👋 Hoi, Ed en Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we de snel veranderende wereld vanuit een langetermijnperspectief. Hoe begrijpen we onze tijd als we verder kijken dan dagkoersen, kwartaalverslagen en verkiezingscycli? Als we het moment waarin we denken te leven oprekken tot decennia, eeuwen of millennia – wat zien we dan?
Vandaag wat gedachten over de toekomst van de informatiesamenleving.
Honderden jaren lang ging men er expliciet van uit dat er niet zoiets bestond als te veel informatie. De samenleving produceerde vele dikke encyclopedieën, gaf elk gehucht een bibliotheek, elke stad een universiteit, introduceerde de leerplicht en droomde van grenzeloze elektronische ruimtes waar alle kennis-ooit-geproduceerd voor iedereen altijd beschikbaar zou zijn. Eén van de diepste culturele uitgangspunten van de Moderne wereld was immers dat kennis ons vrij zou maken – in alle opzichten die men zich kon bedenken.
Nu, éénendertig jaar na de publicatie van het World Wide Web, door Tim Berners-Lee, lijkt het tegengestelde het geval. In plaats van ons te bevrijden, lijkt informatie ons te ketenen. In plaats van ons te verenigen in gedeelde kennis, lijkt de overvloed aan informatie ons uit elkaar te drijven. En, zoals Nicholas Carr het zo mooi verwoordde in zijn beroemde essay ‘Is Google Making Us Stupid’;
Once I was a scuba diver in a sea of words.
Now I zip along the surface like a guy on a Jet Ski.
Ons vermogen voor aandacht, voor deep reading, lijkt te worden afgebroken door een stortvloed aan elektronisch spektakel en entertainment. We verliezen de stilte, onze innerlijke ruimte, en vullen deze op met altijd voorhanden online “content”. (Dat gezegd; sorry voor de links. Misschien eerst de nieuwsbrief lezen, in zijn geheel. Daarna pas klikken op links.)
De transitie van een gedrukt publiek domein naar een elektronisch publiek domein gaat, zacht gezegd, niet over rozen. We verliezen onszelf en we verliezen elkaar – in ieder geval zo lijkt het. Maar transities zijn rommelig. Wat nu het geval is, hoeft straks niet zo te zijn. Sterker nog; verandering is de aard van een transitie.
The Map is not the Territory
🗺️
In 1996 verscheen het eerste deel van Manuel Castell’s magnus opus “The Information Age: Economy, Society and Culture”. Al vanaf de eerste druk behoort de drieluik tot de canon van de sociale wetenschap. Het was ook de tijd van grenzeloos optimisme over de vele voordelen die het World Wide Web (toen nog maar vijf jaar oud) ons zou brengen. En hoewel slechts weinigen de boeken van A tot Z hebben gelezen was de term ‘informatiesamenleving’ een blijvertje. De industriële samenleving lag achter ons. De informatiesamenleving (en de netwerkmaatschappij en de kenniseconomie) was de toekomst.
Hoewel de komst van een nieuwe informatietechnologie – de computer – onze samenleving tot in zijn vezels gaat veranderen is het, volgens ons, ietwat oneigenlijk om te stellen dat dit de informatiesamenleving teweeg heeft gebracht. Zoals we al schreven is er al vele honderden jaren sprake van een informatiesamenleving, waar we in leven.
Al sinds de uitvinding van de boekdrukkunst, rond 1450 door Johannes Gutenberg, is de moderne wereld geobsedeerd door kennis. Zonder de uitvinding van de boekdrukkunst was de Moderne wereld ook helemaal niet mogelijk geweest. Het maakte de massaproductie van kennis mogelijk.
Duurde in de tijd voor de boekdrukkunst het produceren van een boek zo’n één tot twee jaar en kostte ieder afzonderlijk boek dus zo’n één tot twee jaarsalarissen, zo vlogen de boeken na de uitvinding van de boekdrukkunst als warme broodjes over de toonbank.
De Moderniteit is altijd al een informatiesamenleving geweest. Gedurende de afgelopen 600 jaar draaide alles om technologische en maatschappelijke innovatie en om ontdekkingsreizen. Als iets onze cultuur heeft gevormd is het wel ons geloof dat feiten, logica en rede de basis zijn voor een betere wereld. Hoe meer kennis, hoe beter, was al lange tijd (en is eigenlijk nog steeds) het leidende adagium in onze cultuur.
De computer en haar toepassingen, zoals het Internet en het World Wide Web, kwamen dus ook niet uit de lucht vallen. Ze liggen direct in het verlengde van de Verlichting – de culturele stroming die wetenschap en universele educatie beschouwde als een tegengif tegen armoede, bijgeloof, domheid en intolerantie. Lang voordat je met de smartphone op ieder gewenst moment van de dag Wikipedia kon raadplegen droomde men al over elektronische systemen die alle kennis van de wereld op een ordelijke manier aan iedereen beschikbaar zouden maken.
Beroemd is bijvoorbeeld het essay As We May Think van Vannevar Bush, dat in 1945 werd gepubliceerd in The Atlantic. Toen al liep de informatiesamenleving tegen zijn grenzen aan, volgens Bush. Informatie was verkokerd in specialistische vakgebieden waardoor experts zowel slimmer als dommer tegelijk werden. Ze zaten op een ‘bewildering store of knowledge’ dat, omdat deze kennis niet toegankelijk was voor andere experts en het publiek, niet kon worden omgezet naar collectieve kennis.
In het essay breekt Bush een lans voor een denkbeeldig elektronisch systeem – dat hij memex doopte – dat een informatie kan transformeren naar kennis. Een ‘collective memory machine’ dat de verkokering van informatie binnen allerlei vakgebieden kon doorbreken en zodoende kon omzetten in een soort gemeenschappelijke wijsheid.
Bush maakt dus een onderscheid tussen informatie en kennis. En dat is een belangrijk punt. Want data is geen informatie, informatie is geen kennis, en kennis is geen wijsheid. Tussen al die stappen zit interpretatie – duiding. Je hebt bij iedere stap een soort theoretisch kader nodig waarin je van het één de ander kan maken. (Of in het geval wijsheid misschien een emotioneel kader.) Je kan wel een heleboel data hebben – zeg honderd miljoen ingevulde excel-cellen – maar dat levert je alleen maar problemen op als je niet weet welke conclusies je daar wel (en vooral niet) uit kan trekken. Denk; toeslagenaffaire.
Informatie is dus een probleem, zoals Bush al aangaf, als het onvolledig is of als je het niet kan duiden. Als je niet de kwaliteit van de data op waarde kan schatten of als je er niet de juiste patronen uit kan distilleren dan gaat het mis. Waarop is mijn data van toepassing en waarop niet en welke denkramen gebruik ik om patronen uit deze data te filteren en welke niet? Moeilijke vragen die maar weinig mensen zich stellen. De meeste mensen nemen de informatie on face value – wat zo’n beetje het domste is wat je kan doen. Vooral als je omkomt in de informatie.
Volgens Femke de Vries, bijzonder hoogleraar toezicht aan de RUG, haalt de gemiddelde bewindsman, bestuurder of commissaris zo de ‘duizend pagina’s per vergadering’. Dat is onzinnig. Blijkbaar wordt van deze arme vergadertijgers verwacht om uit deze enorme berg informatie het kaf van het koren te scheiden en de diepere verborgen patronen te filteren zodat ze deze vervolgens kunnen te bespreken met hun collega’s die ook zo hun conclusies hebben getrokken. Wat ongetwijfeld prima is als je hier een paar weken voor kan uittrekken. Maar deze mensen rennen van vergadering naar vergadering.
Het doet denken aan een scène uit de film Margin Call, uit 2011, waarin we de gebeurtenissen in een bank volgen aan de vooravond van de beurscrash van 2008. Jeremy Irons, die de CEO van de bank speelt, vraagt aan een lage analist, gespeeld door Zachary Quinto, om hem te vertellen wat er gaande is. “And please speak as you might to a young child, or to a golden retriever”.
Waarna de analist vertelt dat hun financiële modellen, waar ze tot nu toe heel veel geld mee hebben verdiend, al een tijdje niet meer in pas lopen met de werkelijkheid. Met, en dit blijft uiteraard ongezegd, mogelijk catastrofale gevolgen voor de bank en, oh ja, de hele wereldeconomie. De CEO laat dit even bezinken en zegt dan:
Do you care to know why I’m in the chair, why I earn the big bucks? I’m here for one reason only and one reason alone, I’m here to guess what the music might do a week, a month, a year from now. That’s it, nothing more. I’m standing here tonight. I’m afraid that I don’t hear a thing. Just… silence.
Hierna besluit de CEO om de hele voorraadkast aan onbegrijpelijke, ontransparante en in werkelijkheid compleet waardeloze financiële producten, de volgende ochtend te verkopen aan de hoogste bieder. Waardoor hij de bank redt maar de wereldeconomie doet imploderen.
Wat interessant is aan deze scene is dat het enerzijds aangeeft dat informatie moet worden teruggebracht naar begrijpelijke patronen – the music has stopped – waarop je als bestuurder kan handelen – sell everything – en anderzijds aangeeft dat modellen niet hetzelfde zijn als de werkelijkheid.
Een model is een interpretatie, een versimpeling, van de werkelijkheid waarop je kan handelen. Het geeft je een gereedschapskist om je data om te zetten in informatie, of je informatie om te zetten in kennis, of je kennis om te zetten in wijsheid. Een model of een denkraam is dus niet hetzelfde als de werkelijkheid, net zoals een menu niet hetzelfde is als de maaltijd, een toekomstscenario niet hetzelfde is als de toekomst en een kaart niet hetzelfde is als het landschap.
In 1895 schreef Lewis Carroll in Sylvie and Bruno Concluded, zijn laatste roman, deze dialoog over een landkaart op de schaal ‘a mile to the mile’:
“What a useful thing a pocket-map is!” I remarked.
“That’s another thing we’ve learned from your Nation,” said Mein Herr, “map-making. But we’ve carried it much further than you. What do you consider the largest map that would be really useful?”
“About six inches to the mile.”
“Only six inches!” exclaimed Mein Herr. “We very soon got to six yards to the mile. Then we tried a hundred yards to the mile. And then came the grandest idea of all ! We actually made a map of the country, on the scale of a mile to the mile!”
“Have you used it much?” I enquired.
“It has never been spread out, yet,” said Mein Herr: “the farmers objected: they said it would cover the whole country, and shut out the sunlight ! So we now use the country itself, as its own map, and I assure you it does nearly as well.”
Een landkaart is een interpretatie van het landschap, een versimpeling – het geeft je alleen de allerbelangrijkste patronen waarop je kan navigeren of waarmee je de schat kan vinden. Als een kaart alle informatie zou geven over het landschap dan is de kaart even groot als het landschap en dus totaal nutteloos. Een kaart is handig juist omdat het het landschap terugbrengt naar een stukje papier ter grootte van een A4.
Een vergadering ingaan met 1000 vellen papier is dus nogal stompzinnig. Dat is een landschap binnenlopen op een kaart die bijna net zo groot als het landschap zelf. Too much information, too little knowledge zeg maar. Je doet zoiets, volgens de Vries, alleen maar om te laten zien dat je alles hebt gelezen. Alsof dat het criteria is van goed bestuur – met de vergadering als een soort schriftelijke overhoring.Het doet denken aan de quote; “hogeropgeleiden kunnen vooral goed kennis nalullen’, van Joris Luyendijk in het FD van 18 mei. Wat ze dus blijkbaar niet kunnen, als we Luyendijk mogen geloven, is denkramen verzinnen die ze in staat stelt 1000 pagina’s terug te brengen tot een aantal onderliggende patronen. Kortom, ze kunnen van informatie geen kennis maken. Waardoor ze geen basis hebben waarop ze wijze besluiten kunnen nemen.
Dat gezegd heeft de informatiesamenleving dus een probleem: er is veel te veel informatie en veel te weinig kennis, en nog veel minder wijsheid. En dat komt vooral omdat we nog niet de culturele en technologische architectuur hebben waarmee we kunnen omgaan met de overvloedige informatie.
Wat ons doet terugkomen op de leeftijd van de informatiesamenleving.
Als je de informatiesamenleving laat beginnen met de uitvinding van de computer dan ga je niet alleen voorbij aan de informatie-minnende cultuur die de computer heeft voortgebracht maar ook aan de manier waarop deze cultuur, na de uitvinding van de boekdrukkunst, de stortvloed aan informatie in goede banen heeft weten te leiden. Dat ging natuurlijk niet echt over één nacht ijs, als het al een bewust proces was, maar door de Moderniteit door de lens van informatieprocessen te bekijken leren we veel over onze situatie nu en wellicht over een toekomst waarin we informatie weer voor ons kunnen laten werken in plaats van tegen ons.
De Moderniteit, de cultuur die dus voor een groot deel is gebouwd op de boekdrukkunst, creëerde in de loop van de tijd allerlei maatschappelijke mechanismen die ervoor zorgden dat we konden omgaan met de continue sterker wordende stroom informatie. Elk van die mechanismen zal moeten worden aangepast aan de bijzonderheden van de digitale revolutie.
Bij deze een kort speculatieve to-do lijstje om een idee te krijgen van de uitdagingen waar we voor staan:
🧪 Wetenschappelijke Methode 2.0 — Ons idee van de wetenschappelijke methode en wat het is om kennis te vergaren moeten we, zoals het er nu uitziet, waarschijnlijk aanpassen aan de komst van kunstmatige intelligentie en wellicht, over een aantal decennia, kwantumcomputers. Deze technieken kunnen patronen herkennen en simuleren zonder dat ze de theoretische en hypothetische logica daarachter prijsgeven.
📖 Langer Leren — De boekdrukkunst leidde tot een alsmaar hogere informatiedichtheid in de samenleving, wat weer zorgde voor een alsmaar grotere complexiteit. Om mensen hierop voor te bereiden werd educatie steeds belangrijker en steeds intensiever. Steeds meer mensen moesten steeds langer naar school. Nu staat de leerplicht op 16 jaar. Grote kans, nu de computer voor nog hogere complexiteit alsook voor meer bottom-up democratie zorgt dat de leerplicht, voor iedereen, richting 24 of zelfs 30 jaar gaat.
🗳 Upgrade de democratische informatie processor — De representatieve democratie kan je zien als een breed gedragen, flexibel en zelfregulerend informatieproces. Door de boekdrukkunst kwam er zoveel informatie en complexiteit de maatschappij binnen dat je het besluitvormingsproces niet aan een alleenheerser en een paar vazallen kon overlaten. Na de komst van de computer komt er echter zoveel informatie het systeem binnen dat de representatieve democratie, waar we stemmen op een aantal elitaire professionals, het ook niet meer kan bolwerken. We moeten toe naar nog breder gedragen deliberatie en besluitvormingsproces. De democratie moet verdiept worden, zodat nog meer informatie kan worden verwerkt. Burgerraden?
🖋 Een diepere architectuur van vertrouwen — Het publieke domein, dat onderling vertrouwen en gemeenschapsgevoel produceert is verschoven van kranten en tijdschriften naar het World Wide Web. Vertrouwden we ooit op de professionaliteit van (elitaire) journalisten en experts om ons een feitelijke blik op de wereld te geven, nu is iedereen zoekende. Wat zijn feiten nog in het digitale domein? Hoe maken we van het verwilderde digitale domein een publiek domein dat mensen verenigt in plaats van verdeelt? De journalistieke ethiek, die best elitair was, is niet meer toereikend in een wereld waarin iedereen kan meepraten. We moeten op zoek naar een diepere, hardere en meer democratische architectuur van vertrouwen in het digitale tijdperk. P2P en cryptologie?
Democratie, onderwijs, journalistiek en wetenschap waren de belangrijkste kennis-innovaties van de post-boekdrukkunst informatiesamenleving. Het waren deze vier instituties die informatie probeerden om te zetten in een soort collectieve kennis. Het waren de zuilen waar onze gemeenschappelijke architectuur van vertrouwen op leunden.
Met de komst van een nieuwe informatietechnologie – de computer – die de maatschappij van nog meer informatie en complexiteit voorziet moeten we deze vier sectoren opnieuw uitvinden. Ze moeten waarschijnlijk verdiept en verstevigd worden. Zodat ze opnieuw losse informatie kunnen omzetten in collectieve kennis, de gemeenschap opnieuw bij elkaar brengen, en kunnen voorzien van een diep onderling vertrouwen.
Dit gaat uiteraard niet over één nacht ijs. Maar door met een langetermijnbril naar de informatiesamenleving te kijken hebben we in ieder geval een idee waar we kunnen beginnen met zoeken.
Liefs
Ed + Chris
Van de driedelige serie “The Netwwork Society” van Castells heb ik alleen het eerste deel gelezen. Sindsdien heb ik boeken over samenleving en technologie verslonden want ik werkte op een school als mediathecaris en blogde als snel hierover.
Wat mij opvalt is dat jullie informatie als tamelijk abstract onderwerp behandelen. Opvallend want de verschillende (al dan niet Industriele) revoluties die de Westerse Wereld hebben geteisterd, hebben in eerste instantie een grote maatschappelijk ongelijkheid veroorzaakt, die de politiek later ongedaan moest maken. Ik heb hierover geblogd: https://netwerkmediawijsheid.nl/netwerkmaatschappij-30-deze-revolutie/.
Jullie hebben het ook over informatie en kennis. Je kunt mooi zien hoe er in de politiek met informatie om gegaan wordt in het stikstofdebat. Als je probeert de daarover bekende informatie bij te houden of te verdedigen, dan word je al gauw uitgelachen. Hetzelfde geldt voor eigenlijk alles wat met technologie te maken heeft.
Mooie observaties.
We behandelen informatie inderdaad als iets abstracts – wat het ook is, in de kern (vraag maar eens informaticus) – maar hopelijk wel zonder alle praktische gevolgen uit het oog te verliezen. Ik zal er op letten om wat meer praktische handvaten in de tekst op te nemen.
De wisselwerking tussen grote technologische en economische disrupties en politieke emancipatie beweginen is ook onderdeel van ons denken. Ik ga je blog lezen, dank voor het delen.
Hier wijden we verder uit over het disruptie-emancipatie denkraam waar Chris naar verwees. Dit gaat o.a. over je op zinspeelt denk ik https://dechrononauten.nl/06-hoe-maatschappelijke-verschuivingen-te-duiden/
Een leerplicht tot 24 of 30 jaar? Daar kan ik me echt niks bij voorstellen. Hoe moet het dan met de mensen die gewoon praktisch aan de slag willen? Wat heeft dat voor zin alle mensen een half leven op non-actief te zetten om te leren? Ik denk dat leren en werken tegelijk veel meer waarde heeft dan zo’n lange leerplicht. Maar alert is dat ook een kwestie van invulling. Wat p2p en cryptologie betekenen weet ik trouwens niet.
Je hebt gelijk, als leren bestaat uit in de schoolbankjes zitten is dit niet wenselijk. Idealiter leer je denk ik levenslang op een manier en niveau die jou ligt, verweven met de praktijk. Zodat nieuwsgierigheid en het plezier van verbeteren altijd onderdeel blijven van je routines.
We hebben overigens eerder geschreven over de toekomst van leren en hoe het systeem nu zogenaamde hoogopgeleiden voortrekt: https://dechrononauten.nl/0007-2/
Dat gezegd wordt de samenleving complexer en hebben veel meer mensen een publieke stem. Denk bijvoorbeeld sociale media. Zo’n publieke stem is een democratisch recht maar het houdt ook een plicht in – een plicht om je eerlijk en open en nieuwsgierig naar de ander (zijn/haar mening en ervaringen) op te stellen in een debat. Dit moet aangeleerd worden – of in ieder geval niet afgeleerd.
We leven in een samenleving die wordt overspoeld door informatie. Het lijkt me zinnig om mensen hiermee om te leren gaan.