👋 Hoi, Ed & Chris hier. In de Atlas van het Lange Nu duiden we onze snel veranderende wereld. We doen dit met de historisch-futuristische bril van de langetermijndenker en de gereedschapskist van de speculatieve maker. Door ons verleden te duiden openbaren zich immers nieuwe verbeeldingen van onze toekomst.
Deze week lazen we een fascinerende historische studie.
Het boek heet A Culture of Fact. England, 1550-1750, geschreven door Barbara J. Shapiro, een historica verbonden aan de University of California. Zoals de titel al doet vermoeden, is het boek een onderzoek naar de oorsprong van het Moderne concept ‘feit’. Het beschrijft hoe ‘denken in feiten’ onderdeel werd van de Engelse populaire cultuur.
A Culture of Fact geeft een fascinerend beeld van de Vroegmoderne Engelse geschiedenis (1450-1800), een periode waarin Europa wanhopig op zoek was naar een nieuwe verhouding met de werkelijkheid.
Wanneer is iets waar? Of slechts waarschijnlijk? Wat zijn bewijzen en wat is een waarneming eigenlijk waard? Over deze vragen braken de Europese Vroegmodernen hun hoofd.
De antwoorden die ze op deze vragen formuleerden hebben onze huidige juridische, wetenschappelijke en journalistieke tradities gevormd.
We lazen A Culture of Fact om meer te leren over hoe de Moderne cultuur, waar feitelijkheid en objectiviteit een belangrijke rol spelen, ontstond. Maar natuurlijk waren we ook benieuwd of het ons iets kan vertellen over het huidige tijdsgewricht van fake news en alternative facts.
Vandaag dus enkele gedachten na het lezen van dit boek. Deze gedachten liggen overigens in het verlengde van het essay dat we voor onze fellowship in Pakhuis de Zwijger schreven en dat we vorige week hier met jullie hebben gedeeld: Building Trust in the Electric Age.
Notitie
Een Cultuur van Feitelijkheid
⚖️
In de Vroegmoderne Tijd (1450-1800) ontwikkelde zich in Europa geleidelijk een meer objectieve en onttoverde benadering van de werkelijkheid. Naarmate de verstedelijking en geletterdheid toenam, versnelde deze ontwikkeling.
Aron Gurevich, een Russische historicus, beschreef de populaire cultuur in de Middeleeuwen ooit als een ‘mythopoetic and folkloric-magic consciousness’. In de Middeleeuwen leefde de mens in een diep subjectieve wereld vol wonderen, begeestering en overlevering. Deze dagelijkse ervaring maakte in de Vroegmoderne Tijd geleidelijk plaats voor een meer objectieve, seculiere en materialistische kijk op de wereld. De wereld werd niet langer voortgedreven door subjectieve wilskrachten, zoals die van goden of duivels, maar door objectieve natuurkrachten – krachten die te kennen zijn.
In A Culture of Fact beschrijft Shapiro enkele van de mechanismes waarmee deze langzame culturele transitie zich voltrok in Engeland.
Shapiro laat zien hoe in de 16de eeuw het concept van feitelijkheid vorm kreeg in de Engelse rechtszaal, waarna het via allerlei andere disciplines onderdeel werd van de populaire cultuur. Aan het begin van de 18de eeuw was het woord fact volgens Shapiro al onderdeel van het alledaagse taalgebruik.
Met een feit wordt tegenwoordig – zonder te trekken aan de vele epistemologische losse eindjes – een gebeurtenis of omstandigheid bedoeld waarvan de materiële werkelijkheid vaststaat. Het probleem van deze definitie, zoals Engelse rechtsgeleerden in de 16de eeuw ook ontdekten, is als volgt: hoe bepaal je wanneer de materiële werkelijkheid van een gebeurtenis of omstandigheid vaststaat?
Om dit probleem op te lossen verzonnen ze indertijd allerlei juridische procedures en afwegingen om de betrouwbaarheid van bijvoorbeeld getuigenissen te bepalen. Ze stelden daarbij de volgende vragen: Is er eigenbelang of bevooroordeeldheid in het spel? Zijn de getuigen wel toerekeningsvatbaar? Wat is de waarde van een getuigenis onder ede? Hoeveel getuigen zijn er en zeggen ze wel hetzelfde? Hoe werkt hoor-en-wederhoor?
Maar ook werd de waarde van andere bewijsstukken, zoals moordwapens, onder de loep genomen, alsook die van alibi’s en motieven. En experts – wat voegen die eigenlijk toe? Hoe schat je deskundigheid en onafhankelijkheid op waarde?
Er ontstonden, kortom, allerlei juridische methoden om iets beyond reasonable doubt als feit te kunnen duiden. Een feit was hier dus niet een absolute vaststelling, maar een juridische aanname. Men was zich ervan bewust dat de werkelijkheid moeilijk te benaderen was – in ieder geval in de rechtszaal, waar met name niet-herhaalbare gebeurtenissen en omstandigheden werden behandeld.
Deze ontwikkelingen waren volgens Shapiro niet uniek voor Engeland. Sterker nog: op het Europese vasteland waren de rationalisatie en objectivering van het recht al veel eerder begonnen. Dit kwam omdat in Engeland het gewoonterecht gold, terwijl op het vasteland het Romeinse recht de norm was – waarin dit soort rationele afwegingen al zo’n 1.000 jaar eerder waren gecodificeerd.
In tegenstelling tot de Romeinse rechtstraditie, waarin professionele rechters een oordeel vellen, werkte het Engelse gewoonterecht met juryleden. En het waren deze gewone lieden die dit juridische denken de wijde wereld in brachten. Waar het, volgens Shapiro, in grote mate bijdroeg aan de objectivering van het Engelse mens- en wereldbeeld.
Deze culturele ontwikkeling kwam vervolgens in een stroomversnelling doordat de Engelse bevolking in die tijd snel verstedelijkte en de geletterdheid toenam. Hierdoor moesten schrijvers van reisboeken en kranten zich bijvoorbeeld verantwoorden over dat wat ze opschreven. Ze konden niet zomaar meer iets beweren. Beweringen moesten onderbouwd worden. Het was in die tijd niet ongewoon dat een slecht geschreven nieuwsbericht of reisverhaal werd afgedaan als onfeitelijk – als fabels, fictie of opinie.
Deze ‘cultuur van feitelijkheid’ leidde uiteindelijk tot de Moderne journalistieke ethiek, waarin bewijzen, getuigenissen, hoor-en-wederhoor en deskundigheid een grote rol spelen.
Volgens velen zijn de Verlichting en de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode de motor achter de transitie van het Middeleeuwse naar het Moderne mens- en wereldbeeld. Maar wat Shapiro in haar studie overtuigend betoogt, is dat de juridische traditie, in ieder geval in Engeland, hier dus op zijn minst medeverantwoordelijk voor is.
Ver voordat de Moderne wetenschap zich deed gelden in de populaire cultuur was de rechtszaal al geruime tijd een arena voor epistemologische discussies. Ook hier staat immers waarheidsvinding centraal. Toen godsgerichten, religieuze dogma’s en andersoortige irrationele lot bepalende praktijken – denk bijvoorbeeld aan de heksenwaag – meer en meer wenkbrauwen deden fronsen moest men toch op zoek naar iets anders.
Tussen de regels door lazen we in Shapiro’s boek ookdat de transitie van de Middeleeuwen naar de Moderniteit werd gekenmerkt door de introductie van een nieuw werkethos: professionalisme. De reisboekenschrijver en de journalist werden geacht hun subjectiviteit thuis te laten en zich te voegen naar de mores van hun professie. Hun meningen en hun voorkeuren werden ondergeschikt geacht aan de feiten.
Zoals we vorige week al schreven in het essay voor Pakhuis de Zwijger was de ontwikkeling van dit nieuwe Moderne werkethos een belangrijk element in het ontstaan van een nieuw publiek domein. Een publiek domein dat niet langer was gebouwd op subjectieve meningen en ervaringen maar op objectieve methoden van waarheidsvinding. Dit nieuwe publieke domein was, door de uitvinding van de boekdrukkunst, bovendien ook schaalbaar
De cultuur van feitelijk die in de Vroegmoderne Tijd in Engeland en Europa ontstond werd dus geborgd door professionals. Eerst door professionals die de juridische procedures zo feitelijk en objectief mogelijk hielden en vervolgens door schrijvers die het publieke domein zo feitelijk en objectief hielden.
Zoals we vorige week schreven was de overgang van subjectief wereldbeeld naar objectief verweven met de overgang van het gesproken woord naar het gedrukte woord.
Op dit moment maken we de overgang mee van het gedrukte woord naar het geactiveerde woord en tegelijkertijd zien we ook dat het nieuwe digitale publieke domein wordt overspoeld door nepnieuws en ‘alternatieve feiten’. Ook zien we dat mensen hun vertrouwen beginnen te verliezen in de objectiviteit van de professionals.
Professionaliteit als werkethos is dus blijkbaar niet voldoende om objectiviteit te garanderen in het digitale publieke domein. We moeten dus op zoek naar een hardere architectuur van feitelijkheid. Een structuur waarin feiten en hun bewijsstukken veel makkelijker achterhaalbaar zijn voor het publiek.
Denk bijvoorbeeld aan een journalistiek platform zoals de NOS. In de meeste artikelen op de website van de NOS worden bijvoorbeeld de woorden van deskundigen, politici of gewone mensen aangehaald zonder dat het bronmateriaal, de audiofiles van de interviews bijvoorbeeld, wordt meegeleverd. Er wordt van de lezer verwacht dat hij vertrouwt op de professionaliteit van de NOS-redactie (vaak staat er geen auteur bij het artikel) dat de quotes ook echt zijn gezegd.
Hetzelfde geld voor andere journalistieke bronnen, zoals foto- of videomateriaal van gebeurtenissen of officiële documenten die zijn verkregen door middel van de WOB. Ook deze worden gesampled en ge-quote zonder dat de lezer het bronmateriaal kan raadplegen op accuraatheid.
Kortom, wellicht is het tijd voor soort public stack, een digitale publieke infrastructuur waarin, via bijvoorbeeld persoonlijke datakluizen, journalistiek bronmateriaal beschikbaar kan worden gemaakt door de journalist.
De journalist kan de files en de metadata van de files, zoals geolocatie en timestaps, authentiseren – hij staat persoonlijk in voor hun authenticiteit en integriteit. Vervolgens kan hij hiernaartoe linken in zijn artikelen. Ook andere journalisten kunnen in hun artikelen hiernaartoe linken. Ook kan hij de files linken aan ander relevant bronmateriaal die bij andere journalisten in de datakluis staat.
Op deze manier krijg je een meer transparante chain of evidence. Vooral als deze wordt gekoppeld aan publieke datakluizen, zoals bibliotheken, archieven, kadasters, etc.
Voor zover wat eerste gedachten na het lezen van A Culture of Fact. We komen hier ongetwijfeld nog vaker op terug want Shapiro’s onderzoek raakt aan vele aspecten van ons denken.
Tot volgende week,
Veel liefs ❤️ Ed & Chris
mapa de transparancia.
publico.es voegt een transparantie overzicht toe aan digitale stukken.
(Wat het des te verwondelijker maakt dat die hier bi voorkeur nooit geciteerd worden)
‘ het geactiveerde woord’
Misschien het kenmerk van het digitale tijdperk is passiviteit.
Menszijn is op weg naar een technologisch tijdperk, dat manueel niet meer bezig is. -manuele activiteit is in zekere mate contemplatief of meditatief-
Het leven , het lichaam,verwordt tot een passieve ontvanger, of overvolle beker.
Daarin een terminologie plaatsen lijkt mij minder vertekenend dan de digitale oorsprong van ,evt,manipulatieve, communicatie te duiden.
Hoi Fons, als je bedoeld dat er, in tegenstelling tot manuele werk, in het online gebeuren een zekere onzorgvuldigheid heerst dan herken ik me daar wel in.
Ik ga naar publico.es kijken. Thanks voor de tip.