👋 Welkom tijdreiziger!
Je leest een editie van de Chrononauten. Een wekelijkse nieuwsbrief en community voor langetermijndenkers. Hier kun je onze vorige edities lezen en hieronder kun je je gratis inschrijven voor de nieuwsbrief.
Beste allemaal,
Vandaag schrijven we over de ruimte. Over hoe we die kunnen omarmen, wat voor vreemde dingen er allemaal uit voort kunnen komen, en hoe hierover te schrijven als nuchtere toekomstdenkers. Vandaag promoten we eerst schaamteloos het nieuwe boek van mede-stadsastronaut Marjolijn van Heemstra. Het boek heeft de mooie titel In lichtjaren heeft niemand haast. Het is voor Marjolijn een volgende stap in een ruimtereis waar wij, met ons bureau Studio Monnik, sinds een aantal jaar af en toe onderdeel van zijn.
In aansluiting hierop vliegen we vervolgens door naar een taboedoorbrekend verhaal dat de laatste jaren is komen bovendrijven in het Amerikaanse publieke debat. Wellicht hadden jullie hier al iets over opgevangen, maar de Amerikaanse overheid erkent sinds december 02017, na een artikel in de New York Times, het bestaan van ufo’s. Of, zoals de Amerikaanse overheid ze tegenwoordig noemt: unidentified aerial phenomena, afgekort UAP. Ze doen er serieus onderzoek naar.
Omdat de erkenning van ufo’s uiteraard niet hetzelfde is als de erkenning van buitenaardse wezens, maar slechts de erkenning is dat er af en toe iets rondvliegt waarvan men niet weet wat het is, sluiten we af met wat lees- en luistertips voor een fijn weekendje down the rabbit hole. Zodat jullie zelf kunnen speculeren over dit, laten we wel wezen, spannende en tot de verbeelding sprekende onderwerp.
In lichtjaren heeft niemand haast
Net als op dit moment, was het kabinet vier jaar geleden, in 02017, ook aan het formeren. Marjolijn en Christiaan schreven toen voor de NRC een opinieartikel waarin ze Rutte en co opriepen om tijdens de formatie verder te kijken dan de waan van de dag. Om tijdens het onderhandelen de aarde te aanschouwen als ruimtevaarders. Om politiek te bedrijven met de blik niet gericht op de dagelijkse stroom kijkcijfers, koerswisselingen en politieke peilingen, maar om deze korte cycli te overstijgen en na te denken over wat de wereld nodig heeft op de lange termijn. Omdat Rutte en co nu weer aan het formeren zijn, hier opnieuw een paar zinnen uit het artikel – je weet immers nooit wie er meeleest:
Waarde onderhandelaars, deze tijd vraagt om een weidse blik, een visie die reikt tot diep in de volgende eeuw. Om leiders met verbeelding die raad weten met de constante stroom veranderingen om ons heen. (…) De wereld verandert sneller dan ooit en we missen een betekenisgevend kader. (…) Hoe mooi zou het zijn als u deze zomer op een ochtend de stadhouderskamer uitstapt met een deltaplan 2.0. Een plan dat verder reikt dan een kabinetsperiode; een denkraam dat ons leidt naar de wereld waarin we onze achterkleinkinderen willen laten opgroeien. Mooi en ook zeer onwaarschijnlijk. Omdat dit het soort langetermijndenken vereist dat we nauwelijks nog gewend zijn. (…) Zelfs als we een visie weten te formuleren, is onze ruimte om deze aan de man te brengen steeds beperkter. Een tweet telt niet meer dan 140 karakters. Nauwelijks genoeg ruimte voor een simpel pastarecept. Laat staan voor een maatschappelijke toekomstvisie. (…) Wie durft er in zo’n klimaat uit de waan van de dag te stappen en met een verhaal te komen dat de werkelijkheid van de eeuwen beslaat?
Verder schreven Marjolijn en Christiaan in het artikel over een eenzame spar in Zweden die al 9563 jaar leeft en over de korte documentaire Overview, uit 02012, over het overzichtseffect. In de documentaire beschrijven een groep ruimtevaarders wat er met hen gebeurde op het moment dat ze onze planeet voor het eerst zagen zweven in de uitgestrekte duisternis. “Je ziet”, zegt één van hen in de documentaire, “in een oogopslag dat de hele planeet en alles wat daarop leeft in een enkel systeem beweegt. Het is een levend, ademend organisme waar we stuk voor stuk onderdeel van zijn.” Een organisme dat niet beweegt in dagen, weken of maanden maar in decennia, eeuwen en millennia. We moeten leren beleid te maken met die eenzame spar in ons achterhoofd (in de eerste Chrononauten editie hebben we het wat uitgebreider over het overzichtseffect).
Het waren niet echt pakkende argumenten die een carrière politicus overtuigen om het vanaf nu eens compleet anders aan te pakken. Rutte en co hebben er in ieder geval niet naar geluisterd. Vier jaar later en een stikstofcrisis, een Urgenda-uitspraak van de Hoge Raad, een toeslagenaffaire, een wereldwijde QAnon-massahysterie en een dodelijke pandemie verder en nog steeds kan Den Haag zich niet aan de eigen haren uit het moeras trekken. Nog steeds lijken ze niet verder te denken dan de laatste hijgerige krantenkop. In de politiek is elke dag Groundhog Day.
Voor ons en voor Marjolijn was het artikel gelukkig wel het begin van iets nieuws. Het bleek het startschot te zijn voor de Academie van Stadsastronauten, een project waarin we onderzochten hoe we aardebewoners kunnen laten nadenken als ruimtevaarders. We onderzochten hoe we het overzichtseffect de transcendentale ervaring die ruimtevaarders doet beseffen dat ze goed voor elkaar en voor de planeet moeten zorgen, konden opwekken in de dichtgeslibde stedelingen die we zijn. Met de Academie van Stadsastronauten maakten we in 02018 voor Motel Mozaïque een theatrale audiotour, waar deelnemers vanaf het dak van het Witte Huis, met een spectaculair uitzicht over de meest verlichte stad van Nederland, afdaalden naar een sferische, kosmische ervaring diep in het Ro Theater. Ook maakten we een Introductiecursus Stadsastronaut, waarin we samen met de deelnemers een reis maakten van uitzicht naar inzicht (hier kun je de audiotour terugluisteren).
Vanuit de Academie van Stadsastronauten begonnen wij, met Studio Monnik, het Nachtlab. Dit was een ontwerpend onderzoek naar De Donkere Stad, een toekomstscenario waarin lichtvervuiling tot het verleden behoort. De sterrenhemel is het meest indrukwekkende natuurlijke landschap dat we kennen. Een landschap dat we zijn verloren. Dat is niet alleen slecht voor de natuur, dat namelijk ontregeld raakt zonder natuurlijk duister, maar ook voor onszelf. Door lichtvervuiling verliezen we namelijk meer dan een nachtelijk ornament. We verliezen een herinnering dat er iets bestaat buiten onszelf, iets dat groter is dan wijzelf. Het Nachtlab was vooral een praktisch onderzoek. Het ging over licht-zonering, betere straatverlichting en nieuwe architectuurvormen. Door het uitzicht op de kosmos weer terug te brengen hopen we de astronaut in ons wakker te maken. (Lees dit artikel van Christiaan in De Groene Amsterdammer als je meer wilt weten over onze gedachtegang rondom het Nachtlab. En lees het prachtige The End of Night van Paul Bogard als je meer wilt weten over het nut van het nachtelijk duister en waarom we het moeten terugbrengen.)
Ondertussen ondernam Marjolijn haar eigen ruimtereis. Bij haar leidde de Academie voor Stadsastronauten tot onder andere het theaterstuk Stadsastronaut (weer te zien), een correspondentschap ruimtevaart bij De Correspondent, en nu dus het boek In lichtjaren heeft niemand haast. We zijn pas net begonnen met lezen, maar we zitten er al helemaal in. Het boek is een even noodzakelijk als poëtisch betoog voor vertraging, bewegingsvrijheid, ruimtelijkheid en tijdloosheid. En voor verbondenheid, want uiteindelijk moeten we het hier toch met elkaar doen, op deze eenzame rots in het grote niets. Het is een persoonlijke, intieme, maar totaal herkenbare zoektocht naar ruimte, en hoe de ruimte daarbuiten ons ruimte in onze levens kan geven. Ruimte in een bestaan met agenda’s, deadlines, hypes en geldstress. Ruimte in een wereld die zich continu aan je opdringt. In lichtjaren heeft niemand haast is niet alleen heel mooi, het is bevrijdend. Het is een pleidooi voor het lange nu.Nu al het belangrijkste boek van het jaar, zeggen wij, helemaal niet bevooroordeeld.
Ook voor Barack Obama, acht jaar op rij de man met de drukste agenda ter wereld, werkt het perspectief van de ruimtevaarder bevrijdend. In een recente podcast met Ezra Klein zegt Obama: ‘My entire politics is premised on the fact that we are these tiny organisms on this little speck floating in the middle of space. When we were going through tough political times, and I’d try to cheer my staff up, I’d tell them a statistic that John Holdren, my science adviser, told me, which was that there are more stars in the known universe than there are grains of sand on the planet Earth.’ Het is niet een gedachte die ons per se zou opvrolijken als we weer eens in de penarie zitten, maar bij zijn staf schijnt zo’n speech relativerend te hebben gewerkt.
En dat brengt ons bij ons volgende onderwerp, want het deel van het gesprek waar we deze quote uit opvisten, begon met de volgende vraag van Ezra Klein: ‘I heard you say the other day that you’d like to know what those U.F.O. objects are, too.’ Waarop Obama zegt: ‘Absolutely.’
Ufo’s
Toen we nadachten over een interessant onderwerp waarmee we deze ruimtereis verder konden verrijken, moesten we denken aan ufo’s. Niet alleen omdat ze hot and trending zijn in het Amerikaanse publieke debat, maar ook omdat het onderwerp ons misschien iets kan vertellen over ons al dan niet veranderende wereldbeeld. En wellicht zegt het iets over hoe onze cultuur omgaat met het niet-weten. Wij voelen onszelf wel thuis in een wereld die niet af is, waar de waarheid niet definitief is, en waar we onze meningen en zienswijzen aanpassen als we iets nieuws leren (zie ook bijvoorbeeld ook onze verkenning van het bewustzijn). Het idee dat de wereld groter, mysterieuzer en vreemder is dan we denken vinden wij een spannend en leuk uitgangspunt. Dat gezegd, liepen we al meteen tegen het volgende probleem aan: Hoe over ufo’s te schrijven zonder onszelf eeuwig belachelijk te maken, zonder dat we onze ontluikende reputatie als serieuze toekomstdenkers te grabbel gooien? We voelden een bepaalde schroom om het over het onderwerp te hebben. Wat gek was, want waarom zou je eigenlijk niet over ufo’s mogen schrijven? Of, wat wij voor ogen hadden, schrijven over hoe er over ufo’s geschreven wordt? Waar we tegenaan liepen, concludeerden we, was een cultureel taboe. Een geïnternaliseerd stigma dat ons, in onze hoogopgeleide filterbubbel, ervan probeerde te weerhouden om het over ufo’s te hebben.
In de Verenigde Staten hebben ze het sinds een aantal jaar wél weer over ufo’s, en niet alleen in fringe media. Op 16 december 02017 publiceerde de New York Times een artikel met de mysterieuze titel ‘Glowing Auras and “Black Money”: The Pentagon’s Mysterious U.F.O. Program’. Het artikel doet verslag van een onderzoeksprogramma binnen het Amerikaanse Ministerie van Defensie. Het programma heette het Advanced Aerospace Threat Identification Program (AATIP) en catalogiseerde en analyseerde waarnemingen van vreemde vliegende objecten die niemand kon thuisbrengen. Volgens de NY Times draaide het AATIP-programma tussen 02007 en 02012, waarna het werd stopgezet. Het programma was het geesteskind van toenmalig senator Harry Reid en was niet populair in het Pentagon. Men was bang dat het publiek het niet zou begrijpen.
Het verhaal gaat dat ene Luis Elizondo, een ervaren inlichtingenofficier en de man die op een gegeven moment werd aangewezen om het AATIP-programma te leiden, zijn werk voortzette ook toen het programma in 02012 eindigde. Hij deed dit naar eigen zeggen omdat hij door de overvloed aan bewijsmateriaal ervan overtuigd was geraakt dat de Amerikaanse inlichtingendiensten jarenlang iets over het hoofd hadden gezien. Ufo’s waren volgens hem een mogelijke dreiging voor de nationale veiligheid en moesten worden onderzocht. Voordat hij in 02017 gefrustreerd ontslag nam, omdat hij naar eigen zeggen gek werd van de weerstand die hij voelde vanuit het Pentagon, declassificeerde hij stiekem een aantal video’s van de US Navy met bewijsmateriaal. Die werden vervolgens gelekt naar de NY Times door Christopher Karl Mellon, een voormalige Deputy Assistant Secretary of Defense for Intelligence (sorry, maar dit was dus zijn titel) in de Clinton- en George W. Bush-regeringen, en iemand met wie Elizondo nu samenwerkte om dit ‘national security problem’ dan maar via de publieke weg te agenderen.
De video’s die zijn gelekt naar de NY Times laten objecten zien die veel sneller lijken te gaan dan onze hedendaagse technologie kan verklaren, ook maken ze ogenschijnlijk onmogelijke manoeuvres, en verdwijnen ze af en toe zomaar uit zicht om ergens anders weer tevoorschijn te ploppen.
In de jaren daarna spraken Mellon en Elizondo met iedereen die het maar wilde horen over de vreemde vliegende objecten die een mogelijke dreiging vormden voor de nationale veiligheid en die maar niet serieus werden genomen door het militaire establishment. Niet alleen met de NY Times, maar ook met 60 Minutes, alle kabelnieuwsnetwerken, het sensationele History Channel en zelfs met Joe Rogan, de populaire podcasthost. Het bleek een effectieve strategie. Afgelopen zomer kondigde David Norquist, de toenmalige plaatsvervangend minister van Defensie, het formele bestaan aan van de Unidentified Aerial Phenomena Task Force. Het is de officiële opvolger van het AATIP-programma. En afgelopen december ondertekende de Senaat de 2021 Intelligence Authorization Act, die bepaalt dat de regering honderdtachtig dagen heeft om alle gegevens rondom ufo’s te verzamelen van alle verschillende instanties, ze te analyseren en aan de Senaat aan te bieden. Het rapport wordt deze maand verwacht.
Na decennia van officiële ontkenning weet eigenlijk niemand waar de Task Force en de andere inlichtingendiensten straks mee aan komen zetten, maar het taboe lijkt te zijn doorbroken. In een recent interview met Fox News benadrukte John Ratcliffe, de voormalige directeur van de National Intelligence, dat de kwestie niet langer lichtvaardig moest worden opgevat. Ook John O. Brennan, de voormalige directeur van de CIA, zegt in deze podcast dat we het ufo-fenomeen serieus moeten nemen. Ook steeds meer (oud-)politici, zoals Harry Reid en Marco Rubio, geven toe dat de waarnemingen echt zijn en dat ze serieus moeten worden genomen. Zelfs Obama gaf onlangs nog in de Late Late Show with James Corden toe dat er vreemde dingen gaande zijn. Dingen die niet per se buitenaardse wezens betekenen – zegt iedereen er dan altijd expliciet bij. (Het kunnen ook de Chinezen zijn of de Russen, of zelfs de Amerikaanse overheid zelf, die misschien in het allerdiepste geheim een supersnelle blob hebben ontwikkeld.) Maar dingen die moeten worden uitgezocht.
Omdat niemand weet wat de Amerikaanse inlichtingendiensten straks publiek gaan maken, is eigenlijk de enige verschuiving waar we echt wat over kunnen zeggen het einde van een taboe. Het enige wat dus veranderd is, is de welwillendheid naar het onderwerp. Wat overigens nog steeds niet echt van harte gaat. Iedereen, van CIA-directeur John Brennon tot Ezra Klein, voelt zich geroepen om expliciet zijn agnostische verhouding met het onderwerp te benoemen. ‘Ik geloof niet in buitenaardse wezens, maar ik geloof ook niet-niet in buitenaardse wezens’, of iets in die trant, is een vaak voorkomende zin. Ook een variatie op de frase ‘ik ben niet atheïstisch, qua ufo’s, maar ik ben ook niet theïstisch. Ik ben agnostisch. Ik heb een open geest,’ komt vaak voor. Je merkt dat niemand zich een buil wil vallen als het allemaal met een enorme anticlimax afloopt – en na alle hype is de kans op een anticlimax best groot.
Deze houding is misschien deels te verklaren omdat het geloof in ufo’s voor sommigen bijna religieuze aspecten heeft aangenomen. Men gelooft in iets waar geen hard bewijs voor is, je hebt mensen die ‘ervaringen’ hebben gehad en er zijn pelgrimsplekken waar men samenkomt. Vaak zijn dit plekken waarvan men gelooft dat er ooit een ufo is neergestort, zoals in Roswell, New Mexico. Als mensen zo expliciet geloven in de aanwezigheid van buitenaardse wezens, en er zich om dit geloof allemaal rituelen en geloofsgemeenschappen vormen, dan is dat voor anderen weer een reden om zich er expliciet van te distantiëren. Zo heb je tegenover de gelovers, die in elke vlek een vliegende schotel zien, ook de zogenaamde debunkers, die in elke ufo een toevallig langs waaiende weerballon herkennen. Vooral in de Verenigde Staten is het onderwerp gepolariseerd.
Het taboe gold overigens alleen voor buitenaardse wezens die hier op aarde waren gespot. Buitenaardse wezens die nog lichtjaren verwijderd ergens diep in de kosmos vertoefden waren wel een legitiem onderwerp om over te praten en om wetenschappelijk onderzoek naar te doen. Zo startte NASA in 02000 het SETI-project. SETI staat voor search for extraterrestrial intelligence. Met SETI zoekt NASA naar radiosignalen die gemaakt kunnen zijn door een buitenaardse beschaving. Het plan is ooit bedacht door Carl Sagan, in de jaren zeventig. Ook is het geen taboe om boodschappen de ruimte in te sturen die bedoeld zijn voor eventuele buitenaardse lezers en luisteraars. Zo zijn aan boord van de Pioneer- en Voyager-ruimteschepen, waarvan sommige ooit het zonnestelsel gaan verlaten, een plaquette en een grammofoonplaat meegezonden met daarop gegevens over de aarde en de mensheid.
Niet iedereen vindt het overigens een goed idee om boodschappen de ruimte in te sturen. Naar aanleiding van het Breakthrough Listen Project, een groot wetenschappelijk project dat, net zoals SETI, zoekt naar buitenaards leven, zei de beroemde natuurkundige Stephen Hawking en een van de sponsors van het project: ‘As I grow older I am more convinced than ever that we are not alone. After a lifetime of wondering, I am helping to lead a new global effort to find out. (…) The Breakthrough Listen Project will scan the nearest million stars for signs of life, but I know just the place to start looking. One day we might receive a signal from a planet like Gliese 832c, but we should be wary of answering back.’ Hawking zegt dit in de film Stephen Hawking’s Favourite Places. Hij vergeleek een mogelijke ontmoeting met buitenaardse wezens met de ontmoeting die de oorspronkelijke bewoners van Amerika ooit hadden met Christoffel Columbus. Dat pakte toen niet zo goed uit voor de oorspronkelijke bewoners. Als buitenaardse wezens onze signalen kunnen oppikken, zijn ze misschien miljarden jaren geavanceerder dan wij, wat volgens hem ons een makkelijk doelwit zou maken voor een invasie, aangezien het bestaande trackrecord van ontmoetingen tussen culturen suggereert dat de technologisch minder geavanceerde partij over het algemeen het onderspit delft.
Het interessante voor ons is dat buitenaardse wezens een geaccepteerd gespreksonderwerp lijken te zijn, behalve als je praat over hun mogelijke aanwezigheid op aarde. Dan word je al snel weggezet als een wappie. Het doet ons denken aan de mythe van de onzichtbare schepen. Er schijnen verschillende varianten van de mythe rond te gaan, maar de versie die wij kennen gaat als volgt: Toen de Britse ontdekkingsreiziger James Cook in 1770 met de Endeavour arriveerde voor de kust van Australië werd het 33 meter lange schip volledig genegeerd door de lokale bevolking. Joseph Banks, de botanist aan boord, schijnt vol verbazing te hebben geschreven: ‘seemd to be totally engag’d in what they were about: the ship passd within a quarter of a mile of them and yet they scarce lifted their eyes from their employment. Not one was once observd to stop and look towards the ship; they pursued their way in all appearance entirely unmovd by the neighbourhood of so remarkable an object as a ship must necessarily be to people who have never seen one’.
Een mogelijke verklaring van het taboe op het praten en schrijven over buitenaardse wezens hier op aarde is dat het schuurt met de twee belangrijkste onderliggende filosofieën in de Westerse moderniteit, het Humanisme en het Materialisme. We hebben er hier eerder over geschreven.
Het Humanisme is een levensbeschouwing die de mens centraal stelt in ons denken en handelen. Het gaat uit van het goede van de mens en zoekt naar manieren waarop de mens een gelukkig en waardig leven kan leiden. Deze levensbeschouwing heeft in het Westen onder andere geleid tot democratische vooruitgang. Maar het Humanisme heeft ook geleid tot een sterk antropocentrisch wereldbeeld. Een wereldbeeld dat wellicht ook heeft geleid tot een mate van onverschilligheid naar de rest van het leven op aarde. De erkenning van buitenaards leven dat technologisch geavanceerder is dan wijzelf en ons observeert alsof wij aapjes zijn in een natuurpark – een natuurpark dat de aapjes aarde noemen – past wellicht ook niet zo goed in dit wereldbeeld. Luisteren naar buitenaardse signalen of mooie boodschappen de ruimte in sturen, zegt uiteraard meer over ons, over hoe goed en ruimdenkend wij zijn, en dat past uiteraard wel in het Humanistische wereldbeeld. Kortom, als het over ons gaat dan mag het, maar als het over ‘hen’ gaat, dan is dat taboe.
Deze stigma-dynamiek is goed te zien bij de debunkers, de mensen die koste wat kost ufo-waarnemingen ‘wetenschappelijk’ willen verklaren en op zoek gaan naar meer voor de hand liggende oorzaken. Wetenschappelijk betekent in hun ogen vooral niet-buitenaards. Vaak hebben deze debunkers overigens een punt. Er zijn weinig dingen zo vatbaar voor misinterpretatie als de menselijke waarneming. Wat ook niet meewerkt is dat het beeldmateriaal vaak onduidelijk en korrelig is. Tegelijkertijd lijkt het fanatisme van de debunkers bijna religieus van aard. Alsof hun mens- en wereldbeeld zou instorten als zou blijken dat we af en toe bezocht worden door buitenaards leven. Ook nu gevallen boven komen drijven waar radarbeelden, videobeelden en ooggetuigenverslagen elkaar lijken te versterken, willen de debunkers er absoluut niet aan. Dit anti-ufo-fanatisme is ook te vinden in de wetenschap. In 02012 werd bijvoorbeeld een docent aan de faculteit van luchtvaart- en ruimtevaarttechniek van de TU Delft ontslagen omdat hij dacht dat ufo’s konden bestaan. De gemoederen liepen hoog op, zie bijvoorbeeld dit opinieartikel in de Volkskrant van Dap Hartmann, astronoom aan de TU Delft, met de titelquote, ‘Ufo-gekkie kan geen wetenschapper zijn’.
Deze wetenschappelijke vijandigheid naar ufo’s heeft wellicht iets te maken met het Materialisme, de filosofie die zegt dat de werkelijkheid uiteindelijk is terug te leiden naar natuurkundige wetten, dit in tegenstelling tot idealisme of spiritualisme. Het Materialisme is voor veel wetenschappers de filosofische onderbouwing van hun vak. Ze onderscheiden zich hiermee, al dan niet bewust, van mensen die ‘geloven’. Door dat onderscheid te maken heeft het Materialisme, ironisch genoeg, ook de kenmerken van een religie aangenomen. Het is onderdeel geworden van hun identiteit. Waardoor het star is geworden, en je niet meer goed kan nadenken. Want op zich is het bestaan van buitenaardse wezens niet niet-natuurkundig. Hun eventuele aanwezigheid op aarde zou natuurlijk wel suggereren dat deze buitenaardse wezens op één of andere manier sneller kunnen reizen dan het licht (of dat ze, zoals de titel van Marjolijns boek suggereert, totaal geen haast hebben). Waardoor we onze natuurkundige theorieën ietwat moeten aanpassen. Wat op zich heel wetenschappelijk zou zijn; je hebt een hypothese, je vindt iets nieuws, je past je hypothese aan. Het doet een beetje pijn, wellicht, maar het is allemaal binnen de regels.
Het lijkt er dus op dat de vijandigheid vanuit de wetenschap – de legio gelovige, ruimdenkende of agnostische wetenschappers uitgezonderd uiteraard – meer te maken heeft met de persoonlijke positionering van sommige wetenschappers ten opzichte van mensen die ergens in geloven. Ufo-gelovers denken niet helder na dus zijn ufo’s onzin, wat natuurlijk ook geen heldere gevolgtrekking is. Ufo-gelovers kunnen in elke vliegende weerballon misschien een vliegende schotel zien, maar dat wil niet zeggen dat vliegende schotels niet bestaan. Sowieso is een negatief moeilijk te bewijzen; “Absence of evidence is not evidence of absence“. Je kan ufo’s onwaarschijnlijk achten maar je kan ze niet uitsluiten. Het Materialisme lijkt zich dus bij sommige wetenschappers te hebben vernauwd tot een sociale identiteit. Waardoor ze minder open staan voor onverwachte gebeurtenissen die niet passen in hun theorieën. De theorie is een wereldbeeld geworden, in plaats van een aanname die staat totdat het tegendeel bewezen is. Voor debunkers en wetenschappers die hun hele leven in zo’n wereldbeeld hebben geïnvesteerd, wellicht zelfs hun zelfbeeld eraan hebben opgehangen, staat er dus veel op het spel. Wat dat betreft lijkt een filosofie op een religie, als je het op een bepaalde manier eigen hebt gemaakt, hebt verweven met je identiteit, is het moeilijk loslaten.
Eén van de redenen die de Amerikaanse overheid opgeeft om ufo’s te onderzoeken is om het stigma op te heffen. Zodat piloten die iets zien, hiermee ergens kunnen aankloppen. Wat een goede zaak is, want niemand verdient het om voor gek te worden verklaard. Zie hier een artikel in de Volkskrant van vier waarnemers in Nederland die jarenlang rondliepen met hun ervaring zonder dat ze hier iets mee konden. Ook nu durfden ze niet met hun achternaam in het verhaal. Ongeacht of ze worden bestuurd door buitenaardse wezens, is het kunnen accepteren van objecten die je niet meteen kan plaatsen dus een goede zaak. Het geeft dwingt ons ons bewust te worden van onze onderliggende filosofische of religieuze aannames. Ze even tegen het licht te houden. Dus, open your mind, omarm de vrije ruimte, wees onderzoekend en zorg dat je je (religieuze, culturele en psychologische) aannames kan onderscheiden van je bewijsvoering. Het is niet iets wat velen onder ons makkelijk afgaat, inclusief wijzelf, maar als iedereen dit zou doen zou dat ongetwijfeld een boel ellende schelen in de wereld.
(Lees deze grappige column van Frank G. Bosman, die denkt dat juist onze ellendige aardse menselijkheid een reden is voor buitenaardse wezens om hier niet naar toe te komen, op misschien de ‘jonge meer avontuurlijke melkwegianen na’. “Want laten we even eerlijk naar elkaar kijken. En laten we ons even verplaatsen in de schoenen van hypergeavanceerde aliens met sneller-dan-licht-technologie, die mogelijk geïnteresseerd zouden kunnen zijn. Wat gaan die vinden hier?”)
Vrijdag, 4 juni, 02021
Bovenstaand stuk over UFO’s schreven we op donderdag. Toen we vrijdag wakker werden, en het stuk terugkwam van de editor, lazen we opeens dit artikel in de New York Times, getiteld; ‘US Finds No Evidence of Alien Technology in Flying Object, but Can’t Rule it Out, Either. In het artikel vertellen anonieme bronnen aan de NY Times dat het aankomende rapport, dat op 25 juni zal worden vrijgegeven, geen makkelijke verklaringen kan geven van de geobserveerde objecten. Van veel van deze objecten is het nog steeds niet duidelijk hoe ze zo snel kunnen bewegen, hoe ze zo snel van richting kunnen veranderen en hoe ze opeens vanuit de lucht de zee in kunnen duiken.
Het rapport zal wel concluderen dat de meeste ufo’s niet zijn veroorzaakt door geheime Amerikaanse wapensystemen, waarover veel mensen speculeerden. (De meeste, maar sommige dus wel?) Andere voor de hand liggende verklaringen, zoals mogelijk weerballons of andere onderzoekballonen, worden in veel gevallen door het rapport uitgesloten. Wat volgens de anonieme bronnen nog openstaat is of sommige ufo’s zijn gemaakt door de Chinesen of de Russen. Er is een wapenwedloop gaande rondom zogenaamde guided hypersonic missiles waarin Rusland vooralsnog het voortouw lijkt te nemen. Mochten de ufo’s, of sommige van de ufo’s, Russisch of Chinees zijn dan heeft Amerika, volgende de anonieme bronnen, wel een groot probleem. Dan hebben ze namelijk technologie in handen die generaties is verwijderd van de Westerse technologie.
Nu is nieuws over wapenwelopen altijd deprimerend maar wat ons, na het lezen van dit rapport, op zich wel een goed gevoel geeft is dat het een mysterie blijft. Niet omdat wij diep van binnen graag zouden willen dat dit de deur openhoudt naar bezoekend buitenaardse leven. Als mensheid hebben we nu wel genoeg op ons bord hebben, zou je zeggen. (Of de buitenaardse wezens moeten met kant-en-klare oplossingen komen voor klimaatverandering, krimpende biodiversiteit en een bijna pandemische onaardigheid naar elkaar toe, maar dat zou misschien toch ook weer net iets te makkelijk zijn.) Maar omdat de erkenning van het mysterie, van het niet-weten, ons op de lange termijn goed zou kunnen doen. We zouden, wat ons betreft, wel iets meer culturele bescheidenheid kunnen gebruiken.
Verder lezen, luisteren en kijken
We zijn ons ervan bewust dat onze tekst is verweven met links naar bronnen. Voor sommigen werkt dit goed, maar voor anderen is dit enorm afleidend. Voor degenen die tot hier zijn gekomen zonder in de verleiding te komen om overal op te klikken, hebben we hier de interessantste achtergrondverhalen even onder elkaar gezet. Voor een fijn weekendje beam-me-up-Scotty. 🛸
🎧 ‘A serious conversation about ufo’s’: Superinteressante podcast waarin Ezra Klein, toen nog werkzaam bij VOX, praat met Diana Walsh Pasulka, een professor religiestudies aan de University of North Carolina Wilmington. In 02019 publiceerde ze een boek getiteld American Cosmic: UFOs, Religion, Technnology. In het gesprek praat Diana niet alleen over hoe ze ufo’s is gaan beschouwen als een religie, maar ook hoe haar tocht door ufo-land haar verhouding tot het fenomeen veranderde. (Haar boek hebben we besteld, we zijn benieuwd.)
📖. ‘How the Pentagon Started Taking UFO’s Seriously’: Fantastische longread in The New Yorker waarin Gideon Lewis-Kraus niet alleen het fascinerende verhaal achter het New York Times-exposé van december 02017 uit de doeken doet, maar deze ook inbedt in een fascinerende naoorlogse geschiedenis van ufo-onderzoek binnen de Amerikaanse overheidsdiensten.
📺. ‘Navy Pilots Describe Encounters With UFO’s’: Voor degenen die het verhaal nog een keer willen horen maar dan in beeld, hier is een samenvatting van de 60 Minutes-aflevering met alle hoofdrolspelers.
📚 ‘UFOs. Generals, Pilots, and Government Officials Go On The Record’: Voor diegenen die zich echt willen onderdompelen in het onderwerp is er dit boek van onderzoeksjournalist Leslie Kean, die medeverantwoordelijk was voor de berichtgeving in de NY Times. (We hebben dit boek overigens niet gelezen maar het stond op de NY Times bestsellerlijst.)
🖖🏾
Live long and Prosper
Edwin en Christiaan