Metal From Plants (The New York Times).
đ Reset Romantiek â Wat als de moderne maatschappij door een of andere ramp compleet in zou storten. Een pandemie, een kernoorlog, een meteoor. Dan zouden we helemaal opnieuw kunnen beginnen⊠Toch? Een mooi, doch enigszins macaber idee. De geschiedenis van rampen, oorlogen en ineenstortende beschavingen laat echter zien dat onze maatschappelijke instituties en dagelijkse routines ongekend veerkrachtig zijn. De bron van grootse veranderingen blijkt uiteindelijk vooral vanuit de mens voort te komen, en niet uit rampspoed en vernietiging. Collapse Wonât Reset Society – Adam Van Buskirk (Palladium).
đ Stewart Brand â John Markoff schrijft al zijn hele leven over de bijzondere cultuur van de hippie-hackers van Silicon Valley, en wie daarin natuurlijk niet kan ontbreken is Stewart Brand. De godfather van het lange nu, bedenker van de term âpersonal computerâ en de grondlegger van de Whole Earth Catalog, de counterculture bijbel van de babyboom generatie. The New York Times publiceerde een aangepast artikel uit Markoffs nieuwe boekWhole Earth: The Many Lives of Stewart Brand, met daarin de volgende wijsheden van Stewart Brand over wat voor hem langetermijndenken eigenlijk inhoudt:
ââIf you change your perspective from futurist to long-term thinking, everything gets better,â he said. âBecause long-term thinking invites you to consider at least an equal amount of past to whatever amount of future youâre considering.â
âIt showed us that long-term thinking is at its best, not in terms of long-term planning century by century or utopian planning,â he said. âBut youâre trying to keep all the kinds of options that are currently available open â donât lose options. What progress consists of is adding more options.ââ
đ Wij zijn Edwin en Christiaan. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld vanuit het perspectief van de langetermijndenker. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen en zelfs millennia â wat zien we dan?
In de notitie van vandaag verkennen we Poetins Rusland door de lens van het Lange Nu. Het westerse onbegrip voor Poetins beweegredenen is namelijk veelzeggend. Dat we hem bijvoorbeeld blijven wegzetten als irrationeel of van-het-padje zegt evenveel over ons als over Poetin en de culturele context waarin hij zich bevindt.
Vandaag in de Atlas van het Lange Nu dus een profiel van Poetin en Poetins Rusland. Vanuit welk wereldbeeld neemt Poetin beslissingen? Hoe verhoudt dit wereldbeeld zich tot de machtsstructuren binnen de Russische staat? En waarom vinden we het toch zo moeilijk om ons in Poetins beweegredenen te verplaatsen? Dit zijn de vragen die we vandaag, in deze longread (ongeveer 35 min. leestijd), zullen verkennen.
Maar eerst:
Slachthuis Vijf
Voordat we uitzoomen en ons verdiepen in de historisch-futuristische context willen we eerst zeggen dat het nieuws uit OekraĂŻne ons diep raakt. De situatie is meer dan hartbrekend. De beelden van diegenen die hun geliefden of hun kinderen verliezen, de verschrikkingen in Boetjsa, de oorlogsmisdaden, ze staan gebrand op ons netvlies.
Alsook de moed en veerkracht van een bevolking die zich weigert neer te leggen bij het brutalisme dat nu op hen neerdaalt. Nu Poetins blitzkrieg heeft gefaald, is het Russische leger teruggevallen op een âoudereâ vorm van oorlogsvoering. Een vorm waarbij het moderne onderscheid tussen militair en burger overboord is gegooid. Een onderscheid dat overigens nooit onderdeel is geweest van het Russische militaire denken.
Om een idee te krijgen van de transformatieve kracht van modern militair geweld, en wat dit met je kan doen als mens, raden we je aan het theaterstuk Slachthuis vijf van Erik Whien te bezoeken. Het stuk ging vorige week vrijdag in premiĂšre en is, helaas, onverwacht actueel. Het kreeg vijf van de vijf ballen in NRC.
Slachthuis vijf is gebaseerd op Slaughterhouse-Five, de speculatieve roman van Kurt Vonnegut uit 1969. Het semi-autobiografische verhaal volgt Billy Pelgrim, een Amerikaanse soldaat die als krijgsgevangene getuige is van het afschuwelijke bombardement van Dresden, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Die ervaring versplintert zijn grip op tijd en ruimte. Billy raakt unstuck in time.
Na zes weken vechten is Poetins oorlog voor de meeste mensen nog steeds onbegrijpelijk. De beslissing om OekraĂŻne binnen te vallen, hoe makkelijk Poetin de Russische economie hiervoor opoffert, het brutalisme dat zijn leger tentoonstelt terwijl de wereld meekijkt, de minachting voor mensenlevens en humanistische waarden â het lijken de handelingen van een groteske filmschurk.
Maar omdat Poetin een enorm arsenaal aan nucleaire wapens tot zijn beschikking heeft, die hij dreigt in te zetten als hij zijn zin niet krijgt in OekraĂŻne, is een dieper inzicht in zijn motieven en denkkaders belangrijk. In de westerse media zien we nu drie dominante narratieven bovendrijven die Poetins handelen van context proberen te voorzien.
Superkort samengevat zijn dit de verhaallijnen die we nu, elkaar vaak overlappend, steeds zien terugkomen:
Poetin is als KGB-man getraumatiseerd door de Val van de Muur en ziet de democratisering â die zich uit in de uitbreiding van de NAVO en de EU en de culturele verwestering â in Ruslands periferie en in de Russische traditionele invloedsfeer als een grote bedreiging. Hij weet opkomende democratiseringsbewegingen tot nu toe overigens behoorlijk effectief in te dammen.
Poetin is gefascineerd door het idee van Russkiy Mir, de Russische culturele wereld, en wil het oude imperium weer een kracht van betekenis maken in de mondiale geopolitiek. Deze visie is geworteld in historisch denken. De toekomst als Imperiaal Rijk leunt in deze visie op een sterke krijgsmacht, een groot Euraziatisch territorium, gecentraliseerde besluitvorming en de Orthodoxe kerk.
Poetin heeft zichzelf tijdens de Covid-pandemie geĂŻsoleerd in een echokamer van gelijkgestemde KGB-maatjes. Hierdoor heeft hij de reactie van het Westen onderschat en de kracht van zijn eigen leger overschat. Omdat hij zichzelf in een hoek heeft gedreven zal hij blijven escaleren totdat hij een voor zichzelf eervol compromis kan behalen.
Het zijn alle drie waardevolle lenzen op Poetin en Poetins Rusland. Ze zijn alle drie goed onderbouwd. (Voor uitgebreidere uiteenzettingen van de drie hierboven beschreven narratieven, lees dit interview met Viola Hill, dit opiniestuk van Jane Burbank, beluister deze podcast met Timothy Snyder of lees dit stuk in de Correspondent over hoe homorechten symbolisch zijn geworden voor culturele verwestering.)
Poetin als Lord Voldemort, door Kawu, in Wilda, Poznan in Polen. Iets verderop staat Volodymyr Zelensky als Harry Potter. De vergelijking gaat beter op dan we in eerste instantie geneigd zijn te denken. In Harry Potter and the Sorcererâs Stone zegt Voldemort het volgende: âThere is no good and evil, there is only power and those too weak to seek it.â We zullen straks zien dat deze zienswijze niet ver van Poetins culturele mindset ligt. Alsook dat zoân culturele mindset historisch gezien niet ongewoon is.
Het probleem met bovenstaande narratieven is dat ze cultureel oppervlakkig zijn. Ze verklaren niet waarom iemand als Poetin ĂŒberhaupt zoveel macht naar zich toe kan trekken. Of, met andere woorden, wat zegt de concentratie van de politieke en de economische macht bij een kleine groepje oligarchen over de Russische samenleving? Hoe wordt macht in Rusland begrepen, ervaren en uitgeoefend?
En gerelateerd aan deze vraag: de drie narratieven verklaren niet de onverschilligheid die Poetin & Co laten zien ten opzichte van menselijk lijden. Want dat is misschien wel het grootste mysterie voor een westers publiek. Niet alleen het lot van de mensen in OekraĂŻne, maar ook de dramatische gevolgen van de economische isolatie voor de gewone Rus lijken Poetin & Co Siberisch koud te laten. Wat zegt deze wreedheid en onverschilligheid over Poetin en Poetins Rusland?
Als we daarentegen een stapje terugdoen, uitzoomen, en Poetins Rusland vanuit de lens van het Lange Nu bekijken, dan zien we de contouren van een diepere culturele context. Een context die niet alleen Poetins denken en handelen markeert, maar die ons ook veel vertelt over hoe macht vandaag de dag werkt in Rusland. Het verklaart ook, voor een deel, waarom het Westen zoveel moeite heeft om Poetin in te schatten en zijn gedrag te voorspellen.
Poetin was, achteraf gezien, behoorlijk helder over zijn ambities, zijn zorgen en zijn bezwaren. Hij schreef erover, hij speechte erover en hij praatte erover met westerse politici. Poetins wereldbeeld is alleen zo ver verwijderd van de belevingswereld van de meeste westerse politici dat ze zijn waarschuwingen en zijn argumenten gewoon niet hoorden, of niet serieus namen.
Na Poetins annexatie van de Krim in 2014, heeft Angela Merkel (die Russisch praat) in een telefoongesprek met Obama gezegd dat ze er niet helemaal zeker van was of Poetin wel in contact stond met de werkelijkheid. Hij leeft âin another worldâ, zou ze tegen Obama hebben gezegd.
De vraag is: in welke wereld? (En waarom zijn we daar, zeven jaar later, nog steeds niet achter?)
Drie Historisch-Futuristische Archetypes
đĄïž đ đ
In onze notitie van 12 februari 2022, over de toekomst van maatschappelijk vertrouwen, schreven we over ons historisch-futuristisch denkraam; onze gereedschapskist waarmee we culturele en technologische ontwikkelingen duiden en toekomstscenarioâs maken.
De Homo Nobilis, Economicus en Romanticus zijn drie culturele archetypes die zijn geworteld in de informatietechnologie van hun tijd.
De culturele archetypes beschrijven hoe de snelheid en de betrouwbaarheid van de informatievoorziening bepalend zijn voor (1) het dominante wereldbeeld in een bepaalde tijd of maatschappelijke context, (2) de mate van sociaal vertrouwen, (3) de complexiteit die maatschappelijke instituties aankunnen en (4) de maatschappelijke uitdagingen die weer bepalend zijn voor iemands sociale status.
Dat gezegd: als we door de lens van de archetypen naar Poetin en Poetins Rusland kijken, dan zien we een interessant beeld van de Russische maatschappij opdoemen â een culturele context waarin de oligarchie is ingebed, van waaruit Poetin & Co opereren en waarin hun acties begrijpelijk zijn.
Maar voordat we overgaan op een profiel van Poetin en Poetins Rusland, is het handig om de drie culturele archetypes ietwat uitgebreider te introduceren.
De wereld van de Homo Nobilis
đĄ
Tot het einde van de Middeleeuwen was de dominante informatietechnologie het gesproken woord. Vertrouwen was daarom een persoonlijke aangelegenheid. Men moest eerst iemand ontmoeten, spreken, misschien zelfs fysiek aanraken, om diegene te vertrouwen. Alles draaide in deze wereld om persoonlijke banden. Vriendschap en familie waren belangrijk en men gaf zich, bij gebrek aan betrouwbare informatie, over aan het lot (of de wil van God).
In deze wereld, waarin vertrouwen persoonlijk was, waren persoonlijke eigenschappen belangrijk. Alles draaide om eerlijkheid, moed, het vertrouwen in God en, vooral, om loyaliteit. Deze zaken bepaalden je betrouwbaarheid en je reputatie. Dit was de hyper-subjectieve wereld van de Homo Nobilis; een wereld waarin iemand de hand geven een blijk van vertrouwen en intimiteit was en âeen man een man, een woord een woordâ meer was dan een olijke tegelwijsheid.
Doordat de informatievoorziening werd bepaald door het gesproken woord, was de stroom informatie waarop de mensen hun handelen bepaalden onregelmatig en van lage kwaliteit. Omdat de kwaliteit en de kwantiteit van de informatievoorziening bepaalt hoeveel complexiteit een samenleving aankan, was het indertijd onmogelijk om gelaagde maatschappelijke instituties te bouwen. Zoiets als een rechtstaat â een geheel aan instituties die onderling samenwerken om fysieke veiligheid en een op objectieve regels gebaseerde rechtspraak te garanderen â is vrijwel onmogelijk in de wereld van het gesproken woord.
Fysieke veiligheid was in de wereld van de Homo Nobilis dus de grootste uitdaging, waardoor individuele fysieke kwaliteiten belangrijk waren. Degene die fysieke veiligheid kon garanderen, kreeg daarom de meeste sociale status. Dit vertaalde zich naar allerlei krijgshaftige normen en waarden. Voor de Homo Nobilis was oorlog een natuurlijk tijdverdrijf. Vrede â vaak seizoensgebonden â was slechts een adempauze om op krachten te komen.
Machtsstructuren waren in de wereld van de Homo Nobilis dus heel persoonlijk. Enerzijds gebaseerd op persoonlijk vertrouwen en familiebanden en anderzijds gebaseerd op het opleggen van je wil aan anderen. Dit laatste gebeurde door geweld of de dreiging van geweld. Machtsstructuren waren dus heel fragiel, want ze waren heel persoonlijk; denk bijvoorbeeld aan feodaliteit of maffiaorganisaties.
In de wereld van de Homo Nobilis gold dus het recht van de sterkste. Degene met de wil en de kracht om orde te scheppen in de chaos is de door God (of de natuur) verkozen leider. Het is de logica van de Sterke Man; de alleenheerser die, samen met een paar loyale vazallen en vertrouwde wapenbroeders, zijn wil oplegt aan het land. Zijn wil maakt wet, wat de âwetâ subjectief, willekeurig en afhankelijk maakt van iemands karakter of gemoed. Rechtszekerheid, the rule of law, was een onbekend begrip.
De Homo Nobilis gelooft boven alles in kracht (of macht) en in de manifestatie van kracht. Dat is ook wat glorie betekend: de zichtbare of voelbare manifestatie van pure kracht. Kracht die de Homo Nobilis als intrinsiek subjectief ervaart. Iets wat voortkomt uit mensen of uit goddelijke wezens. Zelfs natuurkrachten waren subjectieve manifestaties in zijn beleving. Voortkomend uit de wil van God. De Homo Nobilis leeft dus in een diep subjectieve werkelijkheid.
Generaal Patton, de beroemde houwdegen uit de Tweede Wereldoorlog, zei dat oorlog âde meest magnifieke rivaliteit was waarin de mens kan meedelen. Oorlog brengt het beste naar voren; het verwijdert alles wat er niet toe doet.â Geweld als mystiek instrument waardoor de mens nabij zichzelf kan komen. Hij heeft helaas niet Vonneguts Slaughterhouse-Five kunnen lezen. Hij stierf in 1945.
Omdat de informatievoorziening was gebaseerd op het gesproken woord en vertrouwen op persoonlijke relaties en omdat de rechtspraak subjectieve was, is de Homo Nobilis van nature dominant in low-trust societies. Tegelijkertijd creëert De Homo Nobilis, door zijn subjectieve geldingsdrang en hang naar geweld, culturele contexten met een laag sociaal vertrouwen.
De persoonlijke sfeer van vertrouwen is in de wereld van de Homo Nobilis beperkt. Gemeenschapsgevoel kwam voort uit mensen die elkaar fysiek konden ontmoeten. Uit het oog was letterlijk uit het hart. De publieke sfeer, de plek waar gedeelde normen en waarden ontstaan, was beperkt. Het bestond uit fysieke ruimten, zoals marktpleinen of raadszalen. Hier ontmoette men elkaar en ontstond een gemeenschap. (Zie voor een meer uitgebreide definiëring van een publieke sfeer en waaraan een gezonde publieke sfeer moet voldoen de nieuwsbrieven #0031 en #0032.)
In het Westen is de Homo Nobilis âverbannenâ naar de criminaliteit, de sportcompetitie of naar actiefilms. In uitzonderlijke situaties, waar de garantie van fysieke veiligheid vervalt, krijgt de Homo Nobilis weer een maatschappelijke rol. Lees hier Oleksandrs overwegingen.
De wereld van de Homo Economicus
đ
De dominantie van de Homo Nobilis maakte vanaf 1450 langzaam plaats voor die van de Homo Economicus, een archetype nauw verweven met de westerse Moderniteit. De Moderniteit werd vooral mogelijk gemaakt door de introductie van een nieuwe informatietechnologie. Rond 1450 vond Gutenberg de boekdrukpers uit, een uitvinding die zich snel door Europa verspreidde.
De boekdrukkunst maakte informatie schaalbaar, waardoor de sfeer van vertrouwen geleidelijk kon groeien. Er ontstond een publiek sfeer. En op den duur vertaalde dit zich naar betrouwbare maatschappelijke instituties die fysieke veiligheid, rechtszekerheid en rechtshandhaving konden garanderen. Dit alles maakte de weg vrij voor de dominantie van de Homo Economicus.
Door de boekdrukkunst leerde men vertrouwen op het gedrukte woord en de symbolische waarde van gedrukte waardepapieren. Boeken, tijdschriften, handleidingen, pamfletten, bankbiljetten, aandelen, land- en zeekaarten, diplomaâs en paspoorten â gedrukt papier was waardevol om de informatie die het bevatte, maar het had ook een grote symbolische waarde: het stond voor zekerheid. De boekdrukkunst veranderde alles.
Door het lezen van boeken, kranten en kaarten ervaarden mensen gemeenschap en verbondenheid met anderen die ze nooit persoonlijk hadden ontmoet. In de groeiende publieke sfeer werden nieuwe meningen geformuleerd en werden nieuwe humanistische waarden gemeengoed. Er ontstonden grotere culturele, politieke en taalkundige gemeenschappen die op een gedeeld wereldbeeld en op gedeelde waarden waren gebaseerd. Gemeenschappen die leefden in de verbeelding, in plaats van in een alledaagse fysieke ervaring.
Gemeenschapsgevoel en vertrouwen werden steeds abstractere ervaringen, die werden gestut door nieuwe protocollen voor waarheidsvinding, zoals de wetenschappelijke methode en de journalistieke ethiek. Deze nieuwe protocollen verdiepten het vertrouwen in het gedrukte woord. Op deze manier kreeg de huidige high-trust society langzaam zijn vorm.
Dit abstractere gemeenschapsgevoel werd ondersteund door allerlei nieuwe instituties. Door de schaalbaarheid van informatie (en dus vertrouwen) kon de samenleving meer complexiteit aan. Er ontstonden allerlei nieuwe bureaucratische instituties die zowel effectiever als objectiever waren omdat ze persoonlijke banden overstegen. Dit uitte zich weer in een nieuw werkethos: professionaliteit. En in de negatieve concepten corruptie en nepotisme. Door het idee van professionaliteit konden onbekenden met elkaar samenwerken omdat ze erop vertrouwden dat ze on the same page zaten.
Door de opkomende humanistische cultuur ontwikkelden deze objectievere instituties zich tot de democratische rechtstaat â een complex aan instituties die fysieke veiligheid, rechtszekerheid en rechtshandhaving konden garandeerden. Door de dominantie van westerse landen vertaalde dit zich na de Tweede Wereldoorlog o.a. naar de Verenigde Naties, de Universele Rechten van de Mens, de Geneefse Conventie en andere pijlers van de internationale rechtsorde (hoe willekeurig en moeilijk te handhaven deze rechtsorde ook was).
Het maatschappelijke leven werd dus objectiever, minder persoonlijk, minder willekeurig, minder gebaseerd op de manifestatie van iemands persoonlijke kracht of macht en meer gebaseerd op algemeen aanvaarde regels. Niet alleen organisaties werden objectiever, ook de blik op de wereld en de blik op de mens werd objectiever. De mens was niet langer een goddelijk geĂŻnspireerd en diep subjectief wezen, maar een schepsel onderhevig aan de logica van de objectieve werkelijkheid. In deze context werd de Homo Economicus dominant.
Door de garantie van fysieke veiligheid kon de Homo Economicus gaan streven naar economische veiligheid. De nadruk op eigenschappen maakte langzaam plaats voor een nadruk op eigendommen. En in een wereld waarin economische veiligheid de grootste uitdaging is, heeft niet degene met de grootste knuppel het meeste aanzien, maar degene met de diepste zakken. Deze nadruk op economische veiligheid vertaalde zich naar steeds meer mensen, met steeds meer kennis, en steeds meer spullen, in steeds grotere steden.
De Homo Economicus ziet zichzelf als een objectief wezen onderhevig aan objectieve natuurwetten. Hij vertrouwt op het gedrukte woord en op de instituties die fysieke veiligheid en een objectieve rechtspraak garanderen. Hierdoor kan hij zich richten op economische veiligheid. Voor hem zijn behoren en gemeenschap abstracte begrippen. Hij leeft in steden en voelt zich thuis tussen mensen die hij niet persoonlijk kent, maar in wie hij zich cultureel herkent. Hij is een systeemdenker, voor hem is de pen machtiger dan het zwaard.
De Britse rapper Mark Morrison trad op tijdens de Brit Awards in 1997 met veel bling, een neppistool en een T-shirt met daarop âOnly God Can Judge Meâ. Hiphop is een kunststroming die voortkwam uit een gemeenschap waarin fysieke en economische veiligheid niet vanzelfsprekend waren, wat wellicht het laten zien van fysieke en economische kracht verklaart. Omdat hiphop deel is geworden van de mondiale cultuur beleeft zowel de Homo Nobilis als de Homo Economicus een soort revival in de populaire verbeelding, tegen de bredere culturele context in.
De wereld van de Homo Romanticus
đ
De opkomst van het humanistische waardenstelsel, de groeiende hoeveelheid wetenschappelijke kennis van de wereld en de accumulatie van welvaart vertaalde zich, stapsgewijs, naar de culturele, politieke en economische emancipatie van achtergestelden. Steeds meer mensen mochten meedoen en meedelen. Grondwetten verschenen. Slavernij werd afgeschaft. Schoolwetten, kieswetten en woningwetten kwamen tot stand. Stapje voor stapje werd de verzorgingsstaat opgetuigd. De garantie van economische veiligheid kwam steeds dichterbij, en zo ontstond er ruimte waarin de Homo Romanticus kon opkomen.
De Homo Romanticus is het culturele archetype dat, gelijktijdig met de ontwikkeling van een nieuwe informatietechnologie â de computer â, de kans heeft om een nieuw tijdperk van vertrouwen vorm te geven. We zitten nu in de culturele transitie van de wereld van de Homo Economicus naar de wereld van de Homo Romanticus, het archetype voor wie niet economische veiligheid de grootste uitdaging is, maar emotionele veiligheid.
De Homo Romanticus was al langer onder ons, al in de achttiende eeuw liet hij van zich horen, maar hij kwam pas echt aan de oppervlakte in de populaire cultuur met de Beat Generation, de jeugd- en protestbewegingen van de jaren zestig en de hippies. Deze bewegingen werden gedragen door jongeren die opgroeiden in relatieve overvloed. Het is het diepste verlangen van de Homo Romanticus om samen te vallen met zichzelf, zijn gemeenschap en zijn natuurlijke omgeving â peace, love and back to the land. Maar om het dominante archetype te worden, moet economische veiligheid worden gegarandeerd.
Hoewel de Homo Economicus nog steeds dominant is, zit de Homo Romanticus hem dicht op de hielen. De opkomst van de Homo Romanticus na de Tweede Wereldoorlog had niet alleen te maken met overvloedsdenken, maar loopt parallel aan de ontwikkeling van een nieuw informatiemedium: elektronische communicatie â dat achtereenvolgens leidde tot de telegraaf, de radio, de televisie en de computer.
Dit is Stewart Brand, een hippieprofeet uit California die, onder andere, de term âPersonal Computerâ heeft gemunt. Alsook, overigens, de term The Long Now. De ontwikkeling van de Personal Computer en het WWW werd voortgedreven door het verlangen naar radicale autonomie en is nauw verbonden met de waarden en normen van de Homo Romanticus. Zie hier een korte film die we maakten voor een scenarioworkshop voor wat meer context en uitleg.
Het World Wide Web en personal computers creëerden een nieuwe publieke sfeer, toegankelijk vanaf je bureau of smartphone, waarna het gedrukte woord vrij snel in een bijrol verviel. Op het WWW en andere internet-apps stroomt informatie bovendien niet meer periodiek maar doorlopend. Ook is de stroomrichting van informatie niet langer eenrichtings- maar tweerichtingsverkeer.
Het gedrukte woord wordt nu razendsnel vervangen door het geactiveerde woord, want dat is wat computercode is. Kon het gedrukte woord veel mensen tegelijk motiveren om gezamenlijk werk te verzetten, het geactiveerde woord heeft, in theorie, ĂŒberhaupt geen mensen meer nodig om werk te verzetten â denk: kunstmatige intelligentie en robotica.
De komst van het geactiveerde woord opent dus de deur naar een nog grotere maatschappelijke complexiteit en, potentieel, een nog grotere verdieping van ons collectieve vertrouwen. Dit is uiteraard geen zekere uitkomst. We moeten eerst het commercieel gecentraliseerde en cultureel verwilderde web voorzien van een vernieuwde architectuur van vertrouwen (zowel juridisch als technologisch). Zoals de wetenschappelijke methode en de journalistieke ethiek het gedrukte woord een architectuur van vertrouwen gaven, moet het geactiveerde woord ook worden voorzien van een solide en betrouwbare vertrouwensbasis.
Veel meer dan de gedrukte publieke sfeer â dat nogal top-down, expertgericht, eenrichtingsverkeer en statisch was â is de digitale sfeer bottom-up, spontaan, interactief en dynamisch. Iedereen deelt er persoonlijke data en persoonlijke informatie met elkaar, de hele dag door. Dit vereist dus een nog veel krachtigere architectuur van vertrouwen, waarbij waarheidsbronnen, identiteiten en certificaten geaccordeerd, geverifieerd en geauthentiseerd kunnen worden.
We hebben een architectuur van vertrouwen nodig waarop we de instituties van morgen kunnen bouwen. Zodat we van onze huidige high-trust society een super-high-trust society kunnen maken, in plaats van dat we terugvallen naar een low-trust situatie. We zitten nu als het ware tussen twee publieke sferen in â de gedrukte ligt al bij het oud papier, maar de digitale zit nog vol bugs. Hierdoor is er een (tijdelijke) vertrouwenscrisis in de samenleving ontstaan.
De jaren zestig werden gekenmerkt door de opkomst van jeugd- en protestbewegingen. Jonge mensen die waren opgegroeid in relatieve overvloed voelden opeens de ruimte om de wereld waarin ze zich bevonden kritisch te bevragen. Ze streefden naar een authentiekere band met zichzelf, met hun gemeenschap en met de natuur. Ze verwierpen expliciet het wereldbeeld van de Homo Economicus. Denk aan het nummer âMercedez Benzâ van Janis Joplin.
Het geactiveerde woord opent ook de deur naar een wereld waarin economische veiligheid gegarandeerd kan worden, want als robots ons werk overnemen, dan zijn we of arm en werkloos of rijk en vrijgesteld. Dit is namelijk de andere voorwaarde om de overgang naar de Homo Romanticus te bestendigen: de garantie van economische veiligheid. We moeten van economische veiligheid een basisrecht maken, zoals we van fysieke veiligheid een basisrecht hebben gemaakt. Alleen dan kan de Homo Romanticus zich volledig richten op het nastreven van emotionele veiligheid en zelfrealisatie/zelfmanifestatie.
Een uitdaging voor de Homo Romanticus is dus om de subjectieve wereld van de Homo Nobilis en de objectieve wereld van de Homo Economicus, waar de Homo Romanticus afhankelijk van is, met elkaar te verenigen. De subjectieve zoektocht naar emotioneel thuiskomen â in zichzelf en in de wereld â kan de Homo Romanticus namelijk vervreemden van de objectieve instituties die zijn fysieke en economische veiligheid garanderen. Instituties die de Homo Romanticus als zielloos kan ervaren, waardoor wantrouwen in deze instituties op de loer ligt, vooral nu de publieke sfeer nog geen solide vertrouwensarchitectuur heeft. De Homo Romanticus is het archetype van de toekomst, maar hij heeft nog een lange weg te gaan.
Trump is een klassieke Homo Nobilis. Rijkdom is voor hem een culturele manifestatie van zijn persoonlijke glorie. (Dat komt vaker voor bij erfgenamen â die lijken te denken dat rijkdom een fysieke eigenschap is.) Voor Trump is familie alles. Hij erkent geen objectieve instituties, alleen persoonlijke loyaliteit. Zijn populariteit kan verklaard worden doordat (1) de huidige publiek sfeer niet naar behoren werkt en (2) de subjectieve Homo Romanticus een wantrouwen kent jegens de objectieve instituties waar het afhankelijk van is.
De opeenvolgende dominantie van de drie archetypes zien we vooral in de westerse Moderniteit. In Noordwest-Europa en in de voormalige Angelsaksische koloniën, zoals de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland, werd de culturele dominantie van de Homo Nobilis geleidelijk vervangen door die van de Homo Economicus. Deze trend was gekoppeld aan de industrialisering van de economie, de groeiende middenklasse, het ontstaan van een publieke sfeer door o.a. kranten en tijdschriften en de ontwikkeling van de democratische rechtstaat. In andere landen ging deze ontwikkeling helemaal niet zo chronologisch.
Rusland is hier een interessant voorbeeld van. Terwijl het Westen in een transitie zit van Homo Economicus naar Homo Romanticus, wordt Rusland nog altijd gedomineerd door de Homo Nobilis, die over een hybride staat regeert. Een staat met instituties die in het Westen worden geassocieerd met de wereld van de Homo Economicus, die vol zitten met ogenschijnlijk objectieve professionals, maar die onder de oppervlakte worden voortgedreven door de subjectieve geldingsdrang van een heersende klasse oligarchen en hun vazallen. Met aan de top Poetin, een klassieke Homo Nobilis.
Om de zaak nog ingewikkelder te maken heeft Rusland, net als veel opkomende economieën, een dunne bovenlaag van vaak jonge kenniswerkers die zijn opgegroeid met westerse media en het World Wide Web, en die vaak hebben gestudeerd of een stage hebben gedaan in West-Europa of de VS. Deze bevolkingslaag is thuis in de creatieve en digitale economie en komt, qua mens- en wereldbeeld, meer overeen met het archetype van de Homo Romanticus. Het is deze laag die nu, en masse, Rusland verlaat. Deze creatieve braindrain gaat Rusland op de lange termijn voelen.
De hybride situatie van de Russische samenleving, waarin de verschillende culturele archetypen met elkaar concurreren, heeft consequenties voor hoe de Russische staat functioneert, voor hoe de gemiddelde Rus gemeenschappelijkheid ervaart, voor hoe fysieke veiligheid en onafhankelijke rechtsspraak (niet) worden gegarandeerd en voor de motieven van de mensen die het land leiden.
Deze hybride situatie heeft historische wortels. Tot aan het begin van de twintigste eeuw werd Rusland geregeerd door een tsaar die leunde op een aristocratische bovenlaag. In de negentiende eeuw was er een kleine grootstedelijke burgerij ontstaan, maar die viel in het niet bij de overwegend agrarische bevolking van Rusland. In het Rusland van de tsaar was het wereldbeeld van de Homo Nobilis dominant.
Om de industriële en wetenschappelijke slagkracht van het Westen (en later ook met Japan) bij te benen, bouwde de tsaar zijn eigen bureaucratische staat. Dit lukte maar mondjesmaat. De bureaucratische instituties van de Russische staat moesten zowel voldoen aan de objectieve maatstaven van efficiënt bestuur, als aan de subjectieve drijfveren van de tsaar en de aristocratie. Dat leidde tot endemische corruptie en nepotisme.
Rusland is altijd een oligarchie geweest. Het heeft nooit een onafhankelijke middenklasse gekend, noch een onafhankelijke publieke sfeer. Daarom is het objectieve cultuurgoed van de Homo Economicus nooit dominant geworden. Alles in Rusland stond in dienst van de belangen van de tsaar & Co. Ook de rechtspraak. De garantie van fysieke veiligheid en rechtszekerheid door de staat was altijd onder de voorwaarde dat het strookte met de particuliere belangen van de oligarchie.
Deze situatie continueerde onder de Sovjets, vervolgens onder Jeltsin en daarna onder Poetin. De meeste oligarchen van vandaag zijn rijk geworden onder Jeltsin. In ruil voor âbeschermingsgeldâ en persoonlijke trouw aan Jeltsin kon een klein aantal voormalige Sovjet-partijfunctionarissen in de jaren negentig controle nemen over grote delen van de Russische economie. Maar omdat economische macht in een systeem zonder rechtszekerheid afhankelijk is van degene die de fysieke macht beheerst, bleven ze vazallen. Ze moesten doen wat degene met de grootste knuppel van hen eiste. En na Jeltsin was dat Poetin.
In het Rusland van de Homo Nobilis, waar fysieke veiligheid en rechtszekerheid ondergeschikt zijn aan de belangen van de oligarchie, heeft zich nooit een breed gedragen publiek vertrouwen en gemeenschappelijkheid ontwikkeld. In de jaren negentig kwamen er, voor het eerst, onafhankelijke media op die een voorbode hadden kunnen zijn van een volwassen publieke sfeer. Deze zijn de laatste twee decennia allemaal ontmanteld of in lijn gebracht met de belangen van de oligarchie. Lees o.a. de verhalen van Derk Sauer hierover.
Er is in Rusland geen publieke sfeer en dus geen publiek gevoel van agency â een âsamen-gevoelâ dat is gestoeld op een algemeen vertrouwen dat men dezelfde waarden deelt en dat zich kan uiten in collectieve actie. De meeste Russen weten waarschijnlijk ook niet hoe een wereld gebaseerd op een diep sociaal vertrouwen functioneert, of wat er van hen in zoân situatie wordt verwacht. Ze zijn er immers nooit onderdeel van geweest. Poetin ook niet. De Homo Nobilis is dus het dominante archetype in de hele Russische samenleving. Poetin is daar slechts een gevolg van.
Dat wil niet zeggen dat culturele verandering onmogelijk is. Integendeel, er kan zomaar culturele ruimte ontstaan waarin de uitgangspunten van de Homo Economicus en de Homo Romanticus meer grip krijgen op de dagelijkse gang van zaken in Rusland. Maar voor de nabije toekomst lijkt dit niet erg waarschijnlijk. De kans op een spontane volksopstand tegen Poetin is klein. Alleen als zoiets zou worden ondersteund door mensen uit de oligarchie zou het kans van slagen hebben.
Er heerst dus een groot onderling wantrouwen binnen de Russische samenleving, alsook binnen de Russische staat. Vertrouwen is tot op zekere hoogte nog altijd gebaseerd op persoonlijke banden en patronagesystemen. En macht komt voor uit iemands persoonlijke eigenschappen. Het legitimeert bijna zichzelf, waardoor machtsmisbruik een nogal holle beschuldiging wordt. Alles draait in het Rusland van de Homo Nobilis immers om macht â de Moderne instituties zijn slechts een façade van een cultureel diepgeworteld patronagesysteem.
Dit alles wordt tegenwoordig in stand gehouden door de Homo Nobilis aan de top, Poetin, die met intimidatie en verdeel-en-heerstactieken de zaak vaak met harde hand onder controle probeert te houden.
Zoân persoonlijk patronagesysteem heeft nadelen voor de effectiviteit van de staat. Dat blijkt wel uit hoe de oorlog in OekraĂŻne nu verloopt voor Rusland. De persoonlijke belangen van Poetin en zijn oligarchenclan staan immers een efficiĂ«nt bestuur in de weg. Zaken die van belang zijn voor militaire slagkracht â goedgetraind personeel, industriĂ«le productie, optimale logistiek en technologische innovatie â gedijen vooral in een professioneel domein, het domein van de Homo Economicus. Ze gedijen slecht in een wereld van intimidatie, corruptie en handjeklap â de wereld van de Homo Nobilis. Dat het Russische leger slecht functioneert komt dan ook niet als een verrassing.
Het is ook geen wonder dat Poetin niet op de hoogte was van de slechte staat van zijn leger. In de wereld van de Homo Nobilis is vertrouwen persoonlijk. Men legt geen of weinig vertrouwen in het systeem. Welke goedwillende ambtenaar die enige mate van professionaliteit nastreeft durft âde Tsaarâ te vertellen dat het leger is uitgehold door chronische corruptie en nepotisme â een situatie waar hijzelf grotendeels debet aan is? In Rusland is Poetin de keizer zonder kleding.ï»ż
Poetin als de keizer zonder kleren. Kunstwerk van Banksy.
Poetin als Leenheer
đ
Volgens deze analyse handelen Poetin en de oligarchie dus vanuit het wereldbeeld van de Homo Nobilis en steunt Poetin op rammelende overheidsinstituties die nog maar net de schijn van professionaliteit kunnen ophouden. Achter een façade van schijnbaar objectieve instituties schuilt de machtsstructuur van de Homo Nobilis.
Poetin hoeft geen zelfbewuste middenklasse te vrezen die spontaan in opstand zou kunnen komen. Die is er niet, bij gebrek aan een gezonde publieke sfeer en een gebrek aan maatschappelijk vertrouwen. Het enige waar hij voor moet vrezen is de incompetentie van de Russische staat en een samenzwering van oligarchen die zich zou kunnen uiten in een door hen georkestreerde volksopstand of een moordaanslag.
Dat gezegd is de Russische oligarchie grofweg in vier categorieën te verdelen:
Economische oligarchen, zoals Roman Abramovitsj, die hun kapitaal vooral lijken in te zetten voor de zichtbare manifestatie van persoonlijke kracht en internationale luister (jachten, jets en sportclubs);
Hoge ambtenaren en militairen die de ambtelijke en militaire bureaucratie van enige objectiviteit, professionaliteit en rekenschap proberen te voorzien zonder uiteraard het patronagesysteem van de Homo Nobilis te ondermijnen (onmogelijke taak en wee diegene die de kleren van de keizer onthuld);
Poetins oude KGB-wapenbroeders, de zogenaamde âsilovikiâ, die zowel het patronagesysteem in stand houden als het volk op zijn plaats houden door middel van intimidatie, geweld, verdeel-en-heers en volksmennerij;
De ring aan vazallen die heersen in Ruslands semiautonome periferie en in de omringende landen. Zoals Alexander Loekasjenko van Belarus, Ramzan Kadyrov van Tsjetsjenië en de voormalig president van Oekraïne Viktor Janoekovitsj, wiens val in 2014 de Oekraïnecrisis inluidde.
De machtsstructuren van de Homo Nobilis zijn ontstaan in een low trust omgeving en zijn persoonlijk van aard. Deze oligarchen zijn dus stuk voor stuk, direct of indirect, persoonlijk afhankelijk van Poetin. Hun rijkdom is vaak gebaseerd op het mijnen van Ruslands natuurlijke rijkdom, het âmijnenâ van de Russische staat, het onderdrukken van democratiseringsbewegingen in Ruslands periferie of op een monopoliepositie in een Russische markt. En zoals de val van Michail Chodorkovski laat zien, is de toegang tot deze bronnen van rijkdom, macht en prestige afhankelijk van de baas â Poetin â en ben je er zo van afgeknepen.
Samen runnen (of verdelen) de oligarchen Rusland, maar ze zijn ook onderling verdeeld in allerlei fracties. Het is aan Poetin, met de hulp van zijn KGB-maatjes, om de fracties onderling verdeeld en van hem afhankelijk te houden. In de regel geldt dat trouw wordt beloond en ontrouw meedogenloos wordt gestraft. Poetin moet daarom continu uitstralen dat hij de sterkste is, de machtigste, want in de wereld van de Homo Nobilis is dat het belangrijkst. Af en toe moet dus ook een voorbeeld worden gesteld, iets wat iedereen eraan herinnert dat hun levens in zijn hand liggen.
De machtsstructuren van de Russische oligarchie werken dus hetzelfde als die van een maffiaclan. In een wereld zonder rechtszekerheid en zonder garantie op fysieke veiligheid, geldt de wet van de sterkste en is geweld het ultieme betaalmiddel. Het is dan ook niet vreemd dat de Russische oligarchie, volgens inlichtingendiensten van de VS, nauw verweven is met de georganiseerde criminaliteit. De Russische maffia opereert volgens de FBI onder bescherming van de FSB â de Russische veiligheidsdienst. De Russische maffialeiders zitten, direct of indirect, dus ook in een vazal-leenheer-relatie met Poetin. Ook hun macht is afhankelijk van Poetins goedkeuren.
Semjon Joedkovitsj Mogilevitsj is een Russische maffiabaas die volgens de FBI de baas der bazen van de wereldwijde Russische maffia is. Zijn organisatie staat naar verluidt onder bescherming van de Russische veiligheidsdienst FSB. Ook schijnt hij in de jaren negentig goede banden te hebben opgebouwd met Poetin. Er gaat ook een mooie foto + theorie van de relatie tussen hem en Trump rond. Homo Nobiles onder elkaar.
Omdat Rusland geen gezonde publieke sfeer heeft en geen rechtszekerheid en onafhankelijke instituties, is er weinig publiek vertrouwen. Poetin houdt dit bewust in stand, zodat hij zich kan opwerpen als Sterke Man die door pure wilskracht en dadendrang orde kan scheppen in de chaos. Dit deed hij ook na de roerige jaren negentig onder Jeltsin. Ook naar het grote publiek moet hij een beeld van zichzelf projecteren als iemand die larger than life is â een goddelijk geĂŻnspireerd persoon in wiens glorie de bevolking zich fysiek veilig waant en door wie Rusland weer aanzien krijgt.
In een maatschappelijke context waarbij fysieke veiligheid niet is gegarandeerd, geldt het recht van de sterkste. Krijgshaftige normen, waarden en verbeelding zijn in zoân context normaal.
In deze maatschappelijke sfeer van sociaal wantrouwen en fysieke onzekerheid is een rauwe dynamiek van ânaar onder trappen en naar boven likkenâ niet ongewoon. Er heerst een cultuur van wilsoplegging en vernedering. Dit maakt van grote Russische organisaties, zoals het leger, geen gezellige boel. Het zijn in ieder geval geen plekken die worden gerund door zelfstandige, initiatiefrijke, goedgemotiveerde professionals.
Dit is ook wat je nu steeds leest in de analyses: het Russische leger functioneert o.a. zo slecht omdat de militairen aan het front geen initiatief durven nemen, wat nogal funest is in snel veranderende situaties, zoals een slagveld.
Zoals hierboven te lezen valt (fragment uit dit New York Times artikel) is de erfenis van Russische organisatie cultuur is ook nog steeds voelbaar in het OekraĂŻense leger.
Poetin de Glorieuze
đ
In Rusland draait alles om macht over anderen. Macht geeft sociale status. Rijkdom is slechts een symbool van die macht. Dit is anders dan bij ons. In het Westen geeft rijkdom direct sociale status.
De Homo Economicus heeft door zijn economische macht bovendien slechts in beperkte mate toegang tot de politieke, culturele en juridische macht. In ieder geval, dat is het ideaal. De Homo Economicus wil namelijk kunnen vertrouwen op de objectieve instituties van de staat â de instituties die fysieke veiligheid, rechtszekerheid en rechtshandhaving garanderen. Bij het gebrek aan deze garanties geldt het recht van de sterkste en is je rijkdom zo vervlogen. Dat is de situatie in Rusland â je rijkdom is afhankelijk van je positie in het patronagesysteem.
Als in het Westen economische macht toegang geeft tot culturele, politieke en juridische macht is dat problematisch. Het populistische media-imperium van Rupert Murdoch is hiervan een voorbeeld. In de Angelsaksische landen heeft Murdoch een grote invloed op zowel de politiek als de cultuur. Wat hij niet snapt is dat hij hiermee een groot risico neemt. Want door het institutionele karakter van de samenleving te ondermijnen wordt ook hij kwetsbaar. De Homo Nobilis die hij aan de macht brengt, zeg Trump, zou de rechtsstaat kunnen uitholen en vervolgens straffeloos zijn macht en rijkdom kunnen afpakken.
In Rusland wordt macht nog steeds geassocieerd met fysieke kracht â wat neerkomt op iemands mogelijkheden om jouw fysieke veiligheid in gevaar te brengen. Dit vertaalt zich in allerlei krijgshaftige normen en waarden, de grote entourages aan bodyguards waarmee oligarchen zich omringen, en het vertaalt zich in een culturele minachting voor de Homo Economicus. De Homo Economicus wordt weggezet als een decadente, naar comfort en rijkdom zoekende mens, die zijn door God (of het lot) gegeven oerkracht verloochent.
Dit is deels een antwoord op de vraag waarom Poetin niets geeft om het economische welzijn van de Russische bevolking. Niet alleen is een zelfbewuste middenklasse niet in het belang van de oligarchie â ze zouden immers rechtszekerheid en democratie kunnen opeisen â hij geeft ook gewoon geen fluit om economisch welzijn. Hij kijkt erop neer, op al die slappe bourgeois burgerlullen. Poetin is een Homo Nobilis. Hij geeft niet om eigendommen, hij geeft om eigenschappen â fysieke eigenschappen.
Elke zichzelf respecterende oligarch heeft een superjacht. Deze jachten zijn niet zozeer gebruiksobjecten of investeringen. Het zijn eerder monumentale objecten die persoonlijke glorie uitstralen. De bedoeling is dat deze objecten je klein en nietig doen voelen, je laten realiseren dat hun macht grenzeloos is. Ze hebben dezelfde functie als Faraonische piramiden of andere imperiale monumenten.
Deze focus op persoonlijke eigenschappen verklaart ook zijn obsessie met de LGBTQ+-emancipatie in het Westen. Sommige analisten hebben de oorlog al âPutinâs Anti-Gay War on Ukraineâ gedoopt. In zijn speech van 24 februari, waarin hij de invasie aankondigde, voerde hij als reden op dat het Westen âgedegenereerde en ontaarde normen aan Rusland en zijn buren wil opdringen die tegengesteld zijn aan de menselijke natuurâ. Zijn speeches en essays worden vaak weggezet als retoriek, maar ze passen in het wereldbeeld van de Homo Nobilis â een wereldbeeld dat wordt gedragen door zowel Poetin als de Russische bevolking.
Wat Poetin nastreeft is macht en het manifesteren van die macht. Hij zoekt glorie. Voor zichzelf en voor Rusland â een onderscheid dat in zijn hoofd ongetwijfeld begint te vervagen. Net als Lodewijk XIV, de Zonnekoning, die ook zijn hele leven lang oorlog voerde tegen de oprukkende Homo Economicus, vereenzelvigt Poetin de Russische Staat ongetwijfeld met zichzelf. Of zoals Lodewijk het zo mooi kon zeggen: LâĂtat, câest moi â âde staat, dat ben ikâ. En gezien de persoonlijke aard van de macht in Rusland is dit geeneens ver bezijden de waarheid.
Poetinâs beeltenis wordt onder andere in memeâs verweven met de wereld van Warhammer 40.000. Een fictieve wereld in een verre toekomst waarin het eeuwig oorlog is en alleen glorie, geloof en geweld er toe doen. Zo opent de Warhammer trailer met âthe weak and the faithless find no deliveranceâ en wordt er een ideologie getoond die verbazingwekkend goed aansluit bij het wereldbeeld van Poetin & Co.
Maar het blijft niet beperkt tot meme’s. Een aantal jaren geleden werd even buiten Moskou de Kathedraal voor de Strijdkrachten opgeleverd. Een ongelofelijk staaltje worldbuilding waarin de ideologie en symboliek van oorlog, patriotism en Orthodox Christendom met elkaar worden vervlochten. Gesmeed uit het staal van Tweede Wereldoorlog tanks, Orthodoxe iconen, gelardeerd met glas-in-lood Sovjet medailles en grote tableaus van historische veldslagen. Lees er meer over bij The Guardian.
Poetins voornaamste doel is OekraĂŻne zijn wil opleggen en daardoor Ruslands (en dus zijn persoonlijke) status als wereldmacht herstellen. Maar geopolitieke redenen zijn misschien niet eens zozeer het belangrijkste motief van zijn oorlog met OekraĂŻne. In Poetins Rusland is namelijk alles ook persoonlijk. Hij en zijn kleine kring KGB-oligarchen voelen zich persoonlijk vernederd door de val van Viktor Janoekovitsj, tijdens de Maidan Revolutie in 2014.
Janoekovitsj was een typische Homo Nobilis die van 2010 tot 2014 president van OekraĂŻne was. Al sinds 2002 had hij een grote rol in de nationale politiek. Hij regeerde over een corrupte regering waarin hij en zijn familieleden zich verrijkten en waarin hij zijn politieke tegenstanders liet vervolgen. Hij was dus een natuurlijke bondgenoot (lees: vazal) van Poetin, onder wiens bescherming hij sinds 2004 steeds meer kwam te staan.
Toen Janoekovitsj in 2013, onder Russische druk en tegen de wil van het OekraĂŻense parlement, zich op het laatste moment afkeerde van verdere toenadering tot de EU en zich uitsprak voor een associatie met Rusland, werd hij na hevige rellen het land uitgejaagd. Hierna annexeerde Rusland nog datzelfde jaar de Krim en riep in het oosten van het land de Volksrepubliek Donetsk in het leven.
Deze kaart verklaart waarom Poetin zich nu richt op de verovering van oostelijk OekraĂŻne. Dit is namelijk de uitslag van de OekraĂŻense parlementsverkiezingen in 2012. De blauwe districten, waar veel Russisch wordt gesproken, hebben op Viktor Janoekovitsj gestemd. De roze districten hebben op de Batkivsjtsjyna partij van Joelia Tymosjenko gestemd, die verdere integratie met de EU en de NAVO nastreeft.
Omdat Poetin het gebied van de voormalige Sovjet-Unie ziet als Ruslands natuurlijke invloedsfeer en dus, bij extensie, als zijn persoonlijke leengoed, was het afzetten van Janoekovitsj en de OekraĂŻense toenadering richting de EU en de NAVO een onaanvaardbare aantasting van de Russische en zijn persoonlijke eer en glorie. Dat OekraĂŻne zich laat verleiden door de slapjanus-wereld van de Homo Economicus is niet alleen moreel verwerpelijk, het was ook een directe inperking van zijn macht, wat voor een Homo Nobilis een persoonlijke oorlogsverklaring kan zijn. Als hij dit over zijn kant laat gaan, zal hem dat niet alleen kostbare prestige kosten onder zijn oligarchen, maar zal hij zichzelf waarschijnlijk ook niet meer in de spiegel kunnen aankijken.
Macht is niet institutioneel maar persoonlijk voor Poetin. Dit is waarom het Westen hem aldoor verkeerd inschatte. Het Westen denkt vanuit de bril van de Homo Economicus, of zelfs vanuit de Homo Romanticus, maar Poetin kijkt naar de wereld vanuit de bril van de Homo Nobilis. En de Homo Nobilis ziet zichzelf als een goddelijk geĂŻnspireerd wezen dat niets anders wil dan zich manifesteren â ook als hij daarmee strijdend ten onder gaat.
Dat gezegd verklaart het ook waarom Poetin niets geeft om mensenlevens. In Poetins wereldbeeld wordt de waarde van mensenlevens niet gemeten in aards geluk, zoals in het humanistische wereldbeeld van de Homo Economicus, maar in een groter mystiek perspectief. Een perspectief waarin macht intrinsiek subjectief is en voortkomt uit iemands goddelijke wilskracht. Hierdoor legitimeert macht zichzelf. Het recht van de sterkste is hoe God (of het lot) het wil. Het is te zien in de natuur en de natuur is een subjectieve manifestatie van God.
Dat zijn soldaten sneuvelen bij bosjes; dat de OekraĂŻense bevolking lijdt onder zijn keuzes; is dus godswil. Hij voelt geen medelijden en dus is medelijden, als logisch gevolg, ook niet op zijn plaats. Dit is natuurlijk onbegrijpelijk voor ons in het Westen. Daarom is het belangrijk om uit te zoomen en onze eigen cultuur in perspectief van het Lange Nu te plaatsen. Want onze cultuur is, historisch gezien in ieder geval, niet de maat der dingen. (Wat niet wil zeggen dat wij niet blij zijn dat we hier geboren zijn en niet in Poetins Rusland.)
Het nut van Historisch-Futuristische lenzen
Zoals gezegd zijn de culturele archetypes slechts lenzen. Ze zijn niet bedoeld als historische waarheden maar als instrumenten om inzicht te krijgen in een bepaalde tijd of context. We hopen dat deze notie jullie een nieuwe manier heeft aangereikt om naar Poetin en Poetins Rusland te kijken.
We zijn benieuwd naar jullie reacties en gedachten.
đ Wij zijn Edwin en Christiaan. Wij zijn de Atlas van het Lange Nu begonnen om onze snel veranderende wereld te duiden vanuit een langetermijnperspectief. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan de dagkoersen, de kwartaalverslagen en de verkiezingscycli? Wat zien we als we het hier-en-nu, het moment, oprekken tot decennia, eeuwen en zelfs millennia?
Lijstduwers van het Lange Nu
đłïž
Sommigen onder jullie was het al opgevallen; wij, en mede-stadsastronaut Marjolijn van Heemstra, zijn door Amsterdamse lijsttrekker en collega-futuroloog Daniël van Duijn gevraagd om lijstduwers te worden van LEF, een nieuwe politieke partij die meedoet met de gemeenteraadsverkiezingen van 16 maart in Amsterdam en Den Haag. We hebben ja gezegd, omdat we geloven in Daniël en omdat we het programma interessant en poëtisch vinden.
Wat we delen met Daniël en LEF is een gevoelde maatschappelijke noodzaak voor langetermijndenken. We moeten, denken wij, als samenleving verder leren kijken dan de dagkoersen, de kwartaalcijfers en de vierjarige verkiezingscycli. We moeten weer leren denken in decennia, eeuwen en zelfs in millennia. Want dat soort tijdseenheden zijn normaal in het metabolisme van de culturele en natuurlijke context waarin we leven.
LEF, zoals DaniĂ«l en zijn vrolijke posse het verwoord, is er voor âde omdenkers, de tijdrebellen, de voorlopers en voor de goede voorouders – en voor alle jongeren die niet gehoord worden.â Want LEF is een partij van jongeren. (Los dan uiteraard van die paar niet-zo-jonge-jongeren onder aan de lijst.) Het is een partij voor het lange nu van mensen voor wie de toekomst geen abstract gegeven is maar hun concrete voorland.
Voor hen is de digitale revolutie geen verre toekomst, voor hen is biodiversiteitsverlies geen broodje bullshit, voor hen is klimaatverandering niet een ontastbaar het-zal-wel en voor hen is uitsluiting en ongelijkheid geen ver-van-me-bed-show. Voor hen is het reëel, concreet, tastbaar en urgent. Het is geeneens meer hun voorland. Het is hun hier en nu.
Voor jongeren is klimaatneutraal in 2030 niet âoh joh, dan pas, relax Texâ, nee â 2030 is misschien het jaar dat ze afstuderen, gaan nadenken over kinderen of aan hun carriĂšre beginnen. Voor hen is 2030 om de hoek. Het is nu. En de urgentie die daaruit voortkomt, de drift en wanhoop om de institutionele inertie en het alom aanwezige kortetermijndenken â dat moet gehoord worden denken wij, dat moet onderdeel worden van de besluitvorming – van ons culturele DNA.
Voor een beter begrip van LEF, hun standpunten, check hun website. Wij stemmen op DaniĂ«l omdat we hem vertrouwen en omdat we dan stemmen op het Lange NU (waarvan we ons overigens al jaren lijstduwer wanen). Dus als je twijfelt, verdwaast en verloren door de stemwijzer scrolt, of opeens blanco in het stemhokje staat â en in Amsterdam of Den Haag woont, overweeg dan eens een stem op het Lange Nu.
We twijfelden of we dit moesten delen hier in De Atlas van het Lange Nu omdat deze toekomstbrief uiteraard niet is bedoeld om politiek kleur te bekennen of om stemmen te ronselen â we hebben waardering voor onze lezer waar hij of zij ook op stemt. Tegelijkertijd staan we dus op een lijst en we dachten; het minste wat we hier kunnen doen is uitleggen waarom.
We staan op een lijst omdat we enthousiast zijn over Daniël en omdat we nieuwsgierig zijn naar het Lange Nu als politiek narratief.
Op zoek naar de waarden en verhalen van morgen
đ
We snappen dat de meeste mensen niet zitten te wachten op nog een partijtje, nog een stem, nog meer versnippering van het politieke landschap. Het vertaalt zich immers naar nog minder expertise op het pluche en nog minder politieke daadkracht.
Maar voor ons is politiek al lang geen voorloper meer van verandering. Het is de hekkensluiter. De meeste politici zijn ook geen echte wetgevers meer, dat is slechts hun bijbaantje, hun echte baan is het openbaren van onderliggende culturele narratieven en sentimenten. Pas als de samenleving er klaar voor is, zal de politiek actie ondernemen. Heel democratisch, natuurlijk. Maar wat helaas ook vaak neerkomt op; ânadat het schaap verdronken is dempt men de putâ.
Leiderschap is bij de gevestigde partijen ver te zoeken. En wat de decennialange opeenstapeling van een hele rits complexe dossiers verklaart, en waardoor de ambtenarij nu wordt geconfronteerd met een clusterbombardement aan grote problemen. De stikstofcrisis, de uitholling van de digitale publieke sfeer, de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis, de bodemdaling in Groningen, de huizencrisis, de toenemende ongelijkheid, de energie-import uit niet-democratische landen â het zijn bekende problemen die al decennialang vooruit worden geschoven.
Het gebrek aan leiderschap, focus en keuzebereidheid is deels het resultaat van de ideologische uitholling van de gevestigde partijen. Wat op zich niet vreemd is want deze partijen zijn overblijfselen uit een andere tijd. Hun gedachtegoed is ontstaan in de Industriële Revolutie. De waarden en verhalen waarop ze zijn gestoeld klinken hol en out of touch in deze verandering van tijdperk.
De waarden en verhalen uit de Industriële Revolutie bieden niet het juiste denkraam waarin je helder kan nadenken over de toekomst van groei, onze relatie met de natuur en hoe de introductie van een nieuwe informatietechnologie veranderd hoe we werken en samenleven. Politici kijken achterom en denken dat de toekomst meer van hetzelfde zal brengen, waardoor ze een blinde vlek hebben voor de tektonische cultuurveranderingen die onze kant op komen.
Als de politieke verhalen van gisteren niet meer het juiste denkraam bieden voor de problemen van vandaag is het tijd voor nieuwe politieke verhalen. Nieuwe verhalen over wie we zijn en wie we kunnen worden. Wat betekent samenleven en behoren in een tijd waarin iedereen toegang heeft tot alle informatie uit de hele wereld en daar op ieder ogenblik iets aan kan toevoegen? Wat betekent gelijkheid en betekenisgeving in een tijd waarin kunstmatige intelligentie en robotisering de aard van werk dreigt te veranderen? Wat betekent menszijn op een planeet waar het leven zoals we dat kennen aan het uitsterven is?
Maar denk ook aan de rechterkant, waar populisme aangeeft dat cultuur, dat wat ons samenbindt, wel degelijk uitmaakt. Ook deze behoudendheid is een reactie op de veranderende tijden. De onzekere toekomst. Als je voorbij het onderhuidse racisme kijkt en kijkt naar de culturele onzekerheid die daaronder ligt dan zou je deze behoudendheid wellicht vanuit positief en opbouwend perspectief kunnen aanspreken. Het enige wat we nodig hebben zijn nieuwe verhalen.
Als een partij als LEF dus het culturele discours ietwat kan opschuiven naar een groter temporaal bewustzijn, een paar millimeter in de richting van een Lange Nu mindset, naar het rekening houden met de wereld van onze kinderen, dan stoppen we die in onze zak â we take it.
Een stem als Daniël in de politieke arena zou wat ons betreft heel waardevol kunnen zijn.
Dat gezegd, stem naar eigen inzicht, want de toekomst is van ons allemaal!
đ Wij zijn Edwin en Christiaan. We zijn de Atlas van het Lange Nu begonnen om inzicht te krijgen in de versnellende maatschappelijke en technologische verschuivingen van vandaag de dag. Hoe kunnen we onze tijd zowel historisch als futuristisch interpreteren?
Deze editie een korte update, met wat historisch-futuristisch lees-, kijk- en luistervoer.
Poetins grensoverschrijdende gedrag
âïž
Het is gebeurd, het Russische leger is OekraĂŻne binnengevallen. De verleiding is groot om continu de liveblogs en newsfeeds te verversen en eindeloos te doomscrollen op zoek naar iets wat zal helpen dit allemaal te duiden. Wat wil Poetin? Wat betekent dit voor Europa? Kan OekraĂŻne zich op een zinnige manier verzetten? Maar in deze niet-aflatende âbreaking newsâ-rivier zullen we geen antwoorden vinden. Even uitzoomen kan dan helpen. Op War on The Rocks vonden we twee artikelen die wat historische en militaire context geven. Beide artikelen zijn geschreven net voor de invasie, maar dat doet niets af aan de inzichten die verschaft worden.
âMoscow Musings on Brinksmanship from Stalin to Putinâ (Link) Aan de hand van een wandeling door Moskou schrijft Koude Oorlog-historicus Sergey Radchenko hoe Poetin de geopolitieke kunst van brinkmanship bedrijft: hij probeert gunstige uitkomsten te bewerkstelligen door op het randje van het toelaatbare te opereren en zaken extreem op de spits te drijven, tot aan de rand van een gewelddadig conflict en soms er overheen zoals nu.
âCan Ukrainian Resistance Foil a Russian Victory?â (Link) Ex-kolonel en professor aan de Joint Special Operations University Brian S. Petit schetst hoe het conflict in OekraĂŻne eruit kan gaan zien zolang de NAVO zich er niet direct mee zal bemoeien en het aan zal komen op een combinatie van OekraĂŻens burgerverzet en gedecentraliseerde special operations eenheden.
Ondanks dat deze nabije oorlog een groot deel van onze brainspace consumeert, hebben we gelukkig ook nog wat andere dingen om te delen.
Ingrediënten voor Wereldbouwers
đ§
Christiaan en ik zijn betrokken bij de experimentele incubator Foreland op Industriepark Kleefse Waard, een clean tech campus in Arnhem. Samen met lokale waterstofbedrijven, internationale ontwerpers, kunstenaars en wetenschappers draaien we mee in de eerste pilot van drie maanden, getiteld Hydromax. Over een paar weken organiseren we daar een kick-off met een driedaagse workshop: The Hydroworld Cookbook. Een worldbuilding workshop waarin we gaan proberen om samen energietoekomsten in beeld te brengen. Ter voorbereiding maakten we een reader met teksten en andere bronnen die iets vertellen over wat world building behelst en hoe je aan een speculatieve toekomst kan bouwen. Deze delen we ook graag met jullie:
Het bovennatuurlijke, het spirituele of het paranormale is vaak omgeven met een zweem van ongemak, lacherigheid en taboe. Spreken over zaken die niet in het materialistische en wetenschappelijke wereldbeeld vallen is ingewikkeld, en als je het toch doet kun je makkelijk voor gekkie versleten worden, en niet meer serieus genomen worden door vrienden of collegaâs. Dit spanningsveld bespraken we al eens in onze editie over het UFO-fenomeen (đž Hoe serieus te praten over ufoâsâŠ) en over de rol van ons bewustzijn in onze realiteit (đ§ Bewustzijn en het einde van het materialisme).
Christiaan ging recent nog een stapje verder en vertelde over zijn eigen mysterieuze ervaringen in de Ode aan de Magie-podcast van Sara Hermanides en Lars SĂžrensen. Hij praat in de podcast over een paar onverklaarbare doch betekenisvolle ervaringen die hij zelf heeft gehad, hoe persoonlijk en subjectief dit soort ervaringen bijna per definitie zijn, en hoe we daarmee om kunnen gaan als gemeenschap.
Wat ons betreft verdienen onze mystieke, spirituele, betoverende of anderszins waardevolle en betekenisvolle ervaringen â hoe vreemd ze ook (lijken te) zijn â niet alleen onze eigen aandacht, maar ook de aandacht van anderen. Het leven is nu eenmaal een raadselachtige ervaring; we kunnen de wonderen die op ons pad komen beter omarmen en onderzoeken in plaats van ze weg te stoppen ergens in een donker hoekje.
Afgelopen jaar was Christiaan te gast bij Eye om zijn keuzefilm Dead Man (1995) van Jim Jarmusch te introduceren. Dit hebben we destijds ook gedeeld, maar we vergaten de link naar de video te plaatsen đ dus bij deze. Christiaan vertelt hoe de film ons een diep Romantisch verhaal verteld, met nota bene âWilliam Blakeâ in de hoofdrol, over de tragiek van de moderniteit en hoe onder al onze beschaving ons werkelijke zelf schuilt.
đ wij zijn Edwin en Christiaan. Wij zijn de Atlas van het Lange Nu begonnen om inzicht te krijgen in de versnellende maatschappelijke en technologische verschuivingen van vandaag de dag. Hoe kunnen we onze tijd zowel historisch als futuristisch interpreteren?
Notities over Vertrouwen
đ€
Bij alles wat we doen is er een feedbackloop met ons World Tree model, ons historisch-futuristisch denkraam dat we gebruiken om onze lezingen, scenarioworkshops en trendrapporten in te bedden in een inspirerende en coherente langetermijnvisie.
Maar het omgekeerde is ook het geval. Elke keer als we het gesprek aangaan met een klant, leren we van hun expertise en verdiept ons historisch-futuristisch denkkader zich weer. En hetzelfde geldt voor het schrijven van ons aankomende boek; Amsterdam in 2091,Alles Komt Goed, Indrukken uit de Gewortelde Tijd, dat ergens dit jaar uitkomt bij Concerto Books.
Het boek is, zoals de titel al doet vermoeden, een verzameling geĂŻllustreerde indrukken van en anekdotes over hoe de Amsterdamse samenleving in de toekomst zou kunnen werken, mits we het nu goed aanpakken. Het is een toekomstige gids van een duurzame en gelijkwaardige stad die in het verlengde ligt van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen van vandaag de dag.
Het is dus een geloofwaardige toekomst, maar het is uiteraard geen zekere toekomst. Het is deels aspiratie en deels een scenario om je te inspireren, te confronteren of je te laten lachen. Het wordt een lekker bizar boek dus. Dat gezegd, stoten wij tijdens het schrijven van een hoofdstuk over het wereldbeeld van de Amsterdammer van morgen op een concept dat tot onze grote schaamte afwezig was in ons denkraam: vertrouwen.
Op wat voor spirituele, mystieke, religieuze en wetenschappelijke ideeën, concepten en theorieën vertrouwen die nazaten van ons eigenlijk? Wat zijn de gemeenschappelijke aannames? Wat zijn de noties waar ze dag in, dag uit impliciet van uitgaan zonder dat ze deze keihard kunnen onderbouwen met empirische feitelijkheden. Hoe begrijpen ze de kosmos, het aardse leven en wat het betekent om mens te zijn? Wat zijn de waarden en normen die onze nazaten verbindt, waardoor ze elkaar kunnen vertrouwen?
Op welke gedeelde normen, waarden en wereldbeelden is het vertrouwen gestoeld dat de samenleving van morgen aan elkaar bindt? Hoe weten vreemden van elkaar dat ze sowieso het beste met de ander voorhebben? Hoe herkennen ze die waarden bij elkaar? En wat zijn de normen die ervoor zorgen dat men deze zelfrijdende auto met hun levens toevertrouwt? Schets voor Alles Komt Goed, door Jan Cleijne.
We vonden het dus een ietwat verontrustende en intrigerende ontdekking dat het zowel sociologische als psychologische behoorlijk fundamentele begrip tot nu toe niet eigenlijk niet expliciet aanwezig was in het World Tree model.
Het is uiteraard niet zo dat we ons er niet bewust van waren dat de samenleving in een zogenaamde vertrouwenscrisis verkeert, maar we interpreteerden dit collectieve gebrek aan vertrouwen aan de hand van andere variabelen. Vertrouwen was slechts een afgeleide in ons denken. Maar wellicht verdient het begrip een centralere plek. Want hoe meer we leren over vertrouwen, hoe meer we erachter komen hoe fundamenteel het is voor, tja, alles dus, zo lijkt het in ieder geval.
Het zelfvertrouwen van Barack Obama
đ¶ïž
President Obama en Jerry Seinfeld maken in ritje in Comedian in Cars Getting Coffee (Netflix) đș Kijk.
Volgens psychologen komt vertrouwen waarschijnlijk voort uit een veilige hechting in je eerste maanden. Wanneer je niet alleen ervaart maar vooral ook aanvaart dat er mensen zijn die het goed met je voorhebben. Wanneer je anderen leert te vertrouwen en je je kan overgeven aan anderen en in kwetsbare situaties. Dit eerste basisvertrouwen, mits niet gebroken, legt vervolgens de basis voor een dieper vertrouwen â in jezelf, in anderen en in wereld. Als je geluk hebt, weet je door die basis dat het sowieso goed komt. Ook als alles misgaat, weet je, zonder dat je dit kan rationaliseren, dat het op een dieper niveau nog steeds goed is.
Als dit vertrouwen dat je hebt meegekregen tijdens je eerste maanden of jaren gedurende de rest van je leven wordt bestendigd of verdiept door je sociale omgeving, kan je wellicht spreken van een privilege. Het is een ongebroken hechting aan de wereld. Het privilege is daarom zowel iets wat je in je draagt als iets wat je wordt gegeven van buitenaf. Wie je ook bent, als je rondloopt met een diep vertrouwen in je eigen kunnen en in de wetenschap dat de wereld het beste met je voor heeft (zoals jij het beste voorhebt met de wereld), dan opent dit deuren. Jouw vertrouwen in de wereld geeft andere mensen vertrouwen in jou, lijkt het wel.
Wij moeten in deze context vaak denken aan president Barack Obama, volgens Jerry Seinfeld de man met het grootste impliciete zelfvertrouwen die hij ooit heeft ontmoet. Althans, dat zei hij tegen Eddie Murphy in Comedians with Cars Getting Coffee.
Barack Obama is geen Afro-Amerikaan, in ieder geval niet qua opvoeding of via van huis uit meegekregen cultuur. Zijn moeder is een witte Amerikaanse, zijn vader is Keniaans en hij is deels opgevoed door zijn witte grootouders. Obama is dus niet cultureel en/of epigenetisch bezwaard met de ervaringen van de Afro-Amerikaanse gemeenschap, met hun slavernijverleden en de continue vernedering van maatschappelijk racisme. Hij is ongetwijfeld geconfronteerd met racisme, maar het was waarschijnlijk niet vormend voor zijn zelfbeeld en zijn mens- en wereldbeeld.
Barack Obama was niet bezwaard door een gebroken vertrouwen in zichzelf en in de samenleving, iets wat je vaak ziet bij mensen die geboren geworden in gemarginaliseerde groepen. Obama dacht, ik word president van de Verenigde Staten. En de kiezer voelde zowel zijn zelfvertrouwen als zijn diepe vertrouwen in de Amerikaanse samenleving, en dacht ook: ja, jij wordt president van de Verenigde Staten. Door zijn vertrouwen in de Amerikaanse samenleving kreeg de samenleving ook weer vertrouwen in zichzelf. Al was het maar tijdelijk.
Over het âObama-effectâ valt natuurlijk heel veel te zeggen na vier racistische Trump-jaren, maar het punt dat we hier willen maken is dat als je gezegend bent met vertrouwen in jezelf, vertrouwen in anderen en vertrouwen in de mensheid â dan kan je blijkbaar bergen verzetten. Dit vertrouwen straal je uit, vormt de wereld om je heen en opent deuren. En het heeft wellicht dus minder te maken met externe stigmata, zoals huidskleur, dan we soms denken en meer met een soort interne ongebrokenheid. (Die je uiteraard weer gegeven is door je ouders en je gemeenschap.) Niet dat we racisme willen bagatelliseren, we willen het woord privilege hier alleen wat verdiepen en koppelen aan het begrip vertrouwen.
De Publieke Ruimte en de Rituelen van Vertrouwen
âïž
Volgens de sociologische canon is onderling vertrouwen de basis voor een gezonde democratische samenleving. Sociologen spreken bijvoorbeeld over low-trust societies en high-trust societies.Low-trust societies zijn vaak gebaseerd op familiebanden. Je vertrouwt alleen je familie en goede vrienden. Machtsverhoudingen en organisaties zijn in low-trust societies ook vaak gebaseerd op familiebanden. Geweld is geen staatsmonopolie, maar een clan-instrument en wordt niet gehanteerd op basis van gedeelde ethische waarden, maar op basis van belangen. Denk bijvoorbeeld aan maffiaorganisaties, de Assads of de Saudiâs.
Voor een fantastische Big History-duiding van wat hij the meaning crisis noemt, bekijk de lezingenreeks van professor John Vervaake. In een 52-delige lezingenreeks neemt hij je mee van de Bronze Age Collapse naar de crisis in betekenisgeving vandaag de dag. Prachtig verteld, inzichtelijk en absoluut een aanrader voor wie tijd heeft. (Disclaimer: Wij zijn pas bij aflevering 27) đș Kijk (Youtube) đ§ Luister (Spotify)
Dit maakt maatschappelijke instituties, zoals we die gewend zijn in het Westen, in low-trust societies vaak corrupt, dysfunctioneel of zelfs geheel afwezig. In ieder geval zijn ze niet onafhankelijk of ort he people, by the people. Er is in low-trust societies geen of weinig vertrouwen in de onafhankelijke rechtspraak, bescherming van eigendomsrechten of in vrijwillige belastingafgifte. Dit gebrek aan onderling vertrouwen maakt gelaagde en complexe organisatievormen vrijwel onmogelijk. Alle organisatieverbanden zijn persoonlijk, omdat vertrouwen persoonlijk is.
In high-trust societies worden mensen niet bij elkaar gebracht door opgelegde machtsstructuren, maar door algemeen aanvaarde en doorvoelde normen en waarden. De meeste burgers in high-trust societies vertrouwen er impliciet op dat hun medeburgers het goed met hen voorhebben. Omdat ze het zelf ook goed voorhebben met anderen. Deze gedeelde normen en waarden en het vertrouwen dat hieruit voortkomt, zorgt ervoor dat volstrekte onbekenden samen ingewikkelde taken kunnen volbrengen. Door dit vertrouwen kan zelforganisatie en arbeidsdeling plaatsvinden.
Dit onderlinge vertrouwen wordt elke dag weer bevestigd door de vele rituelen en gewoonten die mensen delen in de publieke ruimte. Van verkeersgedrag tot iemand voorlaten in de rij bij de supermarkt, tot iemand een hand schudden. Al deze dagelijkse gewoonten die we voor lief nemen zijn volgens sociologen heel belangrijk. Ze bevestigen mensen elke dag weer in hun verwachting van hoe de wereld werkt. Ze zijn dan ook meer dan alleen gedeelde manierismen. Ze staan symbool voor een gedeeld cultureel kader, een onderliggend wereldbeeld.
Daarom is het voor velen ook zo ontregelend om in een situatie te komen waar je stuit op andere rituelen en gewoonten. Dan ervaar je een soort cultuurschok. Dat gebeurt niet alleen als je naar een land emigreert waar andere mores gelden. Het kan ook gebeuren als je in je vertrouwde omgeving wordt geconfronteerd met vreemde rituelen en gewoonten. Ook dit kan onveilig overkomen, vooral als je vermoedt dat achter de jou onbekende mores een waardensysteem schuilgaat dat je niet deelt.
In 2006 weigerde Ebrahim Mohammad, een imam uit Zoetermeer, minister Rita Verdonk een hand te geven omdat ze een vrouw was. De imam was hilarisch genoeg net geslaagd voor zijn inburgeringscursus â daarom was Verdonk er ook. De situatie was natuurlijk meer dan alleen absurdistisch. De ophef die volgde vertelde ons wellicht minder over racisme dan over de symbolische werking van dagelijkse rituelen. Want als deze rituelen voor veel mensen de ingang zijn naar een dieper waardesysteem, een waardesysteem dat hun het vertrouwen geeft dat we hier allemaal on the same page zijn en dat we ons dus op elkaar kunnen verlaten, dan is zoân hand belangrijker dan sommigen onder ons indertijd dachten â wij inclusief. Het is namelijk dit vertrouwen dat democratie mogelijk maakt.
Dit vertrouwen in bekende rituelen lijkt ook de basis te zijn voor het placebo-effect. Het ritueel van het nemen van een (nutteloze) pil, of deze voorgeschreven krijgen van iemand in een vertrouwenwekkende positie (de dokter bijvoorbeeld), is vaak al genoeg om een helend effect te veroorzaken. Beeld: Foto van Danilo Alvesd via Unsplash
Het Publiek Domein
đ
De architectuur van vertrouwen gaat uiteraard dieper dan ons ritualistische gedrag in de publieke ruimte. Een publieke ruimte vereist namelijk een publiek. Dit publiek wordt in de openbare ruimte wellicht bevestigd, maar het wordt er niet geproduceerd. Het publiek â ons onderlinge gemeenschapsgevoel â wordt gemaakt in iets wat door de socioloog JĂŒrgen Habermas ooit het publieke domein is genoemd, of de publieke sfeer. We hebben eerder over het publieke domein geschreven in onze verkenning van een Digitaal Paspoort, hier en hier. (Het is een tweeluik.)
De publieke ruimte is de fysieke openbare ruimte, zoals een stoep, een plein of een park, waar we allemaal toegang toe hebben. Het publieke domein is groter en abstracter. Met het publieke domein wordt de ruimte bedoeld waar onze gemeenschappelijkheid wordt geproduceerd. Waar de normen en waarden zich vormen die van ons een gemeenschap maken. Het is de publieke âplekâ waar we onze mening vormen, waar we als samenleving consensus zoeken en waar sociale bewegingen opkomen en weer verwaaien.
Tot voor kort bestond het publieke domein uit tv-programmaâs, kranten, tijdschriften, raadszalen en cultuurhuizen. Tegenwoordig is het zwaartepunt van het publieke domein verschoven naar het World Wide Web. Het goeie hieraan is dat veel meer mensen dan ooit toegang hebben tot het publieke domein. Het heeft het publieke domein dus democratischer gemaakt. Het slechte is dat het World Wide Web niet goed functioneert als publiek domein, waardoor het de samenleving niet samenbrengt maar versplintert. In plaats van onderling vertrouwen te genereren, zorgt het World Wide Web voor onderling wantrouwen.
Geïnspireerd door Habermas hebben we in het tweeluik over het Digitale Paspoort een poging gedaan de ontwerpprincipes van een gezond publiek domein op te stellen. We stelden dat een gezond publiek domein een (1) veilig, (2) transparant en (3) voor iedereen toegankelijk domein is waar (4) op een rationele manier (5) openbare ideeën en meningen gevormd en besproken worden door (6) herkenbare leden van de gemeenschap. Vervolgens concludeerden we (nogal moeiteloos) dat het World Wide Web niet aan deze zes ontwerpprincipes voldoet, waardoor het World Wide Web zowel commercieel als cultureel is verwilderd.
Ook beschreven we dat achter de cryptohype â denk Bitcoin en NFTâs â een interessante poging schuilgaat om het World Wide Web te helen; om de macht van Big Tech te breken en het World Wide Web weer te decentraliseren; om vertrouwen in het World Wide Web te hardcoden in een soort cryptologische basisarchitectuur. Deze poging wordt sinds kort door velen Web3 genoemd.
Een non-fungible token (NFT) is een manier om het eigendom en de authenticiteit van een digitaal product vast te leggen. Deze techniek kan misschien ook interessant zijn om journalistieke bronnen te authentiseren, te accorderen en verifieerbaar te maken. Blockchain kan wellicht een nieuwe transparante journalistiek mogelijk maken met een duidelijk onderscheid tussen meningen en observaties. Beeld: CryptoPunks, een set NFT collectibleâs (10.000 unieke beelden van 24 bij 24 pixels) waarvan het bewijs van eigenaarschap is opgeslagen op de Ethereum blockchain. Gemaakt door Larva Labs.
Zonder verder in herhaling te vallen, willen we alleen maar zeggen dat ons vertrouwen in de samenleving erg is verbonden met de dominante informatietechnologie binnen die samenleving. Na de uitvinding van de boekdrukkunst, rond 1450, duurde het bijvoorbeeld een aantal eeuwen voordat de journalistieke praktijk van hoor-en-wederhoor en de wetenschappelijke methode werd ontwikkeld die het publieke domein de waardenarchitectuur gaf waarop een (nationaal) publiek zich kon ontwikkelen.
Nu digitalisering de boekdrukkunst heeft vervangen als dominante informatietechnologie, moeten we opnieuw op zoek naar nieuwe protocollen voor gemeenschappelijke waarheidsvinding. We moeten op zoek naar een nieuwe digitale architectuur waarop de gemeenschap kan vertrouwen.
Of Web3 deze architectuur kan leveren is de vraag, maar het is interessant om Web3 vanuit deze bril te beschouwen â in plaats van vanuit de bril van ongegeneerde speculatie en gierigheid. Het is een poging om vertrouwen terug te brengen op de plek waar tegenwoordig onze gemeenschappelijke normen en waarden worden geproduceerd.
Sommigen wijten de vertrouwenscrisis in de samenleving overigens aan de manier waarop de democratie is gestructureerd. We leven nu namelijk in een indirecte democratie waar we vertegenwoordigers kiezen die het vervolgens voor ons moeten opnemen â maar die op zich vrij zijn om hun eigen koers te varen.
Volgens sommige denkers, zoals David Van Reybrouck en Jelmer Mommers, is deze indirecte vorm niet meer van deze tijd â het vervreemdt de burger van het besluitvormingsproces â en moeten we toe naar directere vormen van democratie. Hoewel we niet tegen nieuwe manieren van directe democratie zijn, zoals gelote burgerraden, hebben we eerder het vermoeden dat de vorm van de democratie niet per se het probleem is. Het is de rammelende structuur van het digitale publieke domein die geheeld moet worden. Dit is, denken wij, de directe oorzaak van de hedendaagse vertrouwenscrisis.
In de Middeleeuwen was de dominante informatietechnologie het gesproken woord. Het schrift was natuurlijk al millennia oud maar geletterdheid was laag en men vertrouwde in het dagelijks leven vooral op persoonlijke ontmoetingen. Door het ontbreken van een algemeen toegankelijke informatietechnologie kon er ook geen coherent publiek ontstaan. Er was, met andere woorden, geen gemeenschap platform waarop een politieke gemeenschap kon ontstaan. Men vertrouwde daarom op persoonlijke verbintenissen, op familiebanden en vriendschappen.
Net als in de hedendaagse low-trust societies was vertrouwen dus persoonlijk, niet publiek. Er was uiteraard zoiets als een christelijke waardengemeenschap, maar dit was geen politieke of civiele gemeenschap. Gemeenschappen waren klein. Ze bestonden uit mensen die elkaar kenden. Plekken van ontmoeting, zoals de markt, de meent of de raadszaal, waren een soort publiek domein. Door dit gebrek aan publiek (vertrouwen) bleef de grootste maatschappelijke uitdaging in de Middeleeuwen fysieke veiligheid.
In dit gebrek aan vertrouwen had degene met de grootste knuppel dus de meeste sociale status. Het hieruit voortkomende mensbeeld noemen wij de Homo Nobiles. En omdat vertrouwen persoonlijk was, waren persoonlijke eigenschappen heel belangrijk. Men moest kunnen inschatten of iemand een vertrouwenswaardig karakter had. Of men op iemand kon rekenen als er iets misliep, was de grote vraag. Men kon immers nergens anders op terugvallen. Iemands persoonlijke reputatie was alles.
đ° De Moderniteit
Na de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450 begon de meta-cultuur die we de Westerse moderniteit noemen langzaam vorm te krijgen. Mensen begonnen op den duur steeds meer te vertrouwen op het gedrukte woord. Geletterdheid nam toe en men begon vertrouwen te leggen in gedrukte zaken zoals wetteksten, bankbiljetten, aandelen, land- en zeekaarten, encyclopedieĂ«n, archiefstukken, kadasters, diplomaâs, kranten, paspoorten, etc.
Kranten, boeken, tijdschriften en pamfletten zorgden ervoor dat er een gemeenschapsgevoel ontwikkelde van mensen die elkaar niet kenden. Er ontstond een publiek. Tegelijkertijd maakte de boekdrukkunst de bureaucratische rechtstaat mogelijk die een bepaalde mate van fysieke veiligheid garandeerde. Met fysieke veiligheid ietwat gegarandeerd door âde gemeenschapâ werd economische veiligheid de grootste maatschappelijke uitdaging.
Gedurende de moderniteit werd de Homo Nobiles langzaam verdrongen door de Homo Economicus. Degene met de grootste zak geld had vanaf nu het meeste sociale status. Persoonlijke eigenschappen werden steeds minder belangrijk, persoonlijke eigendommen steeds meer.
De boekdrukkunst maakte dus gemeenschappelijke platformen mogelijk waarop gemeenschappelijke waarden en normen konden worden ontwikkeld. Vertrouwen werd minder persoonlijk. Men kon zich nu identificeren met mensen die men niet persoonlijk kende. Men vertrouwde daarom steeds meer op de gemeenschap, De boekdrukkunst maakte een high-trust society mogelijk. Dit kwam ook omdat informatievoorziening door de boekdrukkunst minder sporadisch werd en meer periodiek. Men vertrouwde meer omdat men meer kennis had.
đđŸ De Gewortelde Tijd
Na het gesproken woord en het gedrukte woord werd het geactiveerde woord uitgevonden; computercode. Het gedrukte woord kon veel verschillende mensen tegelijk mobiliseren en aan elkaar verbinden om vervolgens gezamenlijk werk te verzetten, bijvoorbeeld binnen bureaucratieĂ«n. Het geactiveerde woord heeft, in theorie, helemaal geen mensen meer nodig om werk te verzetten â denk aan robotica. Dit betekent dat onze arbeidsproductiviteit steeds groter wordt. Waardoor schaarstedenken zal plaatsmaken voor overvloedsdenken.
Men de komst van de computer zal economische veiligheid steeds meer worden gegarandeerd (mits we het met zijn allen in goede banen leiden uiteraard, anders krijg je kunstmatige schaarste). Naarmate de samenleving steeds meer zal gaan vertrouwen op een bepaalde mate van economische veiligheid gegarandeerd zal de grote maatschappelijke uitdaging verschuiven naar emotionele veiligheid.
Het mens- en wereldbeeld van de Homo Economicus zal in de toekomst volgens ons steeds meer ondergeschikt raken aan de Homo Romanticus, de betekeniszoekende mens. Eigendom als belangrijkste meetlat voor sociale status zal plaatsmaken voor eigenheid â wat, zo beseffen we nu, eigenlijk neerkomt op een diep vertrouwen in jezelf, in de mensen om je heen en de goedhartigheid van het universum. Diegene met een diep intrinsiek vertrouwen (of gehechtheid) kan ongegeneerd zichzelf zijn, wat zich weer zal vertalen naar fysiek en economische gezondheid.
Na vertrouwen in individuen en vertrouwen in de samenleving zal vertrouwen in het universum wellicht de belangrijkste drijver worden voor sociale status. Als je zelfs in tegenslag weet dat âallesâ op een dieper niveau sowieso goed is, dan kan je bergen verzetten en wonderen verrichten. (Wat overigens geen endorsement is van de zelfhulpmarkt, maar wellicht wel een verklaring.)
De hierboven beschreven verschuivingen zou je samen kunnen vatten in dit overzichtje. Tekening: Yulia Kryazheva
đŹ Abonneer je (gratis) op onze nieuwsbrief als je de Atlas van het Lange Nu direct op je digitale deurmat wil krijgen.
Beste lezers, wij zijn Edwin Gardner en Christiaan Fruneaux en wij zijn begonnen met de Atlas van het Lange Nu om grip te krijgen op de grote maatschappelijke en technologische verschuivingen die onze wereld veranderen.
De Chrononauten en de Atlas van het Lange Nu is bedacht als een tweewekelijkse nieuwsbrief waarin we schrijven over langlopende trends, nieuwe maatschappelijke denkkaders, mogelijke toekomstscenarioâs en, af en toe, over de ambacht, kunst (en hoogmoed) van toekomstdenken.
Dat gezegd is dat laatste precies wat we vandaag in de aanbieding hebben; wat notities over psychohistory, het fictief wiskundige model dat de toekomst kan âuitrekenenâ in Isaacs Azimovâs Foundation.
Zoals eerder vermeld zijn onze posts de komende tijd wat korter en lichter dan voorheen. Ook zou ât kunnen voorkomen dat we een weekje overslaan. We leggen de laatste hand aan een illustratieve gids naar het Amsterdam van 2091, getiteld Alles Komt Goed. Dat, plus de doorlopende adviespraktijk, maakt dat de weken iets te weinig uurtjes hebben.
Notities over Psychohistory
âïž
Het voorspellen of gecontroleerd kunnen vormgeven van de toekomst is een langgekoesterde droom van de mensheid. Of je nu je horoscoop er-op-na slaat of je heil zoekt bij de techprofeten uit Silicon Valley, uiteindelijk gaat het over het gevoel grip te hebben op de turbulente gebeurtenissen van alledag. Over hoe we ons positioneren in het hier en nu, en hoe we de juiste keuzes hopen te maken.
Toekomstdenken is dus het managen van kennis, verwachtingen en ambities. Dat kan defensief, zoals banken doen met hun vaak onnavolgbare risicoanalyses die er voor zorgen dat als die en die koers of die ene portfolio onderuit gaat niet de hele bank nat gaat. Of dat kan offensief, zoals Musk nadat hij besefte dat klimaatverandering een issue was en toen Tesla en SpaceX begon. Tesla om de wereld aan de schone energie te krijgen en SpaceX om de mensheid en het leven niet afhankelijk te maken van die ene planeet.
Toekomstdenken gaat dus vaker dan niet over veiligheid; weten of je huidige koers de juiste is of dat je wellicht moet bijsturen. Maar het is interessanter dan dat. De vraag of toekomstdenken ĂŒberhaupt tot de mogelijkheden behoord raakt aan hele fundamentele en mysterieuze vragen over de aard van de werkelijkheid.
Als de aard van de werkelijkheid materialistisch en deterministisch is dan zou je, mits je alle variabelen weet, in theorie de toekomst moeten kunnen uitrekenen. Het enige probleem hiermee is dat je een computer nodig hebt die groter is dan de werkelijkheid zelf, en dat het bestaan van ons bewustzijn suggereert dat de toekomst ĂŒberhaupt niet op causale wijze te determineren valt (Zie #0003 / Bewustzijn en het einde van het materialisme).
Wat niet wil zeggen dat wetenschappers het niet geprobeerd hebben, denk bijvoorbeeld aan het World3 model â het beroemde computermodel waarop het Limits of Growth rapport van de Club van Rome is gebaseerd. In het model werden alle toen bekende economische variabelen opgenomen en gekoppeld aan de toen bekende wetmatigheden over ons economisch gedrag.
Het World3 model was een kwantitatief model dat, theoretisch, het einde van de groeisamenleving kon voorspellen maar niet de contouren van een post-groei wereld.
Dit was uiteraard ook hun doel; laten zien dat ons toenmalige gedrag onvermijdelijk leidt tot de ineenstorting van de aardse biosfeer zodat we ons gedrag zouden aanpassen. (Wat uiteindelijk niet gebeurde. In ieder geval niet onmiddellijk.) Het World3 model kon dus, soort van, het einde van de groei-economie voorspellen maar niet de contouren van een post-groei samenleving. Opnieuw is menselijk bewustzijn, en haar afgeleide, onze cultuur, de grote onberekenbare factor.
Dit is, en we hebben hier eerder over geschreven, waarom wij onder andere het World Tree model (WTM) hebben ontwikkeld. (De naam is inderdaad een ode.) In tegenstelling tot het World3 model, wat een kwantitatief model is, waar alleen formules in kunnen, is het WTM een kwalitatief historisch-futuristisch model. We brengen eigenlijk continu de langzaam veranderende culturele en maatschappelijke mens- en wereldbeelden, denkkaders en trends in kaart, die we vervolgens extrapoleren naar mogelijke scenarioâs. Het WTM is gebaseerd op een interpretatie van de Westerse moderniteit (1450-1950).
We hebben uiteraard niet de illusie dat ons model de toekomst voorspelt, maar we denken absoluut dat het World Tree model en de scenarioâs die we hiermee genereren je kan helpen je te verhouden tot ingewikkelde maatschappelijke en technologische vraagstukken. Toekomstscenarioâs informeren, confronteren en inspireren. Ze leiden je van historisch inzicht naar futuristisch uitzicht. Het is een, tot nu toe, best succesvolle toolkit voor zowel verbeelding als begrip.
Soms spelen we natuurlijk wel met het idee van een fysieke Scenario Machine, zoals deze die we bouwden in een bezemhok ergens op de Universiteit Utrecht.
Andere interpretaties in de kwantummechanica verenigen het determinisme met het probabilisme en gaan uit van een multiverse, waar iedere mogelijke uitkomst bij elke causale schakel een nieuw universum oplevert, welke zich weer splitst, enzovoort, etcetera, tot het einde der tijden. Alle wiskundige mogelijkheden doen zich in dit model voor en menselijke agency is slechts een illusie.
Isaac Asimovâs Psychohistory
đź
Maar wat als je je niet richt op de mens als een individu met de vrije wil om bewuste keuzes te maken maar op de mens als kuddedier, wat krijg je dan?
Wat als je een model bouwt waarin niet elke mens agency heeft, maar waar alleen de mensheid als geheel agency heeft? Een model waar het dus niet gaat over vrije wil maar over cultuur, over ons collectieve gedrag. Dit was de insteek van Hari Seldon, de fictieve hoofdpersoon van Isaac Asimovâs Foundation boekenreeks.
In de Foundation boeken voorspelt wiskundige Hari Seldon de ineenstorting van de Galactic Empire, een menselijk rijk dat het grootste deel van de Melkweg beheerst en dat, ten tijde van Hari Seldon, al 12.000 jaar bestaat. Met een zogeheten phychohistorisch wiskundig model voorspelt hij vervolgens 30.000 jaar chaos en barbarij voordat er weer een nieuwe galactische beschaving ontstaat. Zijn voorspellingen vallen uiteraard niet bij iedereen in goede aarde, wat het plot in beweging zet.
Het wiskundige model waarmee de fictieve Hari Seldon het lot van de Melkweg uitrekent was een set aan kwantitatieve formules die de sociologische dynamiek van de mensheid kon extrapoleren naar mogelijke uitkomsten, waarvan sommige waarschijnlijker dan andere. Het is dus statistiek voor kuddegedrag. In zijn model zijn het dus niet mensen maar mensenmassaâs die de koers van de geschiedenis bepalen.
âPsychohistory dealt not with man, but with man-masses. It was the science of mobs; mobs in their billions. It could forecast reactions to stimuli with something of the accuracy that a lesser science could bring to the forecast of a rebound of a billiard ball. The reaction of one man could be forecast by no known mathematics; the reaction of a billion is something else again.â â Hari Seldon in Isaac Asimovâs Foundation and Empire.
In het ietwat tegenstrijdige plot zijn het overigens de acties van een individuele man, Hari Seldon zelf, die de donkere periode verkort van 30.000 jaar naar âslechtsâ 1000 jaar. In zijn model kan hij namelijk doorrekenen wat er gebeurt als hij bepaalde culturele bewegingen in gang zet. âThe onrushing mass of events must be deflected just a little” zodat de donkere periode slechts een klein millennium voortduurt. Tot dit doel richt hij twee Foundations, ieder aan de andere kant van de Melkweg. De Foundations houden de geest van Verlichting en wetenschap levend, zodat de mensheid zich uiteindelijk weer weet te herpakken.
L. Sprague de Camp, Isaac Asimov en Robert Heinlein op de Philadelphia Navy Yard in 1944. Beeld: John Seltzer en Geo Rule.
Net zoals toekomstvoorspellingen vaak meer zeggen over vandaag dan over morgen zegt sciencefiction vaak vooral iets over het tijdsgewricht waarin het geschreven is.
In What Isaac Asimov Taught Us About Predicting the Future(NYT) reconstrueert Alec Nevala-Lee hoe het Foundation-verhaal ontstond. Asimov begint te schrijven in 1941, terwijl Hitlers legers oprukken in Europa. Hij zegt erover: âHitler kept winning victories, and the only way that I could possibly find life bearable at the time was to convince myself that no matter what he did, he was doomed to defeat in the end.â
Hij spart over een mogelijk verhaal met John W. Campbell, de uitgever van pulpmagazine Astounding Science Fiction, waar ze samen het psychohistory-idee ontwikkelen, geïnspireerd door de theorieën van historici zoals Oswald Spengler en Arnold J. Toynbee die de opkomst en neergang van beschavingen duiden aan de hand van grote cycli. Want, zo speculeren Asimov en Campbell, wat gebeurt er als deze cycli niet enkel duidend maar ook voorspellend zouden kunnen werken?
Voor Asimov was psychohistory was dus uiteindelijk niet zozeer een statistisch model maar eerder een magische bezwering. Een amulet tegen de enorme maatschappelijke krachten die zich indertijd zo dramatisch uitspeelden. Wat uiteraard ook gezegd kan worden over ons World Tree model, welke we zijn gaan ontwikkelen na de financiële crisis van 2008. (De geheime missie van Studio Monnik is dan ook het ontwikkelen van een geloofwaardig toekomstperspectief van een gelijkwaardige en duurzame toekomst.)
Voorspellen is Bezweren (of Leren)
đČ
De culturele impact van de Foundationâs boekenreeks kan moeilijk overschat worden. Zo heeft Elon Musk herhaaldelijk gezegd dat zonder Foundation zijn carriĂšre anders was verlopen. (Wellicht hadden we dan wel een Tesla gehad, maar geen SpaceX?) Maar ook Paul Krugman, de nobelprijs winnende econoom, wilde vroeger niets liever dan Hari Seldon worden.
Krugman wilde als jonge man de wereld redden en om de wereld te kunnen redden moet je âm eerst leren begrijpen. Hij wilde dus weten waarom sommige samenlevingen groeiden en bloeiden en anderen imploderden of uitdoofden. Hij dacht aanvankelijk geschiedenis te gaan studeren maar dat bleek te beschrijvend naar zijn smaak (waar Christiaan zich in herkent). Economie bleek uiteindelijk een betere match. Lees hier hoe Krugman verteld over hoe economie hem psychohistorische vermogens heeft gegeven: Paul Krugman: Asimov’s Foundation novels grounded my economics.
Dat Paul Krugman econoom werd is niet verrassend. Want ondanks dat elke economische crisis weer als een totaal onverwachte koude douch aanvoelt zijn economen de profeten van onze tijd. Zij zijn de bouwers van de toekomstmodellen waar onze besluitenmakers naar luisteren. Ook economen denken in massagedrag, net als Hari Seldon. Alleen denken economen dat al het menselijke gedrag terug te leiden is naar onze relatie met âiets (niet) hebbenâ. Vergeet zaken als liefde, troost, schaamte, schuld, flow en verbeelding. Het enige wat de mens in beweging zet is volgens economen schaarste.
Als je Krugman volgt weet je natuurlijk dat zijn mens- en wereldbeeld helemaal niet zo nauw is maar in hun modellen rekenen economen, of econometristen, met nogal versimpelde kaders van menselijk gedrag. Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom hun modellen ook nooit iets zinnigs opleveren. In ieder geval niet voor de macro-economie. Terwijl toch iedereen naar ze blijft luisteren. Hoe kan dat toch? Het is een sterk staaltje culturele cognitieve dissonantie waar Hari Seldon waarschijnlijk wel raad mee had geweten.
Economische modellen zijn ook onbegrijpelijk voor de leek. En toekomstscenarioâs waar je niets van kan leren zijn eigenlijk vooral bezweringen. Legitimaties voor inspiratieloze besluitmakers. Zoals eerder gezegd moeten toekomstscenarioâs je, onzes inziens, vooral informeren, confronteren en inspireren. Ze moeten je aan het denken zetten en nieuwsgierig maken. Ze moeten je slimmer maken, je nieuwe dingen leren. Ze moeten je niet dommer maken, of luier, zoals onbegrijpelijke modellen dat plegen te doen. De toekomst is er niet om te leren kennen, het is er om ons te helpen het te leren vormgeven.
Dat was het voor deze keer, we horen als altijd graag jullie gedachten.
De toekomst is van ons allemaal âš Christiaan Fruneaux & Edwin Gardner
đ Wij zijn Edwin Gardner en Christiaan Fruneaux, twee futurologen die pogen het Lange Nu in kaart te brengen zodat we samen de toekomst vorm kunnen geven.
Met in deze editie: Geo-engineering met de Oranjes · Hoe echt is echt? · Fully Automated Luxury Gnosticism · How to world a world.
đŹ Abonneer je (gratis) op onze nieuwsbrief als je de Atlas van het Lange Nu iedere week in je inbox wilt.
De vorige week beloofde deep dive in hoe Web3 een nieuwe architectuur van vertrouwen kan creëren, hebben we even uitgesteld. Maar gelukkig is het web groots en wijds en daarom laten we je in deze editie graag grasduinen door de interessantste stukken die wij de afgelopen tijd lazen.
Geo-engineering met de Oranjes
đ
Termination Shock (02021) – Neal Stephenson. De auteur die ons in 01992 het âmetaverseâ gaf, heeft nu een speculatieve klimaatroman geschreven over wat er gebeurt als een Texaanse miljardair, T.R. Schmidt, ongevraagd met een enorm kanon om de zoveel minuten zwavel de stratosfeer inschiet om daarmee de planeet af te koelen. T.R. heeft zijn kanon de Pina2bo gedoopt, verwijzend naar de Pinatubo vulkaan op de Filipijnen die in 01991 uitbarstte en die voor een temperatuurdaling van 0,9 graden zorgde in het daaropvolgende jaar.
Naast deze excentrieke miljardair is er een hoofdrol weggelegd voor Nederland, en voor een fictieve dochter van koning Willem-Alexander, Frederika Mathilde Louisa Saskia, die dan koningin is. Het boek opent met hoe zij door een hittegolf gedwongen wordt te landen in Texas. De eerste bladzijden van het boek zijn te lezen op de site van de New York Times.
Meer weten over hoe het Nederlandse koningshuis betrokken raakt bij een megalomaan geo-engineering plan, maar geen tijd om het hele boek te lezen? Dit stuk op Slate geeft je een aardige indruk van deze vuistdikke roman. En in Neal Stephenson Thinks Greed Might Be the Thing That Saves (NYTimes) wordt Stephenson geĂŻnterviewd en vertelt hij het zo lastig is om geloofwaardige positieve toekomstverbeeldingen te bouwen.
Hoe echt is echt?
đź
Reality+ (02021) – David Chalmers. Leven we wel of niet in een simulatie, en maakt dat uit? Volgens onze favoriete bewustzijnsfilosoof David Chalmers wordt deze vraag vanwege de technologische vooruitgang steeds zinniger. Het is volgens hem niet onvoorstelbaar dat over 50 of 100 jaar de mens in staat zal zijn virtuele realiteiten te produceren die niet te onderscheiden zijn van de werkelijkheid. Misschien niet met de onhandige VR-brillen die we nu hebben, maar met zoiets als de Neural Lace, een brein-computer interface uit de The Culture serie van sciencefiction auteur I.M. Banks, en die Elon Musks bedrijf Neuralink probeert te realiseren. In zijn boek verkent Chalmers deze vragen en David Marchese interviewde hem hierover: Can We Have a Meaningful Life in a Virtual World? (NYTimes).
Chalmers ziet virtuele werelden niet als minder dan de echte wereld. Een virtuele wereld kan net zo betekenis- en waardevol zijn als de echte, en beide kunnen prima naast elkaar bestaan. Chalmers trekt het zelfs nog iets verder door: stel dat we erachter komen dat we in een stimulatie blijken te leven, dan zullen we daar misschien aanvankelijk van schrikken, maar uiteindelijk zullen we gewoon door moeten leven. Volgens Chalmers is het feit dat we in een simulatie leven niet in tegenspraak met dat we in de werkelijkheid leven. We leven dan nog steeds in een echte wereld waarin we een betekenisvol leven kunnen leiden.
Stel dat we in een simulatie leven, dan heeft dat mogelijk een enigszins contra-intuĂŻtieve consequentie: het maakt onze wereld groter dan we dachten dat hij was (en niet kleiner). Chalmers zegt hierover:
âDiscovering that weâre in a simulation would then also tell us that thereâs potentially a reality beyond the reality that we experience, which is the reality of the simulating world, and who knows whatâs going on there! So I think of this, if anything, as potentially greatly expanding reality beyond the single reality weâre familiar with.â
Fully Automated Luxury Gnosticism
đ
Avatar-zangwedstrijd Alter Ego
De grenzen tussen echt en niet echt, tussen onze online avatars en ons vleselijke bestaan zijn al een poos aan het verschuiven. In Welcome to fully automated luxury gnosticismï»ż (UnHerd) onderzoekt Mary Harrington hoe lichamelijk contact en lichamelijke aanwezigheid tijdens de pandemie luxegoederen zijn geworden en hoe virtuele verschijningsvormen ons vrijheid en verlossing lijken te beloven van de beklemmende realiteit van ons lichamelijke bestaan. Ze doet dat onder andere door te kijken naar de opkomst van avatar-zangwedstrijd Alter Ego en de Netflix datingshow Sexy Beasts.
How to world a world
đȘ
Fragment uit de Emmisary trilogie van Ian Cheng
Afgelopen week hebben we het werk van kunstenaar Ian Cheng ontdekt. Hij gebruikt game-software om simulaties te maken waarin hij agents loslaat en hen een eigen âverhaalâ laat creĂ«ren. Cheng noemt zijn simulaties ook wel âhabitats for storiesâ of een âvideo game that plays itselfâ. Los van het fascinerende werk dat hij maakt heeft hij ook een geheel eigen kijk op hoe je een wereld bouwt, wat er de waarde of betekenis van is, en hoe je jezelf, als kunstenaar of anderszins, kan zien als een wereldmaker. Op Ribbonfarm schreef hij een aantal posts waarin hij dit uitlegt. Zeer interessante kost als je geĂŻnteresseerd bent in het bouwen van werelden, het creĂ«ren van betekenis en het laten ontstaan van verhalen, of worlding, zoals hij het noemt.
Volgens Chang ontstaan werelden als volgt:
âPhilip K Dick said, âReality is that which, when you stop believing in it, doesnât go away.â A World is conceived when a creator decides to pick some part of Reality and start believing in it again. Think of JK Rowling stuck on a broken train for four hours, her mom dying, and the life arc of Harry Potter coming to her fully formed. Think of Elon, after the Russians rejected his bid to buy a used rocket, firing up his spreadsheet and costing out how to build one from scratch. Think of George Lucas, unable to secure the rights to Flash Gordon serials, thinking Iâll just roll my own episodic space opera. Think of your mom looking at your dad for the first time and imagining, I could build something with that. The belief is fragile at first, but immediately suggests both a stabilizing structure and interesting generative dysfunction. The creator sets about trying to structure this belief and channel its potential. And at the same time, the creator begins to imagine another satisfaction: putting aside the role of creator and being a person living inside the belief, the beneficiary of its potentiality, a believer.â Uit: Worlding Raga: 2 â What is a World?ï»ż (Ribbonfarm).
Maar wat bezielt je als persoon om een wereld te willen maken? Wat haal je daar uit? Chang beschrijft zijn drive om te âworldenâ als een van zijn inner-artistic-demons die wedijvert met andere demonen. Hij maakte dit assenkruis om de verschillende demomen, stemmen, in kaart te brengen.
In Worlding Raga: 4 – Who Worlds?ï»ż licht hij het bovenstaande schema uitgebreid toe. De Emissary (afgezant) is uiteraard de relatieve onbekende in dit schema, en we doen als maker of kunstenaar volgens Chang vaak geen beroep op deze âdemoonâ omdat we âm vaak reserveren voor het leven in de echte wereld.
‘The Emissary is almost never consciously called upon for its artistic capacity. Itâs as if the Emissary is the demon that we reserve (and exhaust) for the iterated game of living life itself â dating, maintaining friendships, evolving a career, keeping up the , home, raising pets and kids, maintaining social media accounts. But what if the emissary could be integrated into the artistic process? What if its concerns for iterative growth and transformation were an artistic consideration? What options would open up?â
Thatâs all folks! Als altijd nieuwsgierig naar jullie gedachten en een fijn weekend gewenst.
De toekomst is van ons allemaal!
Christiaan Fruneaux & Edwin Gardner
PS: Mocht je er nog nooit van gehoord hebben, maak kennis met onze nieuwe favoriete conspiracy: Birds Aren’t Real