{preheader}
|
DE CHRONONAUTEN
Atlas van Het Lange Nu
|
Beste allemaal,
Twee weken geleden schreven we over de Metaverse en hoe deze in het verlengde ligt van een oeroud motief: de wens om de wereld waarin we geboren worden in te ruilen voor een wereld die we zelf hebben gemaakt. Na elke nieuwe informatierevolutie won deze ambitie aan kracht. We gingen hiermee natuurlijk voorbij aan alle urgente problemen die we als democratische samenleving nu al hebben met het World Wide Web. Problemen die we logischerwijze eerst moeten oplossen voordat we kunnen nadenken over een volgende versie van de digitale sfeer. In de deze nieuwsbrief schrijven we daarom over de culturele en commerciële verwildering van het huidige World Wide Web en hoe deze de digitale publieke sfeer ontwricht. Dit kan volgens ons anders, en de oplossing zou kunnen liggen in een ‘digitaal paspoort’.
Op dit moment richt de discussie over de teloorgang van het World Wide Web zich op het inperken van de macht van de monopolistische platformen. Wij denken dat dit niet de juiste denkrichting is, hoezeer we het er ook mee eens zijn dat deze macht ingeperkt moet worden. Het is symptoombestrijding. De oplossingsrichting moet liggen in het structureel emanciperen van de onlinegebruiker tot onlineburger. We moeten het World Wide Web om de burger heen bouwen, waardoor Big Tech automatisch ingeperkt zal worden; een World Wide Web dat geschikt is voor een digitale samenleving. Wij denken dat een digitaal paspoort deze verheffing van onlinegebruiker naar onlineburger kan bewerkstelligen. Het digitale paspoort is een scenario waar we al een tijdje over nadenken bij het bouwen van de toekomstwereld van Alles Komt Goed, ons aankomende boek. Bij dezen dus een speculatief voorstel voor een radicale herstructurering van het World Wide Web en hoe dit zou kunnen functioneren als een gezonde publieke sfeer. Het voorstel is ‘radicaal’, omdat het tegen wat heilige huisjes aanschopt, zoals online anonimiteit. En het is een long read, verdeeld over twee nieuwsbrieven. Deze week schrijven we over het World Wide Web als publieke sfeer, en over de voorwaarden waaraan de publieke sfeer moet voldoen. Volgende week schrijven we over het digitale paspoort, en hoe dit het World Wide Web kan hervormen tot publieke sfeer.
|
Het Digitale Paspoort, deel I
|
Een nieuwe publieke sfeer
🌐
|
Dit jaar bestaat het World Wide Web dertig jaar. In 01991 publiceerde Tim Berners-Lee een browser genaamd WorldWideWeb. Hiermee konden gebruikers niet alleen door websites browsen, maar deze ook publiceren en aan elkaar verbinden via hyperlinks. Een nieuwe maatschappelijke ruimte was geboren. In de dertig jaar die hierop volgde groeide deze nieuwe elektronische ruimte uit tot de grootste en belangrijkste publieke infrastructuur die de mensheid ooit heeft gekend. Een ruimte waar iedereen relatief moeiteloos zijn mening kan ventileren, waar mondiale sociale bewegingen worden geformeerd, gemobiliseerd en weer uiteenvallen. Een ruimte dus van wezenlijk belang voor iedere zichzelf serieus nemende democratische gemeenschap. Dit was ook de belofte van het World Wide Web: dat het een plek zou zijn waar iedereen elkaar kon ontmoeten en waar iedereen toegang had tot alle kennis die de mensheid rijk is, intuïtief geordend via hyperlinks en waar iedereen bovendien moeiteloos informatie aan kon toevoegen. Een universele, gelijkwaardige ruimte voor ontmoeting, kennis en – wie weet, zelfs democratische besluitvorming. De Berlijnse Muur was gevallen en het World Wide Web bracht de wereld samen. In de jaren negentig was de toekomst vol beloften. De toekomst zou democratisch, liberaal, gelijkwaardig en geëmancipeerd zijn. Helaas heeft het (vooralsnog) net wat anders uitgepakt. Hoewel het World Wide Web nog steeds een ruimte is voor kennis en verbinding, wordt de droom tegelijkertijd actief binnenstebuiten gekeerd door allerlei kapitalistische en ondemocratische krachten. Voor gevestigde democratieën is het probleem van het World Wide Web, volgens ons, tweeledig:
1️⃣ De infrastructuur voor vertrouwen en consensusbuilding van het World Wide Web als publieke sfeer wordt gefragmenteerd, gemanipuleerd en uitgebuit door o.a. de feed– en friend-algoritmes van commerciële monopolies en hun inlogpaspoorten. Ze geven de onlinewereld gestalte op een manier die past bij hun bottom line, in plaats van een manier die verenigbaar is met gezonde democratische mores.
2️⃣ De oorspronkelijke frontier culture, de vrijheidminnende en creatieve pionierscultuur van het World Wide Web uit de jaren negentig, is mede daarom deels veranderd in een zogenaamde bergcultuur; een tegencultuur waarin mensen zich terugtrekken en afkeren van ‘de norm’, aangemoedigd door het ongemak van een snel veranderende samenleving. Deze culturele en commerciële verwildering zijn twee aspecten van hetzelfde probleem: een gebrek aan erkenning vanuit de samenleving dat het World Wide Web is uitgegroeid tot de belangrijkste publieke sfeer die we kennen en dus als zodanig moet worden vormgegeven en gereguleerd. Niet alleen juridisch, maar ook technologisch. Zoals je bijvoorbeeld ook een stadsplein juridisch (verkeersregels, etc.) en technologisch (stoepen, etc.) veilig maakt. De publieke infrastructuur van het World Wide Web moet dus opnieuw worden ontworpen, want zonder een gezonde publieke sfeer kan de democratie niet goed functioneren. Een publieke sfeer wordt ook wel een openbaarheid genoemd. Het is de plek waar een gemeenschap wordt gemaakt en gesterkt. Een gezonde publieke sfeer is een (1) veilig, (2) transparant en (3) voor iedereen toegankelijk domein waar (4) op een rationele manier (5) openbare meningen gevormd en bediscussieerd kunnen worden door (6) herkenbare leden van de gemeenschap. Denk aan kranten, tijdschriften, talkshows, je Facebook-feed en aan een blog zoals de Chrononauten. De publieke sfeer is dus een ruimte waar mensen hun gemeenschapsgevoel beleven en vormgeven, waar behoren, onderling vertrouwen en consensus worden geproduceerd waardoor alle leden van de gemeenschap niet alleen hun rechten maar ook hun plichten erkennen. Zonder gezonde publieke sfeer is een democratische gemeenschap dus onmogelijk. En op dit moment voldoet het World Wide Web niet aan alle bovengenoemde punten van een gezonde publieke sfeer.
|
|
Een vaak genoemd voorbeeld van hoe het mis kan gaan in een publieke sfeer die wordt gecontroleerd door een platform is de genocide op de Rohingya, in Myanmar. Deze vond plaats nadat Facebook – dat in Myanmar synoniem staat voor het World Wide Web, zo dominant is het – werd overspoeld door nepnieuws en clickbait. In het beeld hierboven zie je hoe bevolkingsgroepen tegen elkaar op werden gezet via berichten die zich viraal verspreidde via Facebook Messenger (Bron: Techcrunch). Lees op MIT Technology Review hoe Facebook zelfs de makers van deze valse informatie geld betaalde.
|
Fragmentatie, Manipulatie en Uitbuiting
🔀
|
De eerste tien jaar was het World Wide Web vooral een plek waar academici, kunstenaars en coders enthousiast van werden. Als je niet op zoek was naar kunst, kennis of de persoonlijke vakantiekiekjes van vrienden, dan viel er eigenlijk weinig te beleven, op het downloaden van illegale muziekbestanden na. Computerchips waren nog te traag voor videostreaming en het internet – de fysieke infrastructuur waarop het World Wide Web draait – ging nog via je vaste telefoonverbinding. Je moest elke keer weer opnieuw inbellen. Voor de meeste mensen was het World Wide Web maar een saaie bedoening. Er waren betere dingen te doen als je je verveelde. Ook het verdienmodel voor toegankelijke vormen van entertainment moest nog worden uitgevonden. Het World Wide Web was nog niet de marktplaats die het nu is.
|
Het begon zo onschuldig. Hier een greep uit de zelfgemaakte websites op Geocities, een razend populaire webhosting service waar mensen in de jaren negentig gratis zelf hun websites op konden maken.
|
Dit veranderde met de komst van sociale media en de smartphone, het zogenaamde Web 2.0. Sociale media maakten het opeens supergemakkelijk voor gebruikers om in contact met elkaar te komen en om individueel of collaboratief content te publiceren. Denk aan Myspace, Tumbler, Facebook, YouTube en andere websites die vanaf ongeveer 02001 opkwamen. Het bleek dus dat de meeste mensen niet zozeer geïnteresseerd waren in kennis en kunst, maar vooral in het wel en wee van anderen. En met de komst van de smartphone in 02007 kon dit wel en wee opeens moeiteloos worden gevolgd, vastgelegd en gepubliceerd. Het was een gouden combinatie. Socialemediawebsites werden razend populair. Zo populair zelfs dat ze binnen een paar jaar de wereldwijde advertentiemarkt in handen hadden. Ze konden immers tegen hun klanten – de adverteerders – zeggen dat ze wisten waar hun doelgroep zich bevond, wat hun doelgroep op dat moment bezighield en dat ze controle hadden over wat hun doelgroep dagelijks te zien kreeg. Dat veranderde meteen de rol van de gebruiker. Op sociale media is de gebruiker namelijk niet de klant, maar het product. In plaats van het verheffen van de onlinegebruiker tot een onlineburger, verlagen sociale media de onlinegebruiker tot klikvee. Dit had meteen een aantal nare consequenties voor de publieke sfeer. Als het product dat je verkoopt een onlinegebruiker is, wil je die gebruiker natuurlijk zo lang mogelijk op je platform houden. Daarom zijn de algoritmes op het platform gericht op het vasthouden van je aandacht. Ze willen dat je continu met de content engageert. Dat je deelt, liket en commentaar geeft. Alles om je zo lang mogelijk op het platform te houden. Daarom bieden de feed-algoritmes je steeds sensationelere en schokkendere content aan. Vooral verontwaardiging bleek een makkelijke emotie om gebruikers op het platform te houden. En omdat gedegen waarheidsvinding nogal saai en langdradig is, leren de algoritmes voorrang te geven aan emotionele clickbait, zoals schreeuwerig nepnieuws, smeuïge complottheorieën, opruiende content en emotioneel incontinente haatpraat. En dat schoffelt het rationele karakter van de publieke sfeer onderuit en is een open deur voor ondemocratische actoren om de publieke sfeer te ondermijnen. Niet alleen de feed-algoritmes verstoren je beeld van de werkelijkheid, ook de vriend-suggestie-algoritmes doen dit. Ze stellen je hoofdzakelijk voor aan gelijkgestemden en geven je het idee dat de meeste mensen jouw ideeën en waarden delen. Zo zak je langzaam weg in je eigen filterbubbel, in je eigen, steeds kleiner wordende waarheid. Groot kan dan het ongeloof zijn als je erachter komt dat de meeste mensen in de samenleving op een andere politieke partij stemmen dan jij. Denken dat jouw onlinenetwerk een doorsnede van de samenleving vertegenwoordigt, is een veel voorkomende vergissing. Online netwerken verdiepen dus de fragmentatie van de publieke sfeer, doen haar transparante karakter teniet en maken het formuleren van maatschappelijke consensus moeilijker, zo niet onmogelijk. Consensus en compromis werken namelijk alleen als je erkent dat de samenleving divers is. En dat hoe zeer je het ook met elkaar oneens bent, je het toch met elkaar moet rooien. Filterbubbels voorkomen dat je wordt geconfronteerd met de argumenten en het wereldbeeld van andersdenkenden, waardoor de gemeenschap uit elkaar drijft. Omdat het verdienmodel van sociale media reclame is, willen ze zoveel mogelijk van je weten, je bent immers hun product. Hoe meer ze van je weten, hoe beter ze je kunnen verkopen aan adverteerders die denken dat jij tot hun doelgroep behoort. Om die reden is jouw data goud waard. Een waarde die nog groter is geworden door de komst van Machine Learning, de AI-technologie die traint op massieve datasets. Om die redenen bieden bijvoorbeeld Facebook en Google je aan om je via hun account aan te melden op andere websites. Jij hoeft op deze manier niet na te denken over nog een wachtwoord en zij krijgen op hun beurt nog meer over je te weten. Oh ja, en de andere website krijgt natuurlijk toegang tot jouw Facebook- en Google-gegevens. Omdat je data tegen je gebruikt kunnen worden – en ga er maar van uit dat dit gebeurt – maakt dit de publieke sfeer intrinsiek onveilig. (Nog los van de bonanza aan criminele hacks en scams die nu schering en inslag zijn.) Tegelijkertijd zijn socialemediaplatformen walled gardens, gesloten ecosystemen waar alle functies worden gecontroleerd door een commerciële speler die de gebruiker zo lang mogelijk in zijn ecosysteem wil houden. Zo is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om je data, je netwerk en je gebruiksgeschiedenis van bijvoorbeeld Facebook af te halen en naar LinkedIn te verplaatsen. Ook is het onmogelijk om jouw post op LinkedIn ook op iemands feed in Facebook te krijgen. Er is geen interoperability, zo noemen ze dit. Wat pas gek is als je je bedenkt wat er zou gebeuren als je met je T-Mobile-abonnement niet naar mensen met een KPN-abonnement zou kunnen bellen of sms’en. Dit gebrek aan interoperability en data-transferability versterkt weer het lock-in effect. Dat betekent dat je niet makkelijk naar een ander platform kan overstappen zonder substantiële overstapkosten, zoals het verlies van je netwerk. En dat consolideert weer de versplintering van het World Wide Web in monopolistische platformen. In plaats van een transparante en toegankelijke publieke sfeer die draait op open standaarden, hebben we nu dus een archipel aan onveilige, ondoorzichtige en ommuurde private monopolies.
|
Eerder deze maand werd ‘QAnon Shaman’ Jacob Chansley veroordeeld tot 41 maanden cel om zijn rol in de bestorming van het Amerikaanse Capitool op 6 januari 02021. Chansley’s ‘barbaric by design’-voorkomen ging viraal. Chansley, die een geschiedenis heeft van mentale kwetsbaarheid, had eerder al spijt betuigd. Hij geloofde in de leugens van president Trump en QAnon en wilde, net zoals zijn grote voorbeelden Jezus en Gandhi, het goede voorbeeld geven.
|
In de jaren negentig was de onlinecultuur een frontier culture, een plek waar mensen bouwden aan een nieuwe wereld. Vol pioniers die grenzen verlegden en genoten van de creatieve en intellectuele vrijheden die deze grotendeels ongestructureerde wereld hen gaf. Hier werd gebouwd aan een Nieuw Jeruzalem. Het was ongetwijfeld een fantastische, spannende en vormende tijd, vol wonderen en beloften. Een tijd van coders, kunstenaars en cyberpunks. Maar het is ook een tijd die achter ons ligt. De vrijheid die paste bij deze pioniersmentaliteit werkt nu tegen ons. De vrijheid die nodig was om te creëren, wordt nu gebruikt voor afbraak. De vrije ruimte die hoorde bij het ontdekkingsreizen is dezelfde plek waar nu hele volksstammen in verdwalen. Mede door de bovenbeschreven malpraktijken van dominante platformen is de pionierscultuur veranderd in een zogenaamde bergcultuur. Bergen zijn van oorsprong plekken waar buitenstaanders, onaangepasten, verworpenen, vrijbuiters, vagebonden en criminelen naartoe vluchten (of naartoe werden verbannen) om ‘de repressieve norm’ van de beschaving in de vruchtbare vallei te ontsnappen. Bergculturen worden niet geregeerd door een ‘opbouw-mentaliteit’, zoals pioniersculturen, maar door een gemeenschappelijk wantrouwen tegen de beschaving in het dal. Het zijn tegenculturen. En ze zijn, zoals James C. Scott het in zijn boek The Art of Not Being Governed mooi verwoordt, ‘barbaric by design’ – de sociale organisatie en de cultuur is zo vormgegeven dat annexatie door de staat wordt ontmoedigd. En zoals we op 6 januari van dit jaar zagen, tijdens de bestorming van het Amerikaanse Capitool, komen de verwilderde stammen soms naar beneden om hun gram te halen.
|
In sommige gevallen is er niets mis met het internet als bergcultuur. Bijvoorbeeld als het dal wordt geregeerd door een autoritair regime of een doorgedraaide farao. Maar in West-Europa leven we niet in een repressief regime. En in een democratische rechtstaat is een bergcultuur wel problematisch. Ten eerste is het World Wide Web geen natuurlijke berg, waar je autonoom en zelfvoorzienend kunt leven. Als incel, Proud Boy, Kekistani of QAnon-complotmarmot ben je immers nog steeds aangewezen op publieke voorzieningen zoals onderwijs, elektriciteit, schoon water en het internet. De mensen in de virtuele bergculturen van nu toeven dus emotioneel en intellectueel in een soort virtuele vrijstaat, maar de rest van hun lijf is nog afhankelijk van diezelfde democratische rechtstaat die ze actief lijken te willen ontmantelen. Of misschien veranderen, want zijn de bergculturen van nu niet eigenlijk op zoek naar een beter functionerende democratie, waar ook hun stem wordt gehoord? Wat de hedendaagse onlinebergculturen met elkaar gemeen hebben, is een diep wantrouwen jegens de democratische samenleving, die volgens hen niet democratisch genoeg is. Ze hebben het over een ‘mondiale elite’ die over de belangen van de gewone man heen stapt. Of ‘de hoogopgeleide experts’ die in hun getheoretiseer aan de praktische en alledaagse wijsheid van de gewone man voorbijgaan. Kortom, ze herkennen zich niet in het culturele debat en voelen zich niet meer veilig en geborgen in de democratische publieke sfeer. Ze voelen zich gemarginaliseerd. Waardoor ze vervolgens de publieke sfeer actief proberen te ondermijnen. Want als zij er niet bij mogen horen, wat is de huidige democratie dan nog waard? Dit ondermijnen doen ze door beschaafde normen en algemeen aanvaarde etiquette expliciet overboord te gooien. Provocatie is het wapen tegen assimilatie door ‘het beschaafde dal’. Ze laten zien dat ze geen makke schapen zijn. Ze zijn niet zoals de rest van het klootjesvolk dat zich in de luren laat leggen door een geheimzinnige elite, aangevoerd door rijke Davos-gangers zoals George Soros en Bill Gates. Door ‘barbaric by design’ te zijn benadrukken de verwilderde onlinestammen vooral hun eigen democratische vrijheden. Ze mogen dan weinig invloed hebben op de schijndemocratie, ze hebben in ieder geval nog het vrije woord, dat ze vervolgens heilig verklaren. Op een manier benadrukken de verwilderde bergstammen dus eigenlijk continu hun democratische rechten. Ze ondermijnen die democratie omdat ze erbij willen horen.
|
|
Het sentiment van maatschappelijke marginalisering en de daaruit voortkomende strategie van provocatie heeft, zoals we nu allemaal weten, ook de politiek bereikt. Afgelopen week pleitte Alexandria Ocasio-Cortez bijvoorbeeld voor meer fatsoen in het Amerikaanse House of Representatives, nadat de Republikeinse afgevaardigde Gosar een animatie had gemaakt waarin Ocasio-Cortez werd vermoord. Of lees hier over hoe de Nederlandse FVD-volksvertegenwoordiger Pepijn van Houwelingen vorige week een collega van D66 uitmaakte voor ‘globalist’ en vervolgens zei: ‘Uw tijd komt nog wel, er komen tribunalen’.
|
De publieke sfeer wordt dus actief ondermijnd door ogenschijnlijk niet-democratisch gedrag van mensen die zich niet meer herkennen in het huidige democratische discours. Maar ze zijn, in ieder geval in eerste instantie, vaak niet tegen de democratie an sich. Integendeel, ze vinden alleen dat deze onvolkomen werkt. En waarom zouden zij zich democratisch gedragen als er mensen zijn met veel meer toegang en privilege, wier stemmen en belangen veel meer gewicht in de schaal leggen? Ze voelen zich buitengesloten – van de politieke macht, van de financiële macht, van de culturele macht en/of van hun eigen seksuele macht. Ze ervaren dat hun onrecht wordt aangedaan. Dat ze door de samenleving de bergen in worden gejaagd. Of deze gevoelens terecht of onterecht zijn, doet er eigenlijk niet zozeer toe. Het zijn leden van onze democratische gemeenschap en als zij zich structureel buitengesloten voelen moeten we luisteren. Onze democratie staat op het spel.
|
De populaire beurs-app Robinhood, vernoemd naar de verstoten held die steelt van de rijken en geeft aan de armen, speelt opportunistisch in op een breed gedragen sentiment: een groeiend wantrouwen ten opzichte van de gevestigde elites en instituties. Met de beursapp wordt de handel in effecten, lange tijd voorbehouden aan ingewijden, toegankelijk voor de gewone mens. Wat veel populistisch-activistische beurshandel oplevert.
|
Democratie is een cultuur
✊
|
Het World Wide Web heeft sinds de jaren negentig aan heel veel mensen het burgerlijke recht van vrije meningsuiting gegeven. Voor het World Wide Web konden alleen politici, experts en beroemdheden hun mening verkondigen. Want alleen zij hadden toegang tot de kranten, talkshows, tijdschriften en cultuurhuizen die het publieke debat bepaalden. Nu kan iedereen dat. Wat dat betreft heeft het World Wide Web de wereld dus democratischer gemaakt. En niet alleen omdat het mensen zonder stem een stem heeft gegeven. Ook omdat het de vele verschuivende maatschappelijke breuklijnen – tussen man en vrouw, tussen wit en gekleurd, tussen hoog- en laagopgeleid, tussen stad en ommelanden en tussen rijk en arm – opeens voor iedereen zichtbaar heeft gemaakt. Ongelijkwaardigheid is opeens open en bloot voor Jan en alleman te aanschouwen. Het is daarom ook logisch dat mensen hier sterke gevoelens over hebben. Maar tegenover het burgerlijke recht op vrije meningsuiting staat de burgerlijke plicht om te luisteren naar en te reageren op de argumenten van anderen. Democratie is, naast een wirwar van wetten, een cultuur. Het is een attitude naar macht als zijnde transparant, dichtbij en toegankelijk. Het is geworteld in een wijdverbreide overtuiging dat de overheid en de politiek er voor jou zijn, en niet andersom. Dit besef is ook duidelijk te zien bij de provocatieve cyberbarbaren. Maar onderdeel van de democratische cultuur is ook het besef dat jouw rechten worden beperkt door de rechten van anderen. Dat het recht van jouw boze gebalde vuist ophoudt bij de neus van een ander. Dat jouw recht tot spreken ook de plicht inhoudt om naar anderen te luisteren. Je moet een verantwoordelijkheid voelen om er samen uit te komen. Er moet een bereidheid zijn tot compromis. Deze cultuur is ooit voortgekomen uit een brede, diverse en goed opgeleide burgerlijke elite die er gezamenlijk uit moest zien te komen. Nu moet deze cultuur opnieuw worden vormgegeven – alleen nu met een veel grotere en meer diverse groep mensen. Als we dat niet doen, kan dat leiden tot een neerwaartse spiraal van chaos en verdeling. Wat weer de deur opent voor autocraten, kleptocraten en andere machtswellustelingen die wel raad weten met onderling wantrouwen. Opportunisten voor wie de klassieke verdeel-en-heerstactieken geen geheimen hebben. Want dat is de paradox: de topprovocateurs die de verwilderde onlinestammen kiezen om hun democratische positie in ere te herstellen, hebben vaak geen enkele belangstelling om de macht te delen als ze deze eenmaal hebben vergaard. Deze vreemde tegenstrijdigheid komt wellicht door de onmogelijkheid om online een onderscheid te maken tussen ‘waar’ en onwaar’, waardoor het vertrouwen misplaatst wordt. De onlineburger moet dus in staat worden gesteld om ‘waar’ van ‘onwaar’ te onderscheiden zodat het vertrouwen terugkeert in de publieke sfeer en compromis en consensus weer eerbare opties worden.
|
Een infrastructuur van vertrouwen
🤝
|
De huidige discussie over het World Wide Web als publieke sfeer richt zich vooral op de macht van Big Tech. Deze (begrijpelijke) focus maakt het debat echter onnodig verwarrend. Zo wordt bijvoorbeeld vaak gezegd dat sociale media meer moeten doen om nepnieuws en haatpraat van hun platform te verwijderen. Dat deze platformen eigenlijk moeten worden gezien als uitgevers, zodat ze juridisch verantwoordelijk zijn voor de content op hun platform. Maar diezelfde stemmen roepen ook dat deze platformen niet het recht hebben om bijvoorbeeld Trump als gebruiker te verwijderen, wat Twitter deed, of om zomaar Zwarte Piet in de ban te doen, zoals Facebook. Ook dat geeft ze namelijk te veel macht. Dit brengt platformen in een onmogelijke positie. Een platform als Twitter of Facebook kan namelijk niet en verantwoordelijk zijn voor de inhoud en niet het recht hebben om content of gebruikers te verwijderen of te weigeren. Het is het één of het ander. Wij denken dan ook dat de discussie over het inperken van Big Tech niet de juiste oplossing gaat opleveren. Gemakzuchtig roepen dat Big Tech moet worden opgebroken is misschien politiek opportuun, maar het gaat voorbij aan wat we willen bereiken: een gezonde publieke sfeer. Het is symptoombestrijding. Het grootste probleem is misschien niet zozeer de macht van Big Tech, hoe problematisch die ook is. Het grootste probleem is eerder dat het World Wide Web niet goed werkt als een gezonde publieke sfeer. Want pas als je dat erkent ga je praten over hoe een gezonde online publieke sfeer zou kunnen werken. En dat opent weer de verbeelding vanwaaruit een vernieuwd en democratisch World Wide Web kan ontstaan. De oplossing ligt wat ons betreft dan ook in de emancipatie van de onlinegebruiker tot onlineburger, wat vervolgens automatisch leidt tot de inperking van Big Tech (en niet andersom). Maar hoe verhef je een onlinegebruiker tot een onlineburger, op zo’n manier dat de publieke sfeer om hem/haar/hun draait, in plaats van om de commerciële belangen van Big Tech? Om deze vraag te beantwoorden moeten we weer even de criteria van een gezonde publieke sfeer erbij pakken. Een gezonde publieke sfeer is namelijk een (1) veilig, (2) transparant en (3) voor iedereen toegankelijk domein waar (4) op een rationele manier (5) openbare meningen gevormd en bediscussieerd kunnen worden door (6) herkenbare leden van de gemeenschap. Als je deze criteria op het World Wide Web toepast, wordt meteen duidelijk dat het meest controversiële punt het laatste is: herkenbaarheid. Lange tijd is het World Wide Web de plek geweest waar je anoniem – dus zonder angst voor vervolging – je gang kon gaan. Dit punt wordt nog regelmatig benadrukt door de pioniers van het eerste uur. Mensen die het World Wide Web zien als universele vrijplaats waar de staat je niet kan vinden. Een anarchistische ruimte waar vrije meningsuiting en vrije kennisoverdracht geborgd worden in anonimiteit. Dit sentiment, hoe begrijpelijk ook, is echter ook een intrinsieke motie van wantrouwen in het democratische bestel. Want waarom zou je anoniem willen zijn in de geborgenheid van je eigen gemeenschap? Wat dat betreft is wantrouwen in de democratische samenleving vanaf het begin al onderdeel geweest van het World Wide Web. Dat is problematisch, want als we de democratie niet vertrouwen is deze al bij voorbaat ten dode opgeschreven. Willen we van het World Wide Web een gezonde publieke sfeer maken, dan moeten we eerst onszelf leren vertrouwen. We moeten onszelf durven laten kennen als leden van een gemeenschap. Want alleen als alle stemmen kenbaar zijn, is de publieke sfeer transparant en democratisch. Alleen dan kan onlinegebruikerschap zich verheffen tot onlineburgerschap. Burgerschap betekent dat je ter verantwoording kan worden geroepen voor je gedrag in de publieke sfeer, maar ook dat je er te allen tijde je rechten kan laten gelden. Het één kan niet zonder het ander, en dat is de denkfout achter anonimiteit. Anonimiteit betekent eigenlijk het recht op meningsuiting zonder de plicht om goed te luisteren. Dat gezegd moeten we onze anonimiteit niet zomaar opgeven. We moeten onszelf alleen kenbaar maken als we er een veilige, transparante en toegankelijke publieke sfeer voor terugkrijgen waar een rationeel maatschappelijk debat kan worden gevoerd. We moeten dus een systeem bedenken dat beide kanten tegelijkertijd waarborgt. Een infrastructuur van vertrouwen.
|
Volgende week:
Het Digitale Paspoort, deel II
|
Volgende week beschrijven we hoe zo’n infrastructuur van vertrouwen kan werken. Hoe een digitaal paspoort van het World Wide Web een veilige, transparante, rationele en toegankelijke publieke sfeer kan maken waarin herkenbare leden van de democratische gemeenschap met elkaar in gesprek kunnen. We beschrijven hoe we een Digitale Meent kunnen ontwikkelen die niet alleen onze digitale identiteit bewaakt, maar ook het eigendom van onze data en digital twin in onze handen legt. En wat er kan gebeuren als we zo’n digitaal paspoort op Europees niveau adopteren als gouden inlogstandaard en hoe dit een volwassen digitale publieke sfeer mogelijk kan maken. Een publieke sfeer waarmee je altijd inlogt met je eigen digitale paspoort, waar de data die je online genereert altijd van jou blijft, waar jouw digitale paspoort interoperability en data-transferability kan afdwingen en waar je bovendien contracten en journalistieke bronnen kan verifiëren en authentiseren. Dat maakt vervolgens een hogere journalistieke standaard mogelijk en verkleint de impact van nepnieuws. In ruil voor deze democratie-reddende features moet je alleen je online anonimiteit opgeven (overigens niet je pseudonimiteit), zodat je je rol als herkenbaar lid van de democratische samenleving kan vervullen, met alle rechten en plichten die daarbij horen.
Als altijd horen we jullie gedachtes graag. Tot volgende week en voor nu een fijn weekend gewenst. Veel groeten, Christiaan Fruneaux & Edwin Gardner
|
|