🎧 Hoor het Levenslange Leerlandschap van 02070
Speculatief luisterverhaal en toekomstscenario
Deze week gaan we de speculatieve diepte in, met een kort luisterverhaal 🎧 en met een geschiedenisles uit de niet zo nabije toekomst.
We gaan dus op tijdreis. Stapsgewijs doen we de jaren 02032, 02042, 02052 en 02070 aan, waar we door middel van een nieuw luisterverhaal wederom Brechtje Bouali ontmoeten. De tijdreis bouwt namelijk voort op een scenario dat we hier eerder hebben gepost.Â
Afgelopen najaar deelden we een toekomstvisie die we samen met stedenbouwkundigbureau Karres en Brands en econoom Charan van Krevel maakten voor Kennisregio aan Zee. De visie had de naam: ‘Hollandse Meesters 2070. Een Levenslang Leerlandschap’.
Het project verkende de stedenbouwkundige en sociaaleconomische vraagstukken van een samenleving waarin welvaart, kennisopbouw en vertrouwen breder worden gedragen. Een wereld waarin welzijn vooropstaat en waarin groei niet ten koste gaat van de planeet.Â
Deze toekomstvisie werd belichaamd door Brechtje Bouali (geboren in 02023), een meester in stedenbouw die zich in 02070 een weg baant door een veranderd leer- en werklandschap.Â
Deze week delen we twee toevoegingen op dit scenario.Â
Allereerst een luisterverhaal met daarin een anekdote uit het leven van Brechtje in 02070. Het luisterverhaal is gemaakt door Rinke Vreeke en is geïnspireerd op de toekomstvisie. We zijn benieuwd wat jullie ervan vinden. Wij zijn in ieder geval heel enthousiast over het format. Het is heel zintuigelijk. We hopen onze scenario’s vaker op deze manier vorm te geven.Â
Vervolgens delen we een soort tijdlijn met drie sleutelontwikkelingen die de opmaat vormen voor Brechtjes wereld in 02070. Wat gebeurde er tussen nu en 02070 dat een samenleving van brede welvaart en diep vertrouwen mogelijk maakte? We maken hiervoor tussenstops in 02032, 02042 en 02052.Â
Deze tijdreis hebben we onlangs gemaakt voor een scenarioworkshop van het Onderwijs voor Professionals programma van de Universiteit Utrecht. Ook zij waren benieuwd naar hoe een levenslang leerlandschap er in de toekomst uit zou kunnen zien en wat dat voor hen zou kunnen betekenen.Â
En, zoals altijd: toekomstscenario’s zijn niet de toekomst. Het zijn spiegels die bedoeld zijn om je te verhouden tot allerlei langlopende maatschappelijke verschuivingen. Ze zorgen ervoor dat je zelf gaat nadenken over je eigen verwachtingen, idealen en doelstellingen. Â
Brechtje in 02070 🎧
Afgelopen november vroeg Rinke Vreeke of ze ons kon interviewen in het kader van haar onderzoek ‘naar audio en worldbuilding als tools om stedelijke toekomstscenario's te schetsen’. Dat vonden we natuurlijk heel interessant.Â
Het één leidde tot het ander, en uiteindelijk kwam daar onderstaand luisterverhaal uit –geïnspireerd op het verhaal van Brechtje, dat vooral een stedelijk toekomstscenario was.Â
Zowel voor Rinke als voor ons was het een experiment. Een onderzoek naar hoe podcasts zouden kunnen werken als een speculatief medium. Het is dus een eerste pannenkoek, maar hij smaakt wat ons betreft zeker naar meer. Hopelijk gaan we met Rinke vaker dit soort verhalende podcasts maken.
En, niet onbelangrijk, de credits: Stem: Alicia Boedhoe; generative voice AI: ElevenLabs; regie en script: Rinke Vreeke; productie: Rinke Vreeke; scriptcoach: Tjeerd Posthuma; muziek en sound design: Nozem Audio; mixage: Nozem Audio.
Tijdhaltes 02032, 02042 en 02052
Je ontkomt er niet aan in de toekomst waarin Brechtje Bouali leeft: de vele werkplaatsen in het straatbeeld en het zachte maar altijd aanwezige rumoer van de coöperatieve maakindustrie op de achtergrond.Â
Hier en daar zie je mensen of bots sjouwen met allerhande grondstoffen of afgewerkte producten. Zwierend en flanerend door de straten hoor je overal kleine gesprekjes – tussen meesters en gezellen, tussen makers en gebruikers.Â
Door opengeslagen deuren zie je maatwerk wachten op levering. En als je gezegend bent met een uitzonderlijke neus vang je hier en daar wat vleugjes op van de vele natuurlijke materialen die in de stad worden bewerkt. Mits je natuurlijk niet wordt afgeleid door het boeket aan kruidige aroma’s van het kakelverse straatvoedsel uit de vele eethuisjes, warungs, toko’s, foodtrucks en yatai’s. De coöperatieve stad is een diep zintuigelijke ervaring.Â
Het straatbeeld in de wereld van Brechtje, diep in de tweede helft van de 21ste eeuw, is bijna het tegendeel van wat men voorzag toen men zich honderd jaar eerder een voorstelling probeerde te maken van de digitale toekomst. Weinigen konden vermoeden dat bits, bytes en bots de weg zouden banen voor een inclusieve, ambachtelijke, coöperatieve en zintuigelijke samenleving.Â
Wat men voorzag, aan het einde van de 20ste eeuw, was een cybernetische Apocalyps, een hyperkapitalistisch transhumanisme – eenzaam, ontlichaamd en vol verliezers. Maar niets van dat kwam uit. Alles kwam goed, uiteindelijk.
Maar hoe dan precies?Â
In drie tijdsprongen kijken we naar drie sleutelmomenten in de recente toekomst. Er vonden ontwikkelingen plaats die ervoor zorgden dat de oude moderne instituties van weleer plaats konden maken voor nieuwe instituties. Instituties die recht doen aan de logica van een digitale samenleving en de breed gedeelde wens tot eerlijkheid en gelijkheid.Â
Eerst beschouwen we kort de ontwikkelingen naar 02032, dan naar 02042 en dan naar 02052.Â
De weg naar 02032
In 02070 is een gezonde digitale openbaarheid de gewoonste zaak van de wereld geworden. Het is de basis waarop de samenleving draait. Maar deze openbaarheid kwam niet zomaar uit de lucht vallen.Â
In de jaren ’10 van de 21ste eeuw verviel de droom van het World Wide Web, van een transparante informatiesnelweg die alle menselijke kennis voor iedereen beschikbaar zou maken, langzaam in de nachtmerrie van het Wilde Wilde Web.Â
Het internet was een ongetemde commerciële ruimte geworden, bestierd door een handvol machtige bedrijven die gebruikers niet aanspraken als burgers maar als consumenten. In plaats van de mensheid samen te brengen, fragmenteerde het internet gemeenschappen in commerciële walled gardens en subculturele filterbubbels – plekken waar angst, nepnieuws, haatpraat, complotdenken en group think welig konden tieren.
In de tweede helft van de jaren twintig werd een kentering zichtbaar. Vooral in de EU, een voorganger van de Europese Coöperatieve Federatie, kwam het besef dat het internet geen markt is, maar een openbaarheid.Â
Een openbaarheid is een begrip uit de sociologie. In tegenstelling tot een markt, dat nut reguleert, reguleert een openbaarheid ons gevoel van behoren. Of, zoals men dat toentertijd in de EU definieerde:Â
Een gezonde openbaarheid is een veilige, toegankelijke en transparante publieke ruimte waar mensen op zo’n manier samenkomen dat (1) alle voor het algemeen belang relevante informatie openbaar wordt gemaakt en op een rationele manier wordt geduid; (2) waarden, normen en belangen worden gedeeld en uitgelijnd; (3) onderling vertrouwen ontstaat; (4) legitimiteit wordt gegeven aan publieke besluit en uitvoering; (5) een gedeeld gevoel van behoren en lotsbestemming ontstaat; (6) gemeenschap wordt ge(re)produceert.Â
Het internet functioneerde niet als een gezonde openbaarheid, omdat de EU het niet als zodanig reguleerde, maar als een markt. Men bekeek en benaderde het internet vanuit een verkeerde lens.Â
De EU realiseerde zich ook dat er maar weinig ervaring was met het reguleren van openbaarheden. Er werd dus gezocht naar nieuwe ontwerpprincipes – regels en uitgangspunten die ervoor moesten zorgen dat het internet haar gebruikers samenbracht in plaats van verdeelde en ze aansprak als burgers in plaats van consumenten.Â
Alsof dit niet moeilijk genoeg was, was abstracte wet- en regelgeving nog niet voldoende. De kracht van digitalisering was hiervoor te groot. Er moest een harde publieke digitale infrastructuur komen. Maar hoe? Â
Gelukkig voor de Europese beleidsmakers en politici hoefde dit beoogde systeem niet from scratch bedacht te worden. Het ontstond, als het ware, vanzelf. Als een logisch gevolg van opeenvolgende wet- en regelgeving.Â
Zo zorgde in 02025 de Interoperable Europe Act voor een mate van standaardisatie tussen alle overheidsorganisaties in de EU. En in 02026 introduceerde de EU standaarden waaraan datakluizen in de EU moesten voldoen, waardoor mensen zichzelf konden identificeren en persoonlijke gegevens konden delen binnen de logica’s van contextuele privacy en data-ownership.Â
Vervolgens, in 02029, maakte de EU het gebruik van datakluizen verplicht voor alles en iedereen die gebruikmaakt van het internet. Of het nu een mens, een rechtspersoon, een overheid, een AI of een apparaat zoals een koelkast betreft – alles moest vanaf toen gebonden zijn aan een unieke datakluis.Â
Dit stroomlijnde en beveiligde niet alleen de interactie tussen overheden en burgers, maar ook de interactie tussen burgers en de producten en diensten waar ze gebruik van maakten. En de interactie tussen bedrijven onderling.Â
Er was nog maar één klein stapje nodig om een robuuste publieke digitale infrastructuur te bouwen.Â
In 02030 werd de Universal Data Commons Act aangenomen. De wet voorziet in een cryptologische keten die alle datakluizen in de EU met elkaar zal verbinden, waardoor niet alleen een universele data ledger ontstaat, maar ook een publieke digitale basisinfrastructuur. Na de publieke introductie in 02032 werd het nieuwe systeem in de volksmond al snel ‘de datameent’ genoemd.Â
Wetenschappers en journalisten kunnen nu hun bronnen en artikelen publiceren, verifiëren, authentiseren en linken in hun eigen datakluis. Nieuwe platformen zorgen vervolgens voor allerlei handige functies en een overzichtelijke interface. Hierdoor worden open-science en open-journalism al snel de nieuwe norm. Alle menselijke kennis is openbaar en op een heldere en overzichtelijke manier aan elkaar verbonden.Â
Dat geldt ook voor open-government. In de digitale samenleving betekent openheid namelijk vertrouwen. Dit stond uiteraard in scherp contrast met de politieke praktijk, waardoor steeds meer gemeenschappen begonnen te experimenteren met relatief apolitieke burgerraden en andersoortige coöperatieve en openbare besluitvorming.Â
Binnen de datameent kan data ook openbaar worden gemaakt als non fungible tokens (NFT’s) en clone-NFT’s, waardoor data ownership kan worden afgedwongen. Als je je data wilde terugtrekken uit een platform, hoefde je het maar te zeggen en de UDC wiste al jouw data uit de systemen van dat platform.Â
En, omdat alle informatie nu ook kon worden teruggeleid naar een datakluis, kon alles en iedereen verantwoordelijk worden gehouden voor het gedrag in de digitale publieke ruimte. Met de UDC werd online bullying en ander wangedrag iets uit het verleden. Je had je maar te gedragen in de openbare ruimte. Burgers hadden immers niet alleen rechten, maar ook plichten. Â
De datameent creëerde kortom een basis waarop nieuwe instituties konden worden ontwikkeld die verenigbaar waren met de Digitale Samenleving. Dit leidde, geleidelijk, tot hernieuwd sociaal en maatschappelijke vertrouwen.Â
Zo geschiedde het dat in de jaren twintig en dertig van de 21ste eeuw stapsgewijs het fundament werd gelegd voor een gezonde digitale openbaarheid en daarmee ook voor de Digitale Samenleving. In de decennia daarop konden er daardoor allerlei nieuwe sociale en maatschappelijke instituties ontstaan. Instituties die recht deden aan de informatielogica’s van een nieuw tijdperk. Â
De weg naar 02042
Op het veilige fundament dat de datameent creëerde ontstonden in de jaren dertig van de 21ste eeuw allerlei nieuwe kunstmatig intelligente werk- en leerplatformen. Deze AI-platformen boden persoonlijk maatwerk en ondersteunden individuen in de ontplooiing van hun talenten en fascinaties. Ze functioneerden als levenslange leermaatjes, coaches en onderzoeksassistenten.Â
De platformen hielpen je niet alleen met het ontwikkelen van jouw talenten, fascinaties en vaardigheden, maar koppelden deze ook aan de vraag vanuit de samenleving. Je kon toegevoegde waarde leveren door jezelf te zijn. Samenvallen met jezelf en samenvallen met de gemeenschap was niet langer wederzijds exclusief.Â
De kunstmatig intelligente werk- en leerplatformen leerden de gebruikers kennen door middel van hun datastream. Je werd gezien, in al je patronen. Maar vooral door jezelf – want de platformen functioneerden slechts als spiegels. Door deze (zelf)kennis konden de platformen je koppelen aan de juiste leraren, medeleerlingen, coaches en opdrachtgevers. Ze openden de deur naar een unieke individuele levensloop.Â
Het bleek niet een recept voor isolatie en eenzaamheid, waar sommigen voor vreesden. In korte tijd werden allerlei platformen ontwikkeld die mensen met vergelijkbare of aanvullende talenten, fascinaties en vaardigheden in staat stelden om zich coöperatief te verenigen.Â
In de tweede helft van de jaren dertig ontstonden in Europa nieuwe onafhankelijke meenten, gilden en faculteiten. Coöperatieve genootschappen die als doel hadden hun leden te ondersteunen in hun lerende en werkende leven.Â
Ze ondersteunden het nastreven van vakmanschap door kennisuitwisseling, coöperatieve investeringen en inspirerend samenzijn. Deze clubs werden al snel gezien als een alternatief voor bestaande opleidingsinstituties, zoals universiteiten en hogescholen. Binnen de gilden, faculteiten en genootschappen ontstond een opbouwende peergroepcultuur waarbij het nastreven van hoogwaardig vakmanschap centraal stond. Â
Door de opkomst van persoonlijke leerwegen verschoof het werkethos van het procesgerichte professionalisme naar het meer productgerichte meesterschap.Â
Het was een culturele verschuiving die mede mogelijk werd gemaakt doordat de nieuwe kunstmatig intelligente platformen op basis van het netwerk aan datakluizen en digitale assistenten steeds meer ondersteunende en administratieve processen met elkaar konden afstemmen, met een groter behoud van objectiviteit en universaliteit. Ook hier had de datameent dus een borgende werking.Â
In de jaren dertig begon het dominante organisatiemodel in de samenleving dus te verschuiven. De hiërarchische bureaucratie maakte plaats voor kunstmatig intelligente platformen voor coöperatief werken. Die verschuiving werd zichtbaar toen sommige gilden en onafhankelijke faculteiten in 02036 begonnen in te staan voor de competenties van hun leden, aantoonbaar geborgd door geregistreerde proefwerken binnen de datameent.Â
Daarna duurde niet lang voordat deze onafhankelijke meenten, gilden en faculteiten meesterschapstitels gingen toekennen en gezellenstatus begonnen te accepteren.Â
De verandering in werkethos was een maatschappij-breed fenomeen. Levenslange leerpaden waren nu ook weggelegd voor de manuele, emotionele en artistieke disciplines.Â
Niet langer waren er alleen de titels master of science en master of arts. Ook master of craft en master of hearts werden nu erkend. Concrete vaardigheden werden niet meer aangetoond op basis van abstracte proefschriften, maar door concrete proefwerken. Deze ontwikkeling vervaagde het oude en lang verfoeide onderscheid tussen hoog- en laagopgeleiden en bracht een belangrijke heling van sociaal en maatschappelijk vertrouwen met zich mee. Â
Deze ontwikkeling culmineerde in de jaren ’40 in een vlaag aan wet- en regelgeving in de Europese lidstaten die deze positieve ontwikkelingen wilden borgen. De wildgroei aan wetten werd in 02042 gestroomlijnd door de Cooperative Mastery Act (CMA) van de EU.Â
De weg naar 02052
De ontwikkeling van algemeen toepasbare kunstmatig intelligente systemen was een inlossing van een eeuwenoude belofte – de Universele Machine. De droom van Leibniz, Lovelace, Neuman en Turing over de ontwikkeling van een machine die iedere andere machine kon zijn en massamaatwerk kon leveren, werd in de tweede helft van de 21ste eeuw steeds meer werkelijkheid.Â
Dit had grote gevolgen voor de mondiale waardeketens. Robots werden goedkoper, flexibeler en preciezer dan de slimste en goedkoopste arbeiders in lagelonenlanden, waardoor de productie verschoof richting de consument. Deze ontwikkeling kreeg een extra boost door de noodzaak tot duurzame circulariteit.Â
Als robots ons werk zouden gaan overnemen, stonden we voor de volgende keuze: zijn we dan werkloos of zijn we dan vrijgesteld? Men koos – niet zonder behoorlijke maatschappelijke turbulentie – voor het laatste.Â
Halverwege de jaren ’30 introduceerde een groot aantal Noord-Europese landen, waaronder Nederland, al een vorm van negatieve inkomstenbelasting.Â
Deze negatieve inkomstenbelasting zorgde voor een gegarandeerd inkomen dat genoeg was voor onderdak, zorg, kleding, voedsel en kinderopvang. Het verving de complexe toeslagen- en studiefinancieringsstelsels die in veel landen van kracht waren.Â
Het werd praktisch mogelijk gemaakt door de datameent. Door toegang te verlenen tot je datakluis kon het systeem per jaar, per maand en zelfs per dag bepalen wat een huishouden nodig had om een bepaald levensniveau te kunnen handhaven. De automatische afhandeling voorkwam ingewikkelde procedures en in combinatie met de contextuele privacy werd onderscheid op basis van adres, naam of uiterlijk voorkomen.Â
Na een aantal jaar zag men in dat zo’n negatieve inkomstenbelasting, in combinatie met de nieuwe coöperatieve instituties, een stimulans was voor creativiteit en innovatie.Â
Door het gegarandeerde vangnet was men minder bang om risico te lopen. Veel mensen – jong en oud – durfden zich nu met hart en ziel in allerlei innovatieve doch risicovolle startups of maatschappelijke initiatieven te storten. Men voelde opeens tijd en ruimte voor leren en ondernemen.
Dit veranderde het idee van economische veiligheid. Gegarandeerde bestaanszekerheid werd nu niet langer gezien als bijstand, maar als een investering in innovatie en maatschappelijke dynamiek. Het bleek dat als robots ons werk overnamen, mensen op zoek gingen naar iets anders om te doen – iets zinnigs en betekenisvols.Â
In de jaren veertig leverden de nieuwe autonome robotfabrieken zoveel overvloed dat men zich zorgen maakte om de verdeling ervan. De rijkdom van de eigenaren van deze kapitaalgoederen steeg naar zulke exorbitante hoogten dat er iets gedaan moest worden, aldus de wijdverspreide Europese burgerraden – die onderdeel waren van een nieuwe apolitieke besluitvormingscultuur. (Men had genoeg van de electorale chaos.)
De coöperatieve cultuurverandering die in de jaren dertig, veertig en vijftig werd bestendigd – die historici nu, in 02070, de Coöperatieve Revolutie noemen – maakte de tijd rijp voor een fundamentele herdenking van welvaart. Men ging op zoek naar nieuwe stelsels die brede welvaart en economische rechtvaardigheid konden realiseren.Â
In 02050 werd de European Economic Commons Act aangenomen. Deze Europese wet voorzag in de gedeeltelijke afschaffing van het individuele erfrecht en in de invoering van het collectieve erfrecht.Â
Door de European Economic Commons Act konden vastgoed en kapitaalgoederen niet meer intergenerationeel doorgegeven worden. Alleen betekenisvolle snuisterijen tot een maximaal bedrag van €100.000,- konden worden geërfd. De rest van het vermogen werd omgezet naar een van de relevante meenten.Â
Als je bijvoorbeeld drie huizen in Amsterdam-Noord in je bezit had, werden deze na je dood opgenomen in de Noord-Amsterdamse Woningmeent, die deze vervolgens verhuurde naar draagkracht of doorverkocht.Â
Of, als je bijvoorbeeld voor 50 procent eigenaar was van een gerobotiseerde kledingfabriek in Grootebroek, dan werden je aandelen na je overlijden opgenomen in de West-Friese Economische Meent. Dit soort regionale economische meenten zorgden in heel Europa voor de financiering van publieke werken, waardoor de belastingdruk voor zowel individuen als ondernemingen een stuk lager kwam te liggen.Â
Al deze maatregelen zorgden voor een brede welvaart en een innovatieve en dynamische samenleving. Individuele ontplooiing was verenigd met een gevoel van behoren en gedeelde lotsverbondenheid en het leveren van toegevoegde waarde voor de gemeenschap.Â
Brechtje Bouali, geboren in 02023, groeide dus mee in een wereld die in 02070 zowel in het verlengde lag van de wereld van vandaag als een grote breuk daarmee vormde. Zo gaan die dingen soms. Tijdens veranderingen van tijdperk – periodes van diepe institutionele verandering – kan je opeens wakker worden in een wereld die je als kind niet zou hebben herkend.Â
Voor zover het scenario van vandaag. Moge het aan het denken zetten of aan het dromen. De toekomst is slechts een spiegel.Â
Liefs,Â
Christiaan